Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 126(1981)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 586] [p. 586] Wilfried Adams / Randschrift 30 1. Er staat een man voor de deur, zijn mond is zwart, zijn keel is toegekorst met harde brokken honger. Hij klopt niet aan, hij gaat niet binnen. De aarde wentelt om en om en om, en dat weet hij. En dat de tijd van alle blinde of bebloede muren de spleten heel zorgvuldig dichtstrijkt zodat geen mier, geen kever kan ontkomen. Dàt weet hij. Er staat een man voor de deur, zijn mond is zwart, zijn keel is toegekorst met trage honger. Hij beweegt zich niet, hij gaat nergens binnen. [pagina 587] [p. 587] 2. Hij strompelt als door struikgewas, door kreupelhout, door de geringste van zijn gebaren, hij hinkt en sakkert achter zijn schaduw aan. Herfst rolt een zwerfsteen in hem heen en weer, zijn stem hangt in de wilgen opgespijkerd, hangt verbijsterd te spartelen in het sprokkelhout. Hij staat te hijgen aan het eind van andermans latijn. Een onderdaan is hij: ruil hem in! rol hem op! Wat kunnen jou zijn vlokkige gestalten schelen, zijn drenzende getallen in het grijze knarsen van de tijd. [pagina 588] [p. 588] 3. Een man vol engten, doorroffeld door de angst. Hij struikelt over zijn woorden, door welk witter noorden, hij staat verloren in de tijd. Hij is zijn eigen hersenschim, zinswendingen blauw van kou en eenzame, verrafelde getallen verdringen zich, klonteren zijn gehemelte toe. Hij kent de winter, het hoge stollen zonder vrucht. Zeg hem op, zeg hem af! Zijn ziel vol halfgestopte gaten hangt te druilen aan een plastic wasdraad onder een logge huif roestig vroegavendlicht. [pagina 589] [p. 589] 4. Er eet een man aan lange vreemde tafels, er slaapt en schroeit een man tussen vreemde lakens. Een man neemt de trein of een taxi of rént. Hij slaat met zijn krant naar een mug of naar niets. En grijnst, zijn stem is grint en splintert, Hij loopt zichzelf voor de voet, zijn gebaren flodderen rond hem als losgeraakte zwachtels. De geboorteschrei wordt wat hij altijd is geweest, wordt tot op de witste zenuw schoongeschraapt: een stem, een ster die nergens weet te sterven. Vorige Volgende