Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122(1977)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Frans Deschoemaeker / Gedichten Weer staat voor het raam een boomgaard Gezegd: de brand van vele jaren is geluwd. Ook dit seizoen raakt uitgewoed, omspoelt nu als een vlakte- stroom de stad waarin ik moeizaam adem. Ik anker in zijn spitsen, cirkel om zijn wallen; stervend aan een zieke lucht. En jij die zegt: aanhoor de zoete wind, de kabbelende zomer, aanhoor de heldenzang van bosduif en geelgors - ik raak jou in de bladlucht van zijn parken. Wij tillen samen het dak van deze stad op, lief, de stad waarin ik moeizaam adem. Ik word een torenvalk die bij valavond uit zijn stenen daalt en zacht de ogen van zijn huizen sluit. Weer staat voor het raam een boomgaard; doorkijk op een open einder en je woord - je stem die oude muren wit kalkt, je woord wordt hooi, wordt hooiland in de morgen. [pagina 114] [p. 114] Zachte waanzin Dauw op serreglas. Een oude tuin. En zilver; mijn hand ligt buigzaam open op de morgen. Woei ooit lauwer lentewind om berkebosjes? Ik snuif geuren zuurzoet uit de ploegvoor van de dag. De lakens zijn gekreukt, een koeler wordend nest, een open wond. Het masker van de droom verstard. En weet mijn schepen brandend op een verre kust. Ik ben terug op lemen voeten in dit grensland tussen zand- en luchtkasteel. Ik ben gebroken uit de schimmelkorst van schrikkeljaren: weer gouddraad zien in spinrag of in de spin een mens, een vlinder soms. Dit noem ik overleven, lief. Dit noem ik zachte waanzin. Ik bouw met jou een huis van drijfhout, spreek voortaan met stuifmeelstem en weet: geen klaagzang dringt nog door, geen koele roep van treinen die het nachtvlees scheuren. Vorige Volgende