bibliotheek ervaart hij een totaliteit van kennis als een tastbare aanwezigheid. Maar meestal zit hij te suffen in het hotel, zodat z'n vlucht slechts een geografische verplaatsing van de wanorde lijkt.
Dat verandert als hij Pauline ontmoet, de joodse receptioniste die hem confronteert met zijn eigen joodse identiteit. Deze joodse thematiek komt laat aan bod, maar beheerst van dan af alles; de vroegere onvrede van het personage wordt erdoor verklaard, en De Wit poogt hartstochtelijk aanknopingspunten te vinden. De vroegere uiteenzettingen blijken een rookgordijn waarachter hij zijn angst verbergt om naar de kern te gaan. Nu wordt de nieuwe problematiek zo overweldigend, dat alle nieuwe elementen aan dat jood-zijn refereren. Pauline wordt daarbij de stimulans; als enig tekort van het boek moeten we vermelden, dat de gesprekken tussen Paul en Pauline te nadrukkelijk expliciteren wat episch veel overtuigender wordt gerealiseerd.
De joodse identiteit is enerzijds een ontbindend element: De Wit ziet het jodendom als dualisme (hij contrasteert graag met Japanse opvattingen), en zijn vrouw Mieke heeft hem uitgespeeld als provocatie, toen ze wilde breken met haar streng-christelijke ouders. Maar toch is die identiteit de enige factor die zijn bestaan een zinvolle coherentie kan geven. Zijn streven naar eenheid vloeit voort uit het feit dat hij op geen geen enkele gemeenschap kan terugvallen: hij is geboren in de oorlog, en in de toenmalige verwarring is hij elk spoor van ouders en familie kwijtgeraakt; het eerste wat hij zich herinnert, is het weeshuis. Later heeft hij vruchteloos gepoogd zijn (waarschijnlijk vermoorde) ouders op te sporen; hij heeft hun geloof afgezworen, maar hij weet dat hij met vele intuïtieve vezels aan die afkomst vasthangt (wanneer hij, als volwassene, voor het eerst varkensvlees eet, moet hij braken), en hij ervaart het als de enige manier om zichzelf in een harmonische continuïteit te plaatsen. Tijdens een vroegere speurtocht heeft hij een vroedvrouw ontdekt, die hem vertelde dat ze de bevalling heeft meegemaakt, en dat er toen een tweeling geboren is. En terwijl hij in de geschiedenis de simplificerende constructies ontmaskert, doet hij voor zijn geschiedens het tegendeel: op basis van een vage, onbetrouwbare uitspraak bouwt hij een volledige constructie op, omdat heel z'n persoonlijkheid verlangt naar de realiteit ervan. Zijn hypothetische broer vult zijn dromen en bepaalt zijn speurtochten, en hij identificeert zich met dit fantoom dat hij Philip noemt. Deze dubbelganger wordt een obsessie, als hij op een foto die hij op de place de la Bastille van Pauline heeft genomen, een man ontdekt die naar hem kijkt en sprekend op hem lijkt. Hij verwaarloost alle andere aanwezige motieven (zijn studie, de relatie met Pauline): alle interesse