Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 121

[p. 796]

Tijdschriftenrevue

Hollands Maandblad
18de jrg., nrs. 347 en 348, okt. en nov. 1976

J.W. Oerlemans schrijft heel mooie, korte, haast doorzichtige verzen. Andere poëzie, van Peter H. van Lieshout, Cissy Valkhoff en Anton Ent treft mij minder, maar is zeker nog best genietbaar. ‘Wat een kind begrijpen kan’ is een verhaal van R.J. Peskens: iets minder goed dan wat we van hem gewend zijn. Heel goed, over de machteloze vernedering van een jongen, is ‘Kun je nog zingen?’ van Hans Dorrestijn. Nelleke Hovens Greve schrijft een soort parabel/sprookjesachtig verhaal: ‘Vederlicht’.

In het nummer van november schrijft Maarten 't Hart een anekdote uit zijn studententijd. ‘Faust’ is een heel sterk verhaal van J.M.A. Biesheuvel. Ook het verhaal ‘De daad’, van Oek de Jong, over een bijzonder besluitloze man, is heel goed.

Kreatief
10de jrg., nr. 3, oktober 1976

Dit nummer is een dossier/studie, samengesteld door Jan Emiel Daele, over '20 jaar literatuur op de Vlaamse televisie, of een inhoudsanalyse van het informatief-literaire programma Vergeet niet te Lezen, vanaf het begin (1955) tot en met 1973’.

Het is de samenvatting/bewerking van een scriptie, gemaakt aan de R.U.G. Het is een erg grondige analyse van die programma's, waarin elementen als duur, frequentie, aantal boeken, auteurs, kritici enz... systematisch besproken, met elkaar vergeleken en in tabellen gerangschikt worden. Een voor dit doel min of meer overbodige, syllabus-achtige inleiding over de problematiek van inhoudsanalyse had best achterwege kunnen blijven. Wie er behoefte aan voelt conclusies te trekken, kan dat nu doen. Al lijkt het mij niet zo onmiddellijk duidelijk welke dat dan wel zouden moeten zijn. Vooral ook omdat er geen cijfers van kijkdichtheid worden gegeven, evenmin als pers- en andere reacties op het programma.

Slib
2de jrg., nrs. 2 en 3-4, mei en sept. 1976

‘Slib’, een blad dat het letterkundig leven in Zeeuws-Vlaanderen en omliggende wil stimuleren en bekend maken, is beslist een van de smaakvolst uitgegeven literaire tijdschriften.

In het mei-nummer gedichten van R. Houwink, J. Kruit, F. Bijlsma, J.C. van Schagen en Bennie van den Aarssen. Er is een gesprek met de kunstenaar René Wagemakers, geïllustreerd met reprodukties van heel mooie tekeningen. Ook de kunstenaar Jan de Haas wordt voorgesteld.

[p. 797]

Ook het september-nummer brengt heel wat goede verzen, nogal eens aan de romantische kant. Het meest opvallend is werk van Anton van Kraaij: ‘Antologia’. Heel verzorgde illustraties, gedichten en tekeningen in facsimile, layout. Prozaschetsen van R. Houwink, A. Spreutel, R.J. van de Maele, J.C. van Schagen en Teun de Lange. Aanbevolen.

Nieuwe Stemmen
32ste jrg., nr. 6, aug.-sept. 1976

Heel wat bekwame poëzie, van R. Verbeeck, Jotie T'Hooft, G. Florizoone, R. Schrauwen en F. Deschoemaeker. Frans Depeuter publiceert een fragment uit de roman ‘.30’, waarin tijds- en werkelijkheidsdimensies door elkaar lopen. Albert de Longie bespreekt een hele resem nieuwe dichtbundels en Wiel Kusters schrijft enkele opmerkingen over de platonische achtergrond van het gedicht ‘Lethe’ van P.C. Boutens.

Tirade
20ste jrg., nr. 217, sept. 1976

Enkele indrukwekkende ‘Laatste gedichten’ van A. Roland Holst. Jaap Goedegebuure en Herman Verhaar, die als gastredacteur optreden, leggen Multatuli nog maar eens onder het mes. Goedegebuure is heel erg te spreken over de verfilming van Max Havelaar door Fons Rademakers, omdat die er zo goed in geslaagd is de intenties van het boek ook filmisch waar te maken. R. Nieuwenhuys publiceert en commentarieert een serie brieven van de Oostindische ambtenaars en tijdgenoten van Multatuli, W.B. Bergsma en R.A. van Sandick, over Douwes Dekker en Lebak. Ten slotte bespreekt R. Marres de studie van P. King over Multatuli. Een goed vers van Ischa Meyer wordt gevolgd door de poëziekroniek van Aad Nuis, die nogal gezonde standpunten schijnt in te nemen. J.H. Donner reageert heel scherp op het artikel van J. Goedegebuure, in een vorig nummer, over liefdesromans van Claus, Wolkers en Mulisch. Mulisch kan voor hem alleen superieur zijn. Voor Goedegebuure niet.

'T kofschip
4de jrg., nr. 3

Wat vroeger 't Kofschip - Zonder Meer was, heet nu gewoon 't Kofschip en wordt uitgegeven door de net opgerichte Kofschip-Kring v.z.w., een vereniging die ‘een asiel wil zijn voor alle schrijvers en kunstenaars die zich aan een groot publiek willen voorstellen’.

Het is de bedoeling, in de toekomst meer aandacht te besteden aan beeldende kunstenaars. De kern van de Kofschip-Kring bestaat uit G. Luyten, G. Achterland, A. van Meirvenne, E.A. Ots, M. Anckaert, P. Boogers, G. van Nieuwenbergh en Les. S. Cornwell.

Nieuw adres: Ninoofsesteenweg 284, 1680 Sint-Kwintens-Lennik.

Dit nummer is nog volledig gewijd aan literatuur, met erg ongelijkwaardige inzendingen.

Varia

- In het Tijdschrift van de V.U.B. (17de jrg., nr. 1) schrijft R. Rennenberg over ‘Het labyrint in de poëzie van Cees Nooteboom’.

[p. 798]

- De Brusselse Beursschouwburg start met een Beurskrant, ‘met nieuws over de programma's en activiteiten van Beursschouwburg, Kunst- en Cultuurverbond en Workshop’. Het is een verruimde voortzetting van de vroegere ‘Beursschouwburgberichten’.

Adres: A. Ortsstraat 22, 1000 Brussel.

- In Spiegel der Letteren (18de jrg., nr. 1, 1976) schrijft M. Rutten over de componenten van ‘De poëtiek van Martinus Nijhoff’. R. Bouckaert-Ghesquiere brengt een kritische analyse en evaluatie van de ‘Fenomenologie en rêverie bij Gaston Bachelard’.

- Even het bestaan signaleren van een blad Sirkulaire, van Toneelkring Streven en Kunstkring Sirkel te Mortsel. Het is al aan zijn 39ste nummer (7de jrg.) toe en staat onder redactie van o.m. Marc Bruynseraede. Een sympathiek, publiekgericht blad.

- De kroniek van J.J. Wesselo in Kultuurleven (4de jrg., nr. 8, okt. 1976) gaat over ‘vier vrouwenlevens’ in romans van J. Verstraete, R. Pieters en H. Mulisch.

- Drie nieuwe afleveringen van de V.W.S.-Cahiers: in nr. 60 (11de jrg., 1976) stelt Remi van de Moortel André Demedts voor. Het nr. 61 is samengesteld door Carmen Schepens-Maerten en gaat over de populaire romanschrijver Abraham Hans. ‘Westvlaamse inspiratie’ van Hendrik Conscience, door Joost Vanbrussel, is de titel van nr. 62.

- In Nova et Vetera (53ste jrg., nr. 6, 1976) publiceert F. de Schryver een opstel over ‘De twee werelden van Rochus’ (van F. de Pillecyn). J. de Piere analyseert beknopt maar verhelderend een van de mooiste gedichten van G. Achterberg: ‘Kleine ode aan het water’.

- N.a.v. de herdenking van de Pacificatie van Gent brengt Vlaanderen (25ste jrg., nr. 153, juli-aug. 1976) een nummer over ‘Pacificatie van Gent: glorie van de profane kunst’: weer prachtig geïllustreerd.

- Maatstaf (24ste jrg., nr. 8/9, aug.-sept. 1976) brengt een boeiend, heel diepgaand dubbelnummer over het anarchisme.

- Zopas verscheen het 5e Cahier Jean Ray (1976). Het is een jaarboek van de werkgroep Jean Ray, onder redactie van Jozef Peeters. De bedoeling is teksten van en over de auteur te groeperen en de Jean Ray-studie te stimuleren. Deze uitgave is ook een noodkreet. Wil de stichting haar werk verderzetten, dan is grotere verspreiding een dwingende noodzaak. Lidmaatschap: 150 fr. op rekening 001-0266614-37 van J. Peeters, Lobergenbos 27, 3200 Kessel-Lo.

- Roland Jooris publiceert als Kreatief-nummer (10de jrg., nr. 1, 1976) een map aantekeningen, knipsels, brieven, tekeningen e.d. van de kunstenaar René Heyvaert. Een boeiend artistiek, maar vooral ook menselijk document.

- In De Gids (139ste jrg., nr. 7, 1976) staan verzen van Sjoerd Kuyper en Wijnand Steemers. F.G. Droste schrijft ‘Over wreedheid, oorlog en taalgebruik’.

Hugo Brems