Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 124
(1979)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 581]
| |
Philip Vermoortel / De parabel bij Multatuli: een verhelderend verhaalGa naar eindnoot+Er bestaan vele genres, die door vele auteurs beoefend werden en worden. Maar elke schrijver heeft toch steeds een aantal genres die hem beter liggen, waarin hij werkelijk goed is of zelfs uitmunt. De studie van zo'n schrijver en zijn ‘passend genre’ is boeiend, vooral wanneer het om een groot schrijver gaat en om een bijna uniek genre. Wanneer daarbij de verbondenheid tussen schrijver en genre zo diep gaat en bijna organisch gegeven is, als voor de parabel bij Multatuli het geval is, dan kan men slechts verwonderd zijn wanneer men vaststelt dat daarover nog nagenoeg niets gepubliceerd is en dan kan men slechts pogen om met de studie van dit onderwerp een bescheiden aanvang te maken. Wanneer we de woorden ‘parabel’ en ‘Multatuli’ naast elkaar plaatsen, dan vallen onmiddellijk een aantal raakpunten en overeenkomsten op. Het gaat in de eerste plaats om twee leenwoorden, beide ontleend aan de taal van de klassieke oudheid. Het gaat om een oosters genre enerzijds en anderzijds om een schrijver die één derde van zijn leven in het Verre Oosten doorbracht en wiens verdere levensloop en schrijverschap door datzelfde Oosten werden gevoed, gevormd en bepaald. Het gaat om een genre dat de hele boodschap van een dichter kristalliseert, dat om beknoptheid, soberheid en kernachtigheid vraagt en het gaat om een schrijver die zich heel vaak toelegt op het schrijven van ellenlange betogen en polemieken, maar daarnaast de zeldzame gave bezit om de kern van de zaak te verwoorden in een raak aforisme, een kernachtige gedachte of een sobere parabel. Het gaat, ten slotte, om een genre dat niemand ooit met groter talent beheerste en beoefende dan Jezus Christus. Hij vertelde een parabel wanneer hij iemand in de diepste kern van zijn bestaan wou treffen. Daarnaast staat de schrijver die zich naar het getuigenis van zovelen ‘verbeeldde, 'n soort van Jezus te zijn’Ga naar eindnoot1. en die zelf herhaaldelijk zei: ‘Er zyn weinig in de Geschiedenis vermelde personen... er zyn er géén, die ik zo liefheb als Jezus.’Ga naar eindnoot2. Diezelfde schrijver nu vindt ook de parabel het meest geschikt om de dingen bij hun naam te noemen en om de mens te raken: ‘Wanneer ik iets te zeggen heb aan 'n bepaald persoon, dan noem ik hem by z'n naam. Dat deed Nathan ook, in Samuel zoveel.’Ga naar eindnoot3. Wellicht is het ook daarom dat hij elke bundel | |
[pagina 582]
| |
Ideeën opent met het motto ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’, de eerste zin van Jezus' beroemde parabel. Dit alles wijst op de uitzonderlijke verbondenheid van auteur en genre. Maar wanneer we dieper doordringen in het opzet en het oeuvre van Multatuli ontdekken we nog meer en nog fundamenteler relaties. Ze hangen - zoals we zullen zien - nauw samen met het wezen en de kern van de parabel en daarom moeten we eerst grondiger ingaan op de parabel als genre, teneinde die relaties te kunnen ontdekken en begrijpen.
Twee zaken maken een verhaal tot parabel. Dat zijn ten eerste de geheel eigen bedoeling of functie en ten tweede de specifieke vormgeving. De functie van de parabel is niet versluierend (zoals bij de allegorie), maar ont-dekkend. Ze wil de lezer of hoorder inzicht doen verwerven; hij wordt uitgenodigd een oordeel te vellen over zijn toestand. Om objectief te kunnen oordelen mag de aangesprokene er zich echter niet van bewust zijn dat het om zijn situatie gaat, er moet m.a.w. een Verfremdungs-aspect optreden. Daarom is de parabel gebaseerd op een vergelijking, een tertium comparationis. Niet een vergelijking met voor élk verhaalselement een pendant in de werkelijkheid (zoals bij de allegorie), maar een zgn. één-punt-vergelijking. D.w.z. dat alleen de fundamentele situatie, het fundamentele probleem hetzelfde is in verhaal en werkelijkheid, maar dat bijv. de concrete personages niet corresponderen, of dat althans niet hoeven te doen. Vandaar dat een parabel meestal ook een logischer, aanvaardbaarder verhaalsverloop kent dan de allegorie, die immers door een externe realiteit gevormd (en misvormd) wordt. De kracht van de parabel ligt in het feit dat de hoorder a.h.w. in de val loopt. Hij heeft de juistheid van het vertelde erkend en nu pas herkent hij de fundamentele overeenkomst met zijn situatie. Er zijn vanaf nu nog slechts twee mogelijkheden voor hem: ofwel laat hij alles bij het oude en pleegt dus verraad tegenover zijn eigen woorden, ofwel slaat hij de nieuw-aangewezen weg in en neemt daardoor een ingrijpende beslissing. Hiermee wordt meteen ook duidelijk dat de parabel een uitermate riskante onderneming is, want het hangt in laatste instantie van de hoorder af of hij consequent zal zijn dan wel verraad zal plegen; of hij m.a.w. al of niet zal ingaan op het appel van de parabel. Het inzicht dat men via de parabel wil bewerken kan bij uitbreiding ook betrekking hebben op iets anders dan de eigen existentiële situatie van de hoorder. Wanneer iemand persoonlijk geroepen wordt om iets te doen of te veranderen, spreken we het best van appel. Maar het kan evengoed zijn dat de spreker een leerstelling wil illustreren, een moeilijke zaak duidelijk | |
[pagina 583]
| |
maakt, en dan noemen we dat onderricht. Ten slotte kan de spreker ook als enige bedoeling hebben zijn eigen hachje te redden. Of hij nu zijn eigen situatie letterlijk verdedigt, of de opinie van de tegenstander ad absurdum reduceert, in beide gevallen gaat het om zelfverdediging. Zeker is in elk geval dat men in de beste parabels deze drie situaties samen aantreft. We hebben hierboven gesteld dat de parabel een zekere objectiviteit moet bewerken door Verfremdung, met name door een vergelijking, maar het mag anderzijds ook weer niet zo zijn dat een teveel aan stilistische versluiering de aandacht zou afleiden. Daarom moet de vorm sober, kort en rechtlijnig zijn. Nevenintrige, ironie, versierselen allerhande zijn te enenmale ongewenst. Zo komen we tot de min of meer paradoxale vaststelling dat een parabel terzelfder tijd de kern van de zaak centraal moet stellen (door een sobere vormgeving) én de kern van de zaak niet vroegtijdig mag onthullen (Verfremdung door vergelijking). Dat slechts zeldzame en grote auteurs het evenwicht tussen geschikte vorm en passend verhaal zullen vinden, is duidelijK. Multatuli is een van die groten. Wanneer we heel nauwkeurig de parabels uit het Nieuwe Testament bestuderen en analyseren en het Volledig Werk van Multatuli aan die analyse toetsen, dan blijkt hij 34 verhalen te hebben geschreven die de kenmerken van de bijbelse parabel vertonen. Vijf van die 34 blijken zelfs zonder enige noemenswaardige afwijking op welk gebied dan ook aan de eisen van de bijbelse parabel te voldoen. Op zichzelf lijken die 34 verhaaltjes in een Volledig Werk van enkele duizenden bladzijden geen bijzonder groot succes, maar in vergelijking met andere Nederlandse, buitenlandse en zelfs oosterse schrijvers is 34 beslist een record. Willen we nu de relatie tussen de parabel en Multatuli verder analyseren, dan moeten we ook even de andere kant van de zaak belichten, nl. Multatuli's opvattingen over zijn schrijven en over het schrijverschap zelf. Maar de schrijver Multatuli stelt ons onmiddellijk voor een probleem wanneer hij zegt: ‘Ik ben geen schryver. 't Maakt me kwaad als ze 't zeggen.’Ga naar eindnoot4. De oplossing van dit schijndilemma is eenvoudig en algemeen bekend; immers, Multatuli is natuurlijk wél schrijver, maar ‘een schryver die “wat te zeggen heeft”, iemand die zich opgewekt voelde iets tot stand te brengen dat verre ligt buiten 't bereik van de ambachtslui der litteratuur...’Ga naar eindnoot5. Multatuli's afkeer voor de woorden ‘schrijver’ en ‘schrijven’ wordt gevoed vanuit verschillende bronnen. Een eerste is Multatuli's eis tot trouw aan de waarheid: ‘Er is niets poëtischer dan de waarheid’Ga naar eindnoot6. zegt hij, en ‘Schryven is afdruk nemen van de ziel’.Ga naar eindnoot7. Bijgevolg koestert hij een grondeloze afkeer voor alles wat men gewoonlijk onder ‘schrijven’ verstaat: romans, verzinsels en alles wat niet ‘waar’ is. Ten tweede is er zijn eis tegenover de lezer: naar | |
[pagina 584]
| |
de kern van de zaak gaan en zich niet vermeien in de schoonheid van de vorm. Nergens komt deze eis - en vooral de pijn om het voorbijgaan aan die eis - duidelijker naar voren dan in deze woorden: ‘Tot vervelens toe heb ik gezegd, geen schryver te zyn. Om duidelyk te maken, waarom ik deze kwalificatie verre van my werp, behoef ik slechts te wyzen op 't verdriet dat my de opgang van de Havelaar heeft veroorzaakt. Het “mooi-vinden” van dat boek is door de natie gebruikt als huichelachtig voorwendsel, om zich te onttrekken aan de zaak, die daarin behandeld wordt.’Ga naar eindnoot8. Ook dit ‘mooivinden’ voedt uiteraard zijn afkeer voor ‘schrijven’. En ten slotte is er zijn totaalvisie op de taak van de schrijver: hij moet ‘oproepen tot’ en hij ‘heeft een roeping te vervullen, een roeping te heiliger omdat ze niet als sommige andere roepingen, mag worden gemaakt tot 'n beroep’.Ga naar eindnoot9. Wanneer we nu vaststellen dat een schrijver zich tot doel stelt oprecht te schrijven, een oproep doet tot de lezer en daarbij van de lezer verwacht dat hij eerlijk op die oproep ingaat, dan dringt zich hier de parabel naar voren, omdat ze precies dezelfde doelstellingen heeft. In het parabelgenre vinden we het hele opzet van Multatuli terug: ook hier manifesteert zich een diepe relatie tussen genre en auteur. Die relatie beperkt zich overigens niet tot een zelfde fundamentele bedoeling, maar blijkt ook uit een zelfde methode. Multatuli schrijft in Idee 46: ‘Ik geef wenken, geen regels’Ga naar eindnoot10. en de duidelijkste taal spreekt hij in Idee 269: ‘Om de slotsom onzer gedachten over te gieten in een ander, moeten wy niet zozeer 'n redenering voortzetten tot die slotsom toe, als wel trachten zulke indrukken mee te delen, als kans aanbieden dat de hoorder zelf zich voelt opgewekt tot denken en besluiten.’Ga naar eindnoot11. Hij is m.a.w. voorstander van wat ik de ‘vrije methode’ zou willen noemen. Multatuli wil niet zélf de hoorder overtuigen door hem alles voor te zeggen, maar wil hem, op Socratische wijze, zélf de besluiten uit de gegeven premissen laten trekken. Het voordeel van zo'n werkwijze is dat de hoorder a.h.w. dieper, grondiger overtuigd wordt en weer is er geen enkel genre - tenzij men bijvoorbeeld ook de Socratische dialoog een genre noemt - waarvoor deze ‘vrije methode’ zo typisch is, als precies de parabel. Het belang van de parabel voor Multatuli blijkt overigens niet alleen uit de vermelde ‘inherente’ overeenkomsten, maar tevens uit het verhelderend inzicht dat zij biedt in zijn gehele oeuvre en uit de speciale rol die zij in zijn werk vervult. Van het verhelderend karakter van de parabel schetsen we een paar voorbeelden. Een eerste betreft de ‘mislukking’ van Multatuli. We bedoelen hier uiteraard het feit dat Multatuli niet onmiddellijk heeft kunnen bereiken wat hij wou: een nieuwe humane politiek in de kolonie, tolerantie en | |
[pagina 585]
| |
modernere aanpak op velerlei gebieden, dood aan de schijngodsdienst, voor hemzelf een plaats in de Tweede Kamer, eerherstel en nog zoveel andere dingen. We hebben het m.a.w. over de ‘mislukking’ waarover Multatuli het zelf voortdurend heeft. Voor die ‘mislukking’ zijn er heel wat oorzaken aan te wijzen, we denken bijna spontaan aan zijn al te vurige heftigheid, de kritiek op zijn persoonlijke levenswandel enz., maar ook vanuit de parabel kunnen we dit ‘falen’ beter begrijpen. Herinneren we ons ten eerste dat de parabel uiteindelijk een verandering wil teweegbrengen in de hoorder, dan spreekt het vanzelf dat een on-middellijke (d.w.z. niet via het geschreven woord gebeurende) en rechtstreekse confrontatie die verandering gemakkelijker kan teweegbrengen dan een middellijke. Wanneer bijv. Jezus tegenover de Farizeeën staat en hen rechtstreeks toespreekt, geniet hij enkele onmiskenbare voordelen. De Farizeeën moeten stante pede antwoorden en hebben geen tijd tot reflectie, zodat ze geen kans krijgen om de ‘fouten’ in de parabel te ontdekken. En die ‘fouten’ zijn er altijd, zoals alleen al blijkt uit het feit dat de parabel gebaseerd is op een vergelijking waarin het omnis comparatio claudicat-principe (nog) altijd geldt. Bovendien zijn er meestal getuigen, al is het enkel maar de parabelverteller zelf, en die maken dat de hoorder aan een soort eerlijkheidscontrole onderworpen wordt. Bij schriftelijke overlevering valt dit alles weg. Er is zoveel tijd tot reflectie als de lezer wil en hij kan de parabel zoveel keer opnieuw lezen tot hij een ‘fout’ ontdekt. Een voorbeeld hiervan vinden we in de reactie van H. Padberg op de parabel ‘de wysgeer van Samojedië’ uit de eerste bundel Ideeën.Ga naar eindnoot12. Het gaat hier nu wel niet om een heel geslaagde parabel, maar de overdenkingen die Padberg maakt worden toch pas mogelijk na kritische en herhaalde lezing. Dit pleit overigens niet tegen de kwaliteit van Multatuli's parabelen, want kon bijv. David - gesteld dat hij tot enige overdenking de gelegenheid had gehad - niet opmerken dat hij Betsabe niet aan Urias ontroofd had om haar als maaltijd op te dienen voor zijn bezoek, wat in de parabel van Nathan met het lammetje wél gebeurt? En waar vinden we de moord op Urias in de parabel?Ga naar eindnoot13. Konden ook de apostelen er na het beluisteren van de parabel van de Zaaier niet op wijzen dat de rotsgrond er tenslotte niet om gevraagd had rotsgrond te zijn en dus niet aansprakelijk kon gesteld worden voor het gebrek aan vruchtbaarheid? Dat dit nadeel bestond wist Multatuli zeer goed. Het blijkt bijvoorbeeld uit: ‘Wat zoudt ge zeggen van iemand die de schone parabel van Jezus over 't berouwhebbend kind van zich stootte, omdat... - Dat gaat my niet aan. Daar wordt gesproken van een verloren zoon... - Welnu? | |
[pagina 586]
| |
- Ik?... ik ben 'n verloren dochter. Zo-iets ontmoet men veel, en ik houd er niet van. Men moet in 't vatten van de bedoeling des sprekers of schryvers “van goeden wille” zyn. En dit is vooral nodig by vergelykingen, gelykenissen en parabels.’Ga naar eindnoot14. Een tweede nadeel is het gebrek aan getuigen en daardoor aan controle over de lezer. Een paar keer schrijft Multatuli: ‘Maar eilieve, roept hier toch naar ik hoop de lezer uit, dat alles is... absurd...’Ga naar eindnoot15. Hij kan inderdaad slechts schrijven ‘naar ik hoop’, want wie zal de lezer iets verwijten als deze het verhaal stilzwijgend van zich afschuift en er niet op ingaat? Wiens blikken zullen hem wijzen op het verraad dat hij hierdoor pleegt? Dat deze beide nadelen, die natuurlijk ook kùnnen voorkomen bij een gesproken parabel, veel vaker opduiken bij het medium ‘schrijven’, wist Multatuli eveneens. Aan Tine schrijft hij in 1859 dat ‘schrijven onvolkomen is’Ga naar eindnoot16. en in Idee 699: ‘De boekdrukkunst verschafte ons een wyze van gedachtenuiting, die in zekere opzichten beneden, in andere boven het gesproken woord staat. Indien wy bewerken konden dat ieder het lezen verstond - een vrome wens! - zou er misschien veel gewonnen zyn, doch zolang dit het geval niet is, staan wy, wat het verveelvuldigen der gedachten aangaat, in zekeren zin beneden de Grieken en Romeinen, ja zelfs beneden sommige arabische stammen. In zekeren zin! Wat wy aan uitbreiding wonnen, gaat als gewoonlyk verloren aan intensiviteit.’Ga naar eindnoot17. Duidelijker kan het niet. Indien Multatuli ‘niets bereikt heeft’, dan is dat voor een groot deel toe te schrijven aan de nadelen van het medium ‘schrijven’, dat hij, gedwongen door tijdsomstandigheden, wel moést gebruiken. Vanuit het parabelgezichtspunt begrijpen we m.a.w. beter hoe het schriftelijk medium allerlei kritiek en vitterij mogelijk maakt. We begrijpen beter waarom Multatuli zijn publiek ‘veracht met grote innigheid’: zij moesten het antwoord vinden en ‘'t Is waarlyk de schuld niet van den verteller, als de hoorder van z'n versierd verhaal byzaak aanziet als hoofdzaak...’.Ga naar eindnoot18. Over die mislukking ten slotte nog dit. Een parabel mag geslaagd heten als de lezer leest en oordeelt, rilt wanneer hij merkt dat hij zichzelf beoordeeld of veroordeeld heeft, en toch besluit te handelen in overeenstemming met wat hij zoëven oordeelde, ook al verandert heel zijn leven daardoor. En het mag op zijn minst een zeldzame coïncidentie heten dat Multatuli in 1865 zijn ‘mislukking’ als volgt omschrijft: ‘Wat helpt het lezen, als men slechts rilt? Wat helpt het rillen, als men niet handelt?’Ga naar eindnoot19. Vaak is tegen Multatuli het verwijt geformuleerd dat hij geen concrete aanwijzingen, plannen of voorstellen gaf ter verbetering van de maatschappij. Deze afwezigheid van concreet ‘onderricht’ nu krijgt vanuit de parabel weer een heel andere interpretatie. Pastoor Jonckbloet fulmineerde destijds | |
[pagina 587]
| |
met: ‘Hadde Multatuli (...) in stede van de fiolen zijns toorns uit te storten op Duymaer van Twist; (...) de Nederlandsche Natie verrast met den opzet van een fonkelnieuw, door hemzelven uitgedacht regeringssysteem, dat die knevelarijen der bevolking onmogelijk maakte voor de toekomst: daar ware op den Havelaar een merk gedrukt van eindeloos diepzinniger betekenis dan hetgeen er thans op geprent staat.’Ga naar eindnoot20. Van Vloten laat zich evenmin onbetuigd en geeft in zijn beruchte Onkruid onder de tarwe gepassioneerde betogen ten beste die hij dan besluit met: ‘Men verlangde geen ijdele woorden, maar goeden, doeltreffenden raad van hem’Ga naar eindnoot21. of: ‘Waarom (...) niet eens een praktisch woord gericht tot zoovelen, als het omtrent die mishandeling met hem eens waren, en die niets liever zouden zien dan dat daarin, hoe eerder hoe beter, verandering kwam.’Ga naar eindnoot22. Het probleem dat hier door Van Vloten aangeraakt wordt is van groot belang. Gesteld immers, dat Nederland paraat stond om met Multatuli mee te werken, waaraan moest dan gewerkt worden, op welke manier? Niemand wist het, ook Multatuli zelf niet: ‘Wanneer my de taak ware opgedragen de evenredige belooning te regelen, zoodat ieder in de maatschappij zijn aandeel kreeg naarmate van de diensten die hij verrigte, zou ik zeer verlegen staan. Dit alleen weet ik dat thans velen te weinig krijgen, en zommigen te veel. Maar herstel is moeilijker dan 't vinden van gebreken’.Ga naar eindnoot23. Dergelijke voorbeelden treffen we vaker aan in zijn werk, maar vergeten we niet dat naast een soort ‘onmacht’ ook een bewuste stellingname meespeelt en die vinden we nog vaker uitgedrukt, bijv. in: ‘Kunt ge een goed huis bouwen, op de plaats waar ge een ruïne vindt, zonder eerst dien bouwval geheel af te breken, en die plaats schoon te maken? Het meest treffend vinden we die stellingname uitgedrukt in ‘Het uitroeien van één vooroordeel is meer waard dan 't bedenken van tien nieuwe stelsels’.Ga naar eindnoot25. Dat Multatuli geen uitgewerkte oplossing aanbiedt, moet overigens ook verbonden worden met Idee 46: ‘Ik geef wenken, geen regels’Ga naar eindnoot26. en via dit Idee met de reeds genoemde ‘vrije methode’ die op haar beurt refereert naar... de parabel. In welke zin nu biedt de parabel verheldering rond de vaak gehoorde en hierboven ten overvloede geïllustreerde verwijten? Laten we ons ter beantwoording van deze vraag eerst goed realiseren dat het ontbreken van concreet ‘onderricht’, naast de bekende nadelen, ook tal van voordelen biedt. Indien Multatuli een systeembouwer geweest was, dan zou zijn werk om | |
[pagina 588]
| |
te beginnen killer, onpersoonlijker zijn geweest. Zelfs tot op het literaire vlak toe had hij niet kunnen zijn wat hij is, want zijn grote verdienste ligt juist hierin dat hij tegen alle bestaande systemen inging door zijn gebrek aan systeem. Overigens zou een nieuw systeem (bijv. voor het bestuur van Nederlands-Indië) in al de tijd die sinds Multatuli verlopen is, geïntegreerd zijn in de Vaderlandse Geschiedenis, hetzij als oplossing voor een probleem, hetzij als mislukte poging om een probleem op te lossen. Zónder systeem echter heeft Multatuli velen uitgenodigd om zelf op de aangewezen weg verder te zoeken. Het is precies doordat hij slechts de richting aangeeft, dat wij steeds weer nieuwe systemen kunnen ontdekken, net zoals op Jezus' weg van liefde en rechtvaardigheid nog steeds nieuwe concretiseringen uitgedacht worden. Het ontbreken van systeem zorgt met andere woorden voor de actualiteit van Multatuli. Met een nieuw systeem had Multatuli trouwens de problemen niet kunnen oplossen, omdat de fout van zijn tijd niet in het systeem lag. Het cultuurstelsel bijvoorbeeld keurt hij af, niet omdat het in se slecht is, maar omdat er geen ziel in zit: de ambtenaars zijn corrupt, de ambtseed is een formaliteit en de Javaan wordt mishandeld. Daarom moet in eerste instantie iets veranderen binnen elke mens en niet buiten hem (om), daarom moet Multatuli eerst zorgen dat ‘de harten slechts niet verdraaid zijn’, het is zijn blijvende boodschap door heel zijn oeuvre, die hij voor het eerst formuleert in zijn Geloofsbelydenis, een parabel.Ga naar eindnoot27. Wanneer hij geen systeem voorstelt, dan kan hem dat eigenlijk niet als een verwijt aangerekend worden, het is integendeel een logisch gevolg van zijn uitgangspunt waarin de rol en de waarde van het individu de waarde van om het even welk systeem bepalen, omdat men binnen elk systeem goed kan zijn, terwijl er zelfs in het meest briljante systeem nog steeds plaats is voor schurken. Het is meteen ook voor een stuk daardoor dat zijn werk ons nog aanspreekt, want de nood aan hart binnen elk systeem is van alle tijden. En misschien is het wel zo dat een boodschap voor het hart niet in een systeem gegoten kan worden. Bij Jezus vinden we immers mutatis mutandis hetzelfde. Het Rijk Gods is een ‘systeem’ van liefde, dùs géén systeem. Ook in de rechtspraak levert Jezus geen systemen af; met Multatuli kunnen we vragen ‘Wat is des Keizers?’ of ‘Wie zal rechtspreken, indien alleen de zondige daartoe bevoegd is?’Ga naar eindnoot28. Het antwoord op de vraag ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’, staat bij Multatuli in de reeds genoemde Geloofsbelydenis, een parabel, Jezus beantwoordt die vraag met het verhaal van de barmhartige Samaritaan, een parabel. Het is ook hier weer zo dat het ‘ontbreken’ van ‘onderricht’ vanuit het pa- | |
[pagina 589]
| |
rabelgezichtspunt een geheel ander karakter krijgt, met name een positief karakter, want precies daardoor blijft de actualisering van de boodschap mogelijk, blijft het werk van Multatuli boeiend en daardoor tenslotte wordt de parabel als medium niet alleen mogelijk, maar zelfs uiterst geschikt. De parabels van Multatuli bieden ons dus a.h.w. buiten het weten van de schrijver om, een verhelderend inzicht in zijn werk en schrijverschap. Maar Multatuli heeft zijn parabels ook bewust zelf een specifieke rol toebedeeld en die is eveneens verhelderend voor de lezer. De belangrijkste rol is die van de ont-actualisering. Voor een geëngageerd schrijver als Multatuli bestond het acute gevaar dat met de tijd ook het boeiende van zijn schrijven zou verglijden. Tegengif hiertegen is nu precies de parabel. Door haar vaagheid, haar algemeengeldigheid maakt zij haar boodschap los van de tijdssituatie en maakt het terzelfder tijd mogelijk om haar op elke concrete en gelijkaardige omstandigheid te betrekken. Het klinkt paradoxaal, maar door de ont-actualisering van de parabel blijft het voor ons mogelijk om haar inhoud te actualiseren. Het aantal voorbeelden is legio: zowat elke parabel die Multatuli geschreven heeft, vertrekt van een concrete situatie en spreekt desondanks nù nog aan. Andere mogelijke functies van de parabel zijn: inleiding, samenvatting of illustratie. De parabels van Multatuli staan zelden op zichzelf, maar zijn integendeel meestal geïntegreerd in het werk waarin zij voorkomen. Ze vatten dikwijls samen wat over ellenlange bladzijden betoogd werd, soms leiden ze in wat betoogd zal worden of illustreren wat gezegd wordt. Wij geven slechts een paar voorbeelden. De Geloofsbelydenis en de parabel van de BruggemanGa naar eindnoot29. leiden respectievelijk een heel oeuvre en een aantal beschouwingen in, waarvan zij beide de ‘rode draad’ vormen. Max Havelaar aan Multatuli wordt afgesloten met twee parabels, zij vatten de hele inhoud van dit werk samen. De parabel over Dionysius vormt het besluit en de samenvatting van het betoog over Vrije Arbeid uit Over Vryen Arbeid in Nederlands Indië, en daarmee ook van heel dit werk, op één bladzijde na.Ga naar eindnoot30. De parabel van de wijsgeer van SamojediëGa naar eindnoot31. besluit de hele eerste Ideeënbundel en vat ook hier weer samen wat Multatuli antwoordt op de kritiek als zou hij zedeloos en slecht zijn. Het betoog tegen Zaalberg en de modernen uit de Ideeën, tweede bundelGa naar eindnoot32. wordt ingeleid door de parabel van de pasteibakkers en afgesloten met de parabel over kind en regenboog, beide gericht tegen de modernen. Voorbeelden van parabels als illustratie zijn er eveneens in overvloed. Wij geven slechts één treffend voorbeeld. De parabel over het schapenparlementGa naar eindnoot33. vormt een schitterende illustratie van het idiote en bespottelijke van het specialistendom en daarmee het hoogtepunt en een briljante samenvatting | |
[pagina 590]
| |
van heel Duizend-en-enige hoofdstukken over Specialiteiten. En het mag ook hier op zijn minst opvallend heten dat die parabel met een mathematische precisie in het midden van dit werk opduikt. Over Specialiteiten besloot 152 pagina's van het Volledig Werk en de parabel van het schapenparlement 3, en er gaan precies 74 bladzijden aan de parabel vooraf, terwijl er juistgeteld 75 volgen. De parabel staat hier blijkbaar niet alleen inhoudelijk, maar ook ruimtelijk centraal. In feite mogen we stellen dat een grondige lezing van Multatuli's parabelen een staalkaart oplevert van wat zich in zijn gehele oeuvre afspeelt. Naast alle genoemde relaties en inzichten zijn er nog vele andere waarop we binnen het bestek van deze korte bijdrage niet kunnen ingaan. We vermelden slechts ter illustratie van wat nog verborgen blijft, dat een analyse van de inhoud van de parabels zowat alle onderwerpen oplevert waarover Multatuli geschreven heeft, dat de evolutie in zijn parabelschrijven een glasheldere spiegel vormt van zijn evolutie als schrijver in het algemeen, dat het belang van de parabel voor hem a.h.w. mathematisch afleesbaar is: in de loop van zijn werk verwijst hij meer dan 110 keer naar zijn 34 parabelen, tot driemaal toe in de aantekeningen van 1879... Ook al is met dit alles eigenlijk nog niets gezegd over één of andere specifieke parabel, ja zelfs niet over dé parabelen van Multatuli in concreto, dit is in elk geval duidelijk geworden: dat Multatuli en zijn parabelen door tal van vaak nauwelijks zichtbare draden verbonden zijn en dat de parabel een centrale en verhelderende plaats inneemt in zijn omvangrijk oeuvre. We kunnen ons dus slechts opnieuw verwonderen over het feit dat dit onontgonnen parabelgebied... onontgonnen blijft. Maar wie zich aan die ontginning waagt heeft alvast dit voor, dat hij zeker mag zijn van een vruchtbaar resultaat. Hij kan na deze eerste stap, en met nog zoveel voor de boeg, slechts met J. Lambrecht besluiten dat het spreken in parabels een uitermate rijk gebeuren is.Ga naar eindnoot34. |
|