| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Argus
nr. 5, oktober 1978.
Ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van Maurits Naessens stelde redactrice Julia Tulkens een klein huldealbum samen. Kunstenaars en schrijvers, van Ger Schmook tot Ivo Michiels en van L.P. Boon tot H. Lampo, getuigen van hun vriendschap en waardering. De poëzie in dit nummer is eerder matig. Beter is proza, vooral een verhaalfragment van Alstein, en vertaalde buitenlandse literatuur, o.m. van de Deense schrijfster Vibeke Willemsem en de Pool Janusz Krasinski. Jan van den Weghe vervolgt zijn essay over ‘De “crisis van de Westerse cultuur”’. Onder de kritische en polemische bijdragen noteer ik: een aanval op Eddy van Vliet als bloemlezer: ‘hypocrisie van een literaire collaborateur’, twee besprekingen van ‘De wangebeden’ van H. Claus, en een confrontatie van het schrijverschap van Boon met dat van Walschap, door J. van den Weghe.
| |
Hollands maandblad
20ste jrg., nr. 373, dec. 1978.
‘De kastenwand’ is een verhaal van Kees Ouwens: helemaal zoals zijn poëzie, aarzelend, mensenschuw, een verkenning van de absurditeit. Andere verhalen zijn van J.M.A. Biesheuvel en van twee Finse auteurs: Maria Jotuni en Eila Pennanen. F. Bokshoorn schrijft over ‘Eugène Sue, het mysterie van Parijs en van de arme mensen’: een heel interessant onderzoek naar de oorzaken van het ongekende succes van Sue bij zijn tijdgenoten. Heel aardig als Spielerei is het stukje van Battus over palindromen in alle maten en kleuren: ‘Mooi dit idioom!’. Goede verzen van Kees Winkler, een heel goede van G. Mulder-Koeman.
| |
Bzzlletin
7de jrg., nr. 60, nov. 1978.
Door omstandigheden werd dit toch wel belangrijke blad hier niet eerder besproken. Het is een uitgave van de stichting BZZTÓH te Den Haag, Stille Veerkade 7. Er verschijnen tien afleveringen per jaar, voor de prijs van 35 gulden, op giro 3930420. De redactie bestaat uit Henk Camping, Phil Muysson en Dolf Verroen. Elke aflevering omvat ruim 100 fraai gepresenteerde bladzijden. Dit nummer draait grotendeels rond de weer lang afgelopen Nederlandse Boekentiendaagse (nov. 1978), en wat dat in Den Haag aan festiviteiten meebracht. N.a.v. een verhalenavond met Doeschka Meijsing, Anton Koolhaas, Jan Donkers en Ian McEwan, worden die auteurs uitvoerig voorgesteld door eigen teksten, essays en interviews. In een serie over ‘Literatuur in Latijns Ame- | |
| |
rika’ schrijft Klaas Wellinga over Ecuador. Enkele vertaalde verhalen, fragmenten en gedichten sluiten daarbij aan. Er wordt nieuw werk besproken van o.m. Theun de Vries en Maurits Mok. J. Diepstraten en S. Kuyper hadden een heel interessant gesprek met een van de boeiendste Nederlandse dichters, H.H. ter Balkt (Habakuk II de Balker), en P. van Hoven sprak met Thea Beckman n.a.v. haar historische trilogie voor de jeugd. André Matthijsse verzorgt een Duitse kroniek (over Thomas Bernhard), James Brockway een Engelse (over o.m. I. Murdoch en nog eens Ian McEwan), en P.H. Dubois een Franse. De cineast Joris Ivens, tachtig jaar geworden, wordt voorgesteld door Nico Breedero.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift
31ste jrg., nr 5, mei-juni 1978.
Het laattijdig verschijnen van dit nummer hangt samen met het faillissement van uitgeverij Ontwikkeling. Vanaf dit nummer neemt uitgeverij Manteau het blad over.
‘Ganda sum’ is een boeiend experiment met personage en verhaaltijd van Mark J. Ruyffelaert. Ook over tijd, maar dan essayistisch-analyserend, schrijft Jean-Marie Maes: ‘De tijd in Jacques Hamelinks “Ranonkel”’. Gedichten van W.M. Roggeman en Mark Insingel, en een geknutselde tekst van Willy Lauwens: ‘Feestdag’. Roger M.J. de Neef ontving dit jaar de Arkprijs voor zijn bundel ‘Gestorven getal’. De toespraak van Erik van Ruysbeek en het antwoord van de dichter worden afgedrukt. Onder de verzameltitel ‘Kritiek: Krisis’ schrijft G. Adé kanttekeningen bij o.m. Loekie Zvonik en de ontvangst van haar boek in de kritiek, ‘Woord en schroom’ van H. Bousset, ‘Over kritiek en critici’ van M.J.G. de Jong, en studies van A. Lefevere en W. Roggeman. L. Keustermans stelt ‘Tendensen in de nieuwe Zweedse literatuur (1965-1977)’ voor, en K. Boulaert heeft op blz. 440 een stuk met de titel ‘Brandmerken’. Alleen, deze aflevering eindigt met blz. 439.
| |
Maatstaf
26ste jrg., nr. 11, nov. 1978.
Dit nummer is vooral interessant omwille van de verhalen en de informatie over auteurs van verhalen. Henk Buurman onderzoekt de thematische krachtlijnen in het werk van Biesheuvel: ‘Biesheuvel in de ban van Sisyfus’. Naar aanleiding van de bundel ‘Ernstvuurwerk’ van F.B. Hotz stelden Anton Korteweg en M. 't Hart de auteur een reeks vragen, waarop ze schriftelijk antwoord ontvingen. ‘Voldoening’, een nieuw verhaal van F.B. Hotz, sluit daarbij aan. Een ander goed verhaal is ‘Het kistje onderaan de trap’ van Wessel te Gussinklo, en Ben Borgart schrijft ‘Groeten uit Noord-Ierland’, een reisverslag. Verder mooie gedichten van Eva Gerlach en een essay van Donald Weeks: ‘The Humour of Edgar Allan Poe’.
| |
't Kofschip
6de jrg., nr. 6, dec. 1978.
Dit nummer opent met een verslag van de ‘Eerste nationale poëziedag Blankenberge 1978’, met o.m. de voorstelling van de bloemlezing ‘Poëzie en zee’. R.M. de Puydt stelt de in Leuven wonende Nederlandse schilder Piet Gilles voor. Aansluitend daarbij schrijft Gie Luyten
| |
| |
over twee werken van de kunstenaar. Ton Luiting bespreekt poëzie van A. Gelderblom en A. Teister. R. de Puydt houdt n.a.v. de reeks zelfmoorden van auteurs (T'Hooft, Serras, Daele) een pleidooi voor kunst als positieve boodschap van ‘licht en liefde’. Verder korte informatieve stukjes over boeken, tentoonstellingen en tijdschriften, en een reeks matige verzen.
| |
De tafelronde
62ste jrg., nr. 5, sept.-okt. 1978.
De hoofdbrok van dit nummer wordt gevormd door een interessant en goed gedocumenteerd opstel van Paul de Vree over ‘Bezette stad’ van P. van Ostaijen. In een eerste deel gaat hij na hoe de bundel sinds zijn publikatie werd ontvangen, beoordeeld en geïnterpreteerd, om daarna een eigen interpretatie op te bouwen. Verder zoals gewoonlijk in dit blad een reeks werken uit de richting van de poesia visiva, van J. van der Hoeven, L. Frateur, L. Ori, M. Perfetti, J. Keguenne, F. Verdi, R. Ramon en F. van der Auwera. Daarnaast ook gewone, goede gedichten van M. Bartosik, B. Kooijman, L. Frateur, en een franstalig vers van H.F. Jespers. De Vree stelt de Zwitserse kunstenaar Roland Werro voor.
| |
De Vlaamse gids
62ste jrg., nr. 5, sept.-okt. 1978.
Een aflevering over W.F. Hermans, waarin W.M. Roggeman een gesprek had met de auteur, en Hermans zelf een ‘autobiografisch fragment’ publiceert: ‘De schoorsteen’. J. Oostvogels onderzoekt enkele uitwegen uit het ‘sadistisch universum’, die Hermans in zijn romans zelf ter sprake brengt. Zij worden evengoed ontmaskerd als schijnoplossingen. Paul van Aken analyseert de polemische stukken van Weverbergh over Hermans en Cornets de Groot schrijft een speels stukje n.a.v. analogie met de tekeningen van S. Steinberg. M. Insingel stelt de schrijver/kunstenaar J.P. Moury voor. N.a.v. het overlijden van Johan Daisne publiceert W.M. Roggeman het laatste interview met de auteur, eerder verschenen in ‘De nieuwe Gazet’. ‘La fin du siècle’ is een goede gedichtencyclus van F. Deschoemaeker, bij foto's van Jacques Alexandre en David Hamilton. Bert Verhoye schrijft twee keer over theater (het festival van Avignon en het Vlaams theaterseizoen '78-'79) en M. Reynebau onderzoekt ‘Nationalisme en romantische literatuur in Vlaanderen, 1830-1850’.
| |
Varia
- Er is ook nog De wulpse wesp, een satirisch tijdschrift, dat verschijnt vanaf 1979, vijf maal per jaar. Redactie L. Roman, Wijngaardstraat 129, 1750 Schepdaal. Ter kennismaking verscheen een 0-nummer.
- In Nieuwe stemmen (34ste jrg., nr. 3, febr.-mei 1978) leest men vooral de bekroonde gedichten van de poëzieprijs ‘Nieuwe Stemmen’, van M. Braet, G. Florizoone, A. Magerman en Chr. Germonpré.
Hugo Brems
|
|