digd te worden als zij maar een zwart kind van hem krijgt.
Allemaal goed. Wij eerbiedigen ieders overtuiging en brengen waardering op voor de levendige, vaak pittige stijl van Arion. Maar voor inhoud en bouw van zijn roman, zo geïmproviseerd als ze zijn, voelen wij veel minder. Het is goedkoop en onbetrouwbaar.
Nog één voorbeeld. Het bekende gedicht van Bloem Huiswaarts reizende, met de versregels ‘De tijd vergaat met droomen. - Als ik bij u ben gekomen, ben ik weer wat nader bij mijn dood’, schrijft hij aan Werumeus Buning toe. Zo'n detail en andere vergissingen doen twijfel rijzen aan talrijke boude verklaringen, die men niet op hun waarheid kan toetsen. Toch zal het boek om zijn engagement door sommigen geprezen en zijn agressiviteit met leedvermaak door anderen gelezen worden. Het is nu zo ver dat objectiviteit niet meer telt, waar succes beoogd wordt, of de vernietiging van de grondslagen waarop de Westeuropese samenleving tot nog toe gesteund heeft, in haar streven om de grootst mogelijke gelijkheid met de grootst mogelijke vrijheid te verenigen.
Een derde en laatste maal naar Afrika met Herman Vos en zijn novelle over De koning van Tahoua, die gelukkig geen potentaat, maar een arme bijdehante en sympathieke knaap blijkt te zijn. Een paar jaren geleden verbleef een Belgische militaire zending enige tijd in Centraal-Niger, het Sahelgebied, om de daar heersende hongersnood, gevolg van een langdurige droogte, te helpen lenigen. Als hulpje in de soldatenkeuken werd er het jongetje Ibrahim door onze landgenoten min of meer verwend, met het gevolg dat er tussen de knaap, zijn omgeving en zelfs zijn familie een zekere vervreemding ontstond. Zo kwam hij onder meer tot de ontdekking dat zijn ouders bij een diefstal van eetwaren uit het magazijn van de Belgen betrokken waren, waarop een nog zwaardere ontgoocheling hem wachtte toen bleek dat zijn moeder er met de dief vanonder gemuisd was.
Toen onze mensen Afrika verlieten, kwelde het chef Tack in het bijzonder dat hij Ibrahim niet naar ons land mee kon nemen, al had hij het mogelijke gedaan om hem in Niger een baantje te bezorgen. Wat zou er van de kleine terecht komen in een wereldje met heel andere zeden, waar het bestendig aan het onmisbaarste, het dagelijks brood ontbrak? Het verhaal is eenvoudig verwoord, niet met de aangrijpende grootsheid van De zonen van Pepe Gimenez waarmede Vos in 1960 gedebuteerd heeft, bijna zo rustig en van hartstocht ontdaan alsof het voor scholieren geschreven was. Maar de lezer kan en moet erbij denken, dat de Sahelhongersnood, meer dan een letterkundig motief, een tragische werkelijkheid is geweest.