Dat doet zij ook in Jobs kinderen. Een oma in Zuid-Afrika maakt haar laatste levensdagen goed met foto's te bekijken van de kinderen uit een eerste huwelijk, die God weet waar en hoe in Polen of Oost-Duitsland bezweken zijn, en van haar man, die op weg naar een kamp bij een stationsbombardement gedood werd. Als de kinderen uit een tweede echt, die in Amerika wonen, in moeders nalatenschap die portretten vinden, zullen zij zich afvragen wie die kinderen en man wel mogen zijn.
Het komt erop neer dat Jacobi een wereld suggereert, met doodgewone woorden. Dat gebeurt eveneens in Een echte Kavalsky, het kroonverhaal uit de bundel. Niets meer dan keuvelen over een bevalling, de sfeer in een kraaminrichting, het optreden van dokters en verplegend personeel, het geschenk van een vroegere minnaar, voorbijgaande moeilijkheden bij de borstvoeding, de vreugde die zij om het nieuwe gezonde mensenkind zou kunnen genieten en de zwaarmoedigheid die haar desondanks in haar macht krijgt. Omdat zij dacht aan de kinderen van haar volk, die na de moord op hun grootouders geboren zijn en voor elkaar onbekenden blijven.
Er verschijnt te veel, dat breder uitgewerkt, oorspronkelijker en dieper op Jacobi's verhaalstof ingaat, om haar proza een lange leeftijd toe te kennen. Het is ook zo dat veel hedendaagse lezers meer op het sensationele en andere op een spiritueler levensbeschouwing uit zijn. Maar het kan, zoals het nu voorkomt bij een eerste kennismaking met verhaal en poëzie van Rosalie en Virginie Loveling, dat een literaire fijnproever, een echte, die veel gelezen en vergeleken heeft, denkt: groot blijkt het niet, maar wel echt, en dat is een niet-geringe verdienste. Waar zij ontbreekt is er geen leven en wat niet leeft, mag nog zo opgehemeld worden, houdt geen stand.
Meer literair bedoeld, met de voor- en nadelen die daarbij behoren, zijn Pestvogels en de drie andere verhalen van Willem van Toorn, uit dezelfde uitgave. Het titelverhaal leidt, zoals Jacobi's proza, naar de jongste wereldoorlog terug en beschrijft een korte episode uit de laatste hongerwinter, zoals ze door een veertienjarige scholier beleefd werd. De inhoud is vrij mager, maar de vlotte manier van zeggen maakt het boeiend. In Vaders vertelt een jongen uit de vijfde klas over zijn verliefdheid op Els, ‘het mooiste meisje van de school en een beetje gek’. Er komt een einde aan zijn passie als zijn moeder erachter komt dat zij als gehuwden leven en, na het laatste schooljaar, zal Els met iemand trouwen ‘die vast een stuk over de twintig was’.
Om wille van de keurige en vloeiende taal zou Pestvogels in een literair