Het klinkt soms nogal pedant, high brow, in de trant van: ‘ik heb het allemaal gelezen’, ‘ik ben er overal geweest’, ‘ik noem de mensen met hun voornaam’.
Maar interessant is dat beide citaten twee wezenstrekken van de poëzie van De Vree verwoorden, nl. het overdachte, bewust uitgebalanceerde karakter ervan, en ten tweede de manier waarop zij ingebed is in een stroom van artistieke en cultuurhistorische verwijzingen, alle twee trekken van een intellectualistische poëzie. Steden en sentimenten is een bundel die hoofdzakelijk in cycli geschreven is. Hij omvat drie reeksen, die elk een geografische plaatsnaam als titel hebben, ‘Iowa City’, ‘Goro’, en ‘Venetië’. Daarnaast twee losse gedichten, nl. ‘Sentimenten: een jaar’, en ‘Robijn: een week’, gedichten die dan nog intern de structuur van een cyclus vertonen. De acht gedichten van ‘lowa City’ zijn ontstaan op verzoek van de Amerikaanse dichter Paul Engle, tijdens een verblijf aldaar als medewerker aan een ‘literaire workshop’. Dat gelegenheidskarakter, dat dichten op uitnodiging, past helemaal in De Vrees poëzieconcept: een schrijven naar de ontroering toe, niet ervan uitgaand.
Dat is heel duidelijk in deze cyclus. We maken het mee hoe de dichter zichzelf al schrijvend op gang trekt, hoe hij zich woordelijk oriënteert. Het eerste gedicht geeft in hoofdzaak een opsomming van objectieve gegevens, waarnemingen en cijfers, a.h.w. de coördinaten van zijn aanwezigheid in de stad: adres, telefoonnummer, en daartegenover de observatie van wat buiten is: ‘Hier sneeuwt het / lompen van koude op lagen van ijs’. En daartussen het ik, een naam in de telefoongids: ‘Een naam als van een vreemde, als bovenaan een publikatie (9).’
Zo bevat elk gedicht een observatie, een anekdote, een persoonsbeschrijving, maar formeel zo vernuftig geconstrueerd, dat er dubbele bodems ontstaan; identificatieplaatsen voor de lezer. Zo in het tweede gedicht: ‘Uitzicht vanuit 110 North Dubuque, 8e etage’. Een beschrijving van de winterse rivier en een evocatie van de dood lopen door een maniëristisch spel met haakjes in elkaar over, worden elkaars metafoor. Zo worden hier alle beschrijvingen, alle details tegelijk sfeerschepping, tijdbeeld en uiteindelijk dragers van emotie of levensbeschouwing: geen kopieerlust des dagelijksen levens, maar observatie en informatie als zorgvuldig uitgezochte bouwstenen voor een kunstwerk. In die emotie en in die levensbeschouwing ligt een zware klemtoon op de dood, het verval, de illusieloosheid.
Zo in het laatste gedicht, ‘Vertrek’, dat zijn spankracht helemaal dankt aan het samenvallen van twee betekenisniveaus: het verblijf in Iowa City is als het leven, het vertrek als de dood: