| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Appel
5 de jrg., nr. 4, dec. 1980
Tien dichters krijgen in dit nummer een kans. Mij lijken verzen van L.M. van den Brande, M. Vanstreels en G. van Hoof de beste. Jef Boven manifesteert zich meer en meer als een heel bekwaam essayist en criticus; hier met een reactie op het Deus ex Machina-manifest en enkele boekbesprekingen. G. Wulms schrijft over de mythe in het toneelwerk van Jean Anouilh en Jef Boden had een gesprek met Gie Laenen over zijn jeugdboeken.
| |
Bzzlletin
9de jrg., nr. 80, nov. 1980
Helemaal (of toch bijna) over Louis Ferron. Johan Diepstraten had een gesprek met Ferron: hoofdzakelijk een reconstructie van de levensloop en opvattingen van de auteur. A. van den Berk stelde een bibliografie van de boekpublikaties samen. ‘I Mongoli’ is een hoofdstuk uit een niet-gepubliceerde autobiografische jeugdroman ‘Buiten Schot’. Martin Ros tekent een persoonlijk, sympathiek én kritisch portret van Ferron, mede aan de hand van een hoofdzakelijk ideologisch georiënteerd gesprek. L. de Winter schrijft over ‘De mythe bij Louis Ferron’, D. Cartens over de ‘Duitse’ romans, A. Mertens over ‘De Gallische ziekte’, Wim Vogel over ‘De ballade van de beul’, K. Soudijn en A. Slagman over de poëzie. Ferron zelf draagt nog een programmatisch opstel bij over avant-garde, traditie, formalisme: ‘Over bronnen, wortels, bloed en horzels’.
| |
Hollands maandblad
22ste jrg., nr. 396, nov. 1980
In het oktobernummer schreef J.J.M. Mooij een mooi stuk over ‘Gelijkheid en cultuur’. Daarop wordt nu gereageerd door G.M. van Asperen, H. Drion, J.F. Glastra van Loon, E.H. Kossmann en J. Tinbergen. Nogal behoorlijke gedichten zijn van G. Waarder, W. Brands en A. Visser. ‘Sprookjesverteller’ is een erg beschouwend verhaal van Michele Ondei. De beste literatuur in dit nummer is het verhaal ‘Marrie’ van Nelly Heykamp. J.P. Guépin is aan het zesde vervolg toe van ‘Retorica en liberale samenleving’.
| |
Koebel
7de jrg., nr. 26
In dit nummer vallen goede gedichten op van Lucienne Stassaert, Roland Jooris, Daniel Billiet en R.R. van Londersele. Meer ongelijk van kwaliteit is de cyclus ‘Vier vrouwen’ van Nic van Bruggen. Niet overtuigend zijn verzen van Jacob Ellenbroek, proza van José de Poortere en een maniëristisch aardigheid- | |
| |
je van Eriek Verpale. In een uitgebreide kroniek ‘Cursief en recht’ zijn stukjes te vinden over werk van onder meer J. Bernlef, Maris Bayar, J. de Poortere, J. Vangansbeke...
| |
Kruispunt
nr. 75, sept. 1980
Vanaf dit nummer vervalt de anderhalf jaar oude ‘proef-fusie’ tussen Kruispunt en Diepdruk. Anderzijds komen Bert Willems (ex-Schuim) en Jan Schepens de redactie aanvullen. Ook de lay-out is veranderd én verbeterd. De kwaliteit van proza en poëzie helaas niet. Eén rechtvaardige werd dan toch gevonden: Henk Huisman, met twee gedichten. Guy van Hoof stelt de bizarre literaire knipselcollectie van Gustaaf Jacobs voor. Jan Schepens schrijft een uitgebreid portret van de Antwerpse auteur Frans de Wilde.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift
33ste jrg., nr. 5, sept.-okt. 1980
Er zijn nieuwe gedichten, vrij behoorlijk maar niet héél goed, van Patrick Conrad, Marcel Coole, Karel Jonckheere, Wim Meewis, Erik van Ruysbeek, Eddy van Vliet en Willy Vaerewijck. ‘11 juli 1980’ is de tekst van een gelegenheidstoespraak van Marc Galle, over socialisme en Vlaamse beweging. Jef Geeraerts publiceert zijn ‘Laatste brief omtrent liefde en dood’. Het is meteen zijn zwakste. Ook nieuw proza van Hugo Raes, ‘Rolschaatsen’, is niet bijzonder sterk. Dan maar liever een fragment uit een nieuwe roman van P. de Wispelaere, ‘Oh, Susanna’: bij momenten heel mooi. Ook een oudere, onafgewerkte tekst (verhaal/script) van Ivo Michiels, is zeer de moeite waard. En zeker te lezen, een essay van H. Sabbe, over ‘Muziek en Mondigheid’. H.F. Jespers schrijft piëteitsvolle woorden rond de uitgave van de Verzamelde gedichten van Jan de Roek, en Georges Adé klaagt stilistische nonsens van Vlaamse prozaïsten aan.
| |
Poëziekrant
4de jrg., nr. 5, sept.-okt. 1980
‘Goede kritiek deed nooit onder voor de politiek’ staat als kop boven een gesprek met Stefaan van den Bremt, naar aanleiding van zijn ‘Andere gedichten’. José de Poortere opent zijn Poëziekroniek met enkele algemene beschouwingen over poëziekritiek, deels als antwoord op het recente anti-kritiekpamflet van J. Hamelink. Erwin D.A. Penning stelt enkele bloemlezingen voor en Remco Ekkers bespreekt twee bundels van Jacob Groot, en vestigt daarna de aandacht op de gedichten voor kinderen van Leendert Witvliet. J. Uyttendaele stelde een werkboek voor poëzieonderwijs samen met als titel ‘Poëzie is amusement’, en A. van Assche vraagt zich af of dat wel klopt. R.H. Vandendaele stelt de bundel ‘Op de trappen van Algiers’ van Eriek Verpale voor. Ten slotte nog een pagina ingezonden gedichten.
| |
Tijdschrift voor haiku, senryu en tanka
dec. 1980
Dit is het nulnummer van een nog naamloos blad van De Haiku Kring Nederland en Het Haikoe Centrum Vlaanderen. Als zodanig is het gedeeltelijk de voortzetting van het Mededelingen- | |
| |
blad van dat Vlaamse centrum. De redactie bestaat uit S. Buschman, G. van Gulick en W. Reumer voor Nederland, en B. Mesotten, K. Hellemans en B. Willems voor Vlaanderen. De bedoeling is vier keer per jaar te verschijnen, voor 300 Bfr. Adres: Drogenberg 100, 1900 Overijse. In dit proefnummer staan artikelen over ‘Natuurhaiku en Haikunatuur’ (Cor Langedijk), ‘Japanse haikoe in Duitse vertaling’ (B. Willems), ‘Bashô's zoektocht naar poëtische echtheid’ (W. van de Walle) en ‘De ernst van een haiku-middag’ (J. Eisses). Verder ingezonden verzen en commentaar daarbij, boekbesprekingen en een lopende bibliografie.
| |
Trap
5de jrg., nr. 3, okt. 1980
In oktober '79 werden te Antwerpen twee nieuwe boeken van respectievelijk I. Michiels en H.F. Jespers voorgesteld. De briljant-speelse gelegenheidstoespraak van de betreurde Bernard Kemp wordt hier opgenomen. ‘Zonen van Gilliams’ noemde hij beide taalvirtuoze auteurs. Andere gelegenheidsteksten zijn van H.F. Jespers (bij de voorstelling van dichtbundels van F. Albers en Maris Bayar) en J. van der Hoeven (bij een tentoonstelling van Renaat Ramon). Luc Pay schreef een kroniek over de bundel ‘Ansichten’ van dezelfde Ramon. M. Bayar publiceert weer een fragment herinneringen ‘Uit een boek van toen’.
| |
De Vlaamse gids
64ste jrg., nrs. 5 en 6, sept.-okt. en nov.-dec. 1980
Het nummer 5 is een Remco Campertnummer, dat traditiegetrouw opent met een gesprek van de auteur met interviewer Willem M. Roggeman. Lionel Deflo overziet de poëzieproduktie en noemt Campert iemand die ‘met het leven geëngageerd’ is. Willy Spillebeen bespreekt de jongste bundel, ‘Theater’. Over het proza schrijft Frans van Campenhout. ‘Een eigendom’ is proza van Mark Insingel. Jan Marchau tekent een portret van de eertijds ongemeen populaire volksschrijver Abraham Hans (1882-1939).
Het laatste nummer van deze jaargang bundelt de referaten van de Dagen van de Vlaamse Gids, over humor in de kunst. Verder een boeiend interview met Eddy van Vliet, laureaat van de poëzieprijs van dit blad, en gedichten van Van Vliet en R.M.J. de Neef.
| |
Yang
16de jrg., nr. 4, sept. 1980
Na Kreatief brengt nu ook Yang een prozanummer, zij het wat losser en ruimer van opzet. Er staan verhalen of fragmenten in van zo uiteenlopende namen als Piet van Aken, Eriek Verpale, Achilles Gautier, Pol Hoste, Tonko Brem, Guido Eekhout, Carlos de Vriese, Joris Denoo, Jos Murez, Paul de Bruyn, Peter Doms, Paul van Aken, Joseph Avers, Erwin D.A. Penning, Herman Brusselmans, Rik Demairs en Gust Gils. Dat is niet min, en soms toch wel. M. van Gysegem stelt de kunstenaar Herman Schepens voor, iemand die werkt met landschap, fotografie en grafiek. Daarna volgen nog gedichten. De beste zijn van Jules Welling, die ook verzen van Michaël Krüger uit het Duits vertaalde. Daniel van Ryssel poogt een reconstructie van ‘Het wonderjaar’ 1911 aan de Gentse Rijksnormaalschool: een jaar met figuren als
| |
| |
R. Herreman, A. Mussche, M. Roelants en enkele mindere goden.
| |
Varia
- In De nieuwe taalgids (73ste jrg., nr. 6, nov. 1980) schrijft P. Kralt over ‘Ruimte bij Couperus en Van Schender’.
- In Septentrion (9de jrg., nr. 3, nov. 1980) stelt G. Adé M. Gilliams voor aan een Franstalig publiek. W. Spillebeen doet hetzelfde met J.H. Leopold. Van beide auteurs worden enkele vertalingen opgenomen. J. de Ceulaer schrijft over ‘Felix Timmermans, Anton Bergmann et la ville de Lierre’.
- De Nicaraguaanse priester-dichter-politicus Ernesto Cardenal wordt voorgesteld door Paul Konrad Kurz in Streven (48ste jrg., dec. 1980). A. Knockaert schrijft over ‘Protestliteratuur in Zwart-Afrika’.
- In Spiegel der Letteren (22ste jrg., nr. 2, 1980) schrijft D. van Berlaer-Hellemans over poëtische reacties van J. Slauerhoff op een roman van Henri de Régnier. L. Liebaut schrijft over ‘Mijn kleine oorlog’ van L.P. Boon.
- De redactie van Tmuzet (3de jrg., nr. 30, dec. 1980) sprak met R.F. Lissens over Gezelle en de jonge dichters van zijn tijd.
- In Kultuurleven (47ste jrg., nr. 10, dec. 1980) schrijft J.J. Wesselo over proza van Gerrit Krol, Alfred Kossmann en Oek de Jong; Dirk Kroon over poëzie van Leo Vroman.
- Dutch Crossing (nr. 12, dec. 1980) brengt bijdragen over de Walewein, P.C. Hooft, vertalingen van Gezelle, Multatuli, Achterberg, G. Reve, M.J.G. de Jong en L.P. Boon. A. Lefevere schrijft programmatisch over literaire vertalingen, en J. Lovelock onderzoekt en situeert ‘Some recent translations of post-experimental Dutch poetry’.
- In Lezerskrant (7de jrg., nr. 4) valt wat te lezen over jeugdschrijfster Rita Törnqvist, over Hugo Raes, Joodse literatuur en ‘De Nederlandse poëzie sinds 1945’, door R.L.K. Fokkema.
- De Gids (143ste jrg., nr. 8, 1980) bevat gedichten van J. Hamelink, G.L. van den Eerenbeemt, H. Beurskens en W. Bijsterbosch.
7/1/1981
Hugo Brems
|
|