| |
| |
| |
Claude van de Berge / De literatuur van het bovenbewustzijn
1.
Als een enkel ding in zijn inhoud en zijn zinvolheid aangetast wordt, zal je merken dat ook alle andere dingen reeds begonnen zijn hun zin te verliezen, of dat ze niet langer vanuit jezelf met zin geladen worden. Je zal merken dat, als een enkele waarde degenereert, ook alle andere waarden reeds bezig zijn verloren te gaan. Er schijnen vibraties te zijn waaraan niets ontkomt.
Als de taal in verval verkeert, is het omdat de wereld waartoe ze behoort en waarvan ze altijd de uitdrukking was, in een toestand van verval verkeert. Daarom is het zoeken naar een taal het zoeken naar een wereld, naar een menselijke zin.
Ik wil niet trachten te ontdekken welke zin de dingen ooit eens zullen bezitten, want ik geloof niet dat er een zin zal ontstaan die er vroeger nooit was. Ik wil ook niet achterhalen welke kansen de mens heeft om deze tijden biologisch en geestelijk te overleven, maar ik vraag mij wel af welke kunst er zou kunnen ontstaan, omdat kunst, als er een nieuwe tijd komt, een bestaansvoorwaarde zal zijn, omdat ze dit altijd is geweest, omdat als er geen nieuwe kunst komt, als innerlijke en creatief opstuwende waarde, er ook geen nieuwe tijd zal komen, omdat de kunst van alles wat de mens doet, voortbrengt of is, het enige is dat niet lijkt te zullen voorbijgaan, dat nog een schijn van eeuwigheid bezit. We hoeven niet te geloven dat het onze eeuwigheid is. Het is voldoende haar te kunnen beleven als iets eeuwigs.
Er is steeds een drang geweest onszelf te blijven, en het ophouden onszelf te zijn leidt tot ziekte, tot geestelijk verval, tot de terugkeer van het dierlijke in de maatschappij en de mens. Er is ook een drang onszelf te overstijgen, omdat we alleen dan onszelf kunnen zijn. De drang tot zelfoverstijging is de drang naar schoonheid. Het is de behoefte, datgene wat er is volmaakter te doen zijn. Ook wijzelf willen volmaakter zijn.
Er is geen leven mogelijk zonder schoonheid, en dat dit waar is, bewijst de huidige maatschappij, die de waarde van de schoonheid buitensloot, en
| |
| |
daarmee het wrede, het vernietigende en het dierlijke tot een ondraaglijke perfectie opgevoerd heeft.
We kunnen niet leven zonder schoonheid, omdat ze innerlijk voor ons is wat voedsel is voor het lichaam, omdat alleen zij ons kan zeggen wat we zijn, wat onze droom is, hoe ver onze droom zich uitstrekt, hoe ver we buiten de grenzen van onze persoonlijkheid kunnen treden, en meer kunnen zijn dan we voordien waren, omdat we de droom nodig hebben voor het bereiken van de creatieve vervulling.
We kunnen niet leven zonder zelfoverstijging, omdat het overstijgen van onszelf het binnengaan is van een ruimte die ons innerlijk en uiterlijk vervult, en die we de kosmische ruimte zouden kunnen noemen. Er zal daarom geen andere tijd, geen individuele bevrijding, en zelfs geen oplossing van sociale vraagstukken mogelijk zijn, zonder een creatieve en geestelijke ontstijging, zonder schoonheid.
In de muziek en ook in de schilderkunst wordt de kosmische ruimte als nieuwe existentiële achtergrond reeds uitgedrukt met een voor geijkte begrippen geheel nieuwe vorm. Ze wordt benaderd als een woonplaats, een oord, een menselijke horizon, een binnendringen van het onbekende in ons, en van onszelf in het onbekende. Ook het wetenschappelijke denken heeft de kosmische ruimte afgetast, en het raadsel van de menselijke aanwezigheid erin, of de aanwezigheid van leven erin, trachten te benaderen. Het denken van Teilhard de Chardin tracht het kosmische doel te begrijpen, en de grenzen te verplaatsen van het gebied waarin zich onze aanwezigheid en de aanwezigheid van andere, nog onbekende bestaansvormen bevinden, en ze te verklaren door een zich uit de stof en het lijden losrukkende geest.
In de muziek heeft het kosmische een uitdrukking gevonden die ontstijgt aan het niveau van begrensd en logisch denken, en is het geluid uitgegroeid tot een buitenaardse boodschap, een innerlijke stem, tot oneindigheid. Ook de schilderkunst is begonnen via de in leegte en abstractie opgaande vormen, het visioen van de ruimte te ontwaren. Het is een vreemde ervaring te horen hoe de muziek de klank is van dit visioen, of te zien hoe de schilderkunst er het beeld van is, en hoe ze tevens een innerlijke illuminatie zijn, want het visioen van de ruimte is het vinden van jezelf, tegen de achtergrond van het oneindige. Het is opnieuw de mens zien tegenover het oneindige. Het is na een tijd van ontwaarding, afbraak, cynisme, het opnieuw sacraliseren, het verheffen van gezicht, droom, innerlijkheid. Het is de eindeloze, kosmische weg naar het bereiken van jezelf.
Terwijl dit nieuwe beleven in de muziek en de schilderkunst reeds een essentiële vorm gekregen heeft, lijkt de literatuur het nog nauwelijks ont- | |
| |
dekt te hebben, omdat ze op een wijze die alleen maar zelfvernietigend kan zijn, populariteit blijft nastreven en zich op massapubliek tracht af te stemmen. Schrijvers willen alleen nog maar gelezen worden. Ze zullen opnieuw moeten leren te verlangen niet gelezen te worden.
Er zijn wel enkele grote literaire werken waar iets profetisch van uitgaat, omdat ze ons tonen op welke wijze een nieuw, of verinnerlijkt, of verruimd bewustzijn vorm kan gegeven worden, en die bewijzen dat het woord de kracht heeft om nieuwe vormen van menselijkheid en nieuwe diepten te onthullen.
T.S. Eliot, Hermann Broch, Musil, Kierkegaard zouden profetisch kunnen zijn voor een nieuwe uitdrukkingsvorm, een nieuwe behandelingswijze van de taal.
De werken van deze schrijvers staan boven het massale denken, dat het ons nog altijd onmogelijk maakt onszelf te zijn. Als we slechts massaal willen beleven wat er is en gebeurt, hoeven we geen verwachtingen te hebben, maar nooit was een idee, een bevrijding, een mutatie, een schoonheid, massaal. Het was steeds iets individueels, en het zal dit altijd weer zijn, en ook voor ons zal er slechts een verandering kunnen intreden op het ogenblik dat het individuele in ons handelen en denken terugkeert.
Als er in je eenmaal een behoefte is jezelf te zijn, zal je ophouden je te onderwerpen aan iedere begrenzende maatschappelijke werkelijkheid, zal je weten dat niets het recht heeft je een leven op te dringen dat niet jouw leven is, en misschien zal je ook voelen dat de vele boeken die je leest en die iedereen schijnt te kunnen lezen, je niet langer bevredigen, dat ze slechts aspecten zijn van datgene waaruit je je wil losmaken, en dat je ze kan vergeten zonder dat ze in je iets achterlaten.
Je zal voelen dat de vele boeken die je leest, niet jouw stem zijn, dat ze niet een andere wijze van denken in je opwekken, dat slechts dezelfde verstikkende, niet eens meer leefbare realiteit van de tijdelijke dingen, als een journaal weergegeven wordt, zonder verruiming, zonder jezelf, zonder transcendentie.
Je gaat je daarom afvragen hoe een andere literatuur zou kunnen zijn, of ze ooit zal kunnen ontstaan, en waarom ze ontbreekt, waarom er geen literatuur is die de droom en de bevrijding van de innerlijke mens vertolkt: de droom van het oneindige.
| |
2.
Men zal ooit eens gedwongen zijn te beseffen dat zich in de kunst en het denken van deze eeuw geen grotere ontdekking voltrokken heeft dan de
| |
| |
ontdekking van de stilte: de stilte in het toneelwerk van Samuel Beckett, de stilte in de filosofie van Heidegger en Wittgenstein, de stilte in de muziek van Webern, als onuitspreekbaarheid, onhoorbaarheid. Kunst is een verlangen naar stilte, die oneindigheid is. Er lijkt voor de kunst geen ander doel te bestaan dan het vinden en doorgronden van de stilte.
Je draagt een droom met je mee, maar je weet niet wat hij betekent. Soms weet je zelfs niet dat deze droom bestaat. Je kan je afvragen of hij bestaat of niet bestaat, maar je weet niet wat hij betekent. Als je wist wat deze droom betekent, zou je ook weten wie je bent, wat de mens is.
Er zijn gedichten en prozawerken die je altijd opnieuw kan lezen, ook als je weet wat er gebeurt, of hoe het verhaal is, want je leest niet een boek om wat erin gebeurt of om het verhaal. Als je een boek steeds opnieuw wil lezen, is het omdat het tracht te zeggen wat deze droom is. Je kan het altijd opnieuw lezen, zoals je ook altijd opnieuw naar dezelfde muziek kan luisteren, of zoals je altijd weer naar de stilte luistert.
Het is altijd het doel geweest van alle kunst om de droom die we met ons meedragen, uit te drukken, maar slechts een enkele keer lezen we een prozawerk waarin ons iets van deze droom wordt geopenbaard.
Literatuur heeft zichzelf altijd de taak opgelegd de werkelijkheid weer te geven, en er werd ook van haar verwacht dat ze de werkelijkheid zou weergeven. Ze werd verworpen als ze niet een weergave was van de werkelijkheid, niet een beeld gaf van een bekende werkelijkheid, en vooral van de roman werd geëist dat hij een werkelijkheidsweergave zou zijn. De roman zocht niet naar werkelijkheid, naar ontgrenzing van het bekende, naar vervoering, maar wilde alleen een beeld geven van een wereld waartoe ieder behoorde, en wilde met dit beeld heel dicht de realiteit benaderen.
Er zijn in onze tijd vele andere middelen om deze realiteit weer te geven, zodat de roman als realiteitsweergave overbodig lijkt te worden, maar tegelijk naar een ander doel gedreven wordt. Er zijn in onze tijd vele middelen die veel nauwkeuriger en diepere realiteitsweergave bezitten dan de literatuur.
We voelen daarom opeens dat het niet het doel van de roman hoeft te zijn om de realiteit fotografisch herkenbaar weer te geven, of om zich te onderwerpen aan het actuele, of er een interpretatie van te zijn. We voelen zelfs dat de roman vermoedelijk niet langer een reden heeft te bestaan als hij dit wel is. De roman twijfelt daarom aan zichzelf, en zal opnieuw zichzelf moeten vinden, of verdwijnen.
We worden iedere dag opnieuw in aanraking gebracht met de vele middelen die ons berichten over de steeds wisselende realiteit, die ons meedelen wat er gebeurt in de wereld waarin we leven, zodat we bij het lezen van
| |
| |
een roman ook andere verwachtingen hebben dan het vinden van een realiteitsweergave, want het is niet langer de zin van de roman realistisch te zijn. Het is ook niet de zin van andere kunstvormen realistisch te zijn. Het is niet de zin van literatuur, muziek, schilderkunst om te zeggen hoe de anekdotische of politieke wereld is.
We merken hoe de documentaire roman een poging doet nog gezag te blijven uitoefenen op de werkelijkheid, door van fictie afstand te doen en slechts feiten uit de actuele werkelijkheid uit te beelden. De documentaire roman is een krampachtige poging van de roman om bij de werkelijkheid te blijven horen, op een extreme wijze te zijn wat de roman altijd was en zich met de werkelijkheid verbonden te voelen, maar ze bewijst slechts een verouderde en conservatieve mentaliteit van de schrijver, of een commerciële instelling. Ze bewijst ook de verdwijnende werkelijkheidskracht van de roman.
Er zal daarom een verandering in de kunstvormen moeten plaatsvinden, een verandering die inherent is aan een reeds veranderde geestessfeer, aan een grotere, meer universele, meer kosmische ervaringswijze, een verandering die niet terugdeinst voor het irrationele, want er is niet langer behoefte aan een verhaal, feiten, actualiteit, sensatie, die we reeds overvloedig in kranten, tijdschriften, film en televisie vinden. Er is behoefte aan innerlijkheid, droom, geestelijke ruimte om te zijn, en vooral dit verlangt een literaire uitdrukking te krijgen. Er is niets dat we meer nodig hebben dan dit, en van alles wat er is, is er niets beter geschikt om het ons te geven dan de kunst.
| |
3.
Er is nauwelijks een kans dat er een verandering in de huidige, uiterlijke werkelijkheid zal intreden, en een verandering van de wereld en de samenleving zou niet eens zin hebben, omdat ze slechts het uiterlijke beeld zou veranderen, maar niet dieper zou ingrijpen.
Er is alleen een andere wereld mogelijk als er een andere mens zou ontstaan, en er kan alleen uiterlijk een zinvolle verandering gebeuren als het denken en voelen anders wordt.
Alles is gedachte. Alles wat ontstaat en gebeurt, heeft de gedachte als oorsprong, en daarom is iedere wreedheid, iedere lelijkheid, een daad van de mens zelf, en is het de mens die moet veranderen, want alleen als hijzelf anders wordt, zal hij een andere wereld voortbrengen.
De mens slaagt er wel in te ontdekken dat hij in een monsterlijke wereld leeft, maar hij schijnt niet de hopelozer ontdekking te kunnen doen dat
| |
| |
hijzelf die wereld heeft voortgebracht, en dat ieder van ons nog altijd met zijn persoonlijke wreedheid, zijn lawaai, wansmaak en gevoelloosheid een deel van deze wereld schept.
De lelijkheid van huizen, fabrieken, steden is een innerlijke lelijkheid, en de corruptie van maatschappelijke systemen is een innerlijke corruptie.
Er is daarom geen andere omwenteling nodig dan een innerlijke omwenteling, geen andere bevrijding dan het bevrijden van innerlijke werelden. Misschien is er nooit een tijd geweest waarin een grotere aanval ondernomen werd op de innerlijkheid, op het recht van de mens op een eigen gevoelswereld. Misschien is de macht van het negatieve nooit groter geweest, maar toch brengt deze tijd met zich mee, dat je gedwongen wordt tot de juiste houding voor het bereiken van het innerlijke alleen-zijn. Je moet alleen zijn om de innerlijke stem te horen. Het kosmische geluid, het geluid van de muziek, van het woord, is een innerlijk geluid, en het luisteren is het ontstaan van een andere mens.
Er zal nog slechts literatuur kunnen zijn als daarin die mens verschijnt. Er zullen ook andere boeken bestaan, geschreven door auteurs met verachting voor de taal, de mens, de schoonheid, maar ze zullen slechts voor de massa bestemd zijn, en met de massa verdwijnen.
Er zal een literatuur nodig zijn die een vervulling is van hogere behoeften, de vervulling van een behoefte aan schoonheid, van een behoefte aan zelfcreëren, en om deze literatuur voort te brengen, zal het woord de andere kunsten nodig hebben. De verschillende kunsten zullen elkaar nodig hebben, in het besef van hun gemeenschappelijk doel. De taal zal op zoek gaan naar de muziek, naar de golfslag, de zuiverheid van stilte en geluid, en de niet-begripsmatige muziek zal verlangen te spreken, zal een stem verlangen, en zal op zoek gaan naar een taal. In het muzikaal-worden van de literatuur ligt haar bevrijding, maar toch zal iedere kunst zichzelf blijven. Ze zullen alleen elkaar nodig hebben om dichter bij het gebied te komen waar de mens zelf verlangt te komen.
Er zal misschien lange tijd nauwelijks iets van deze verandering opgemerkt worden, zodat het zal lijken alsof ze er niet is. Alle ware dingen lijken er niet te zijn, maar toch zal ze er zijn.
Als zich een verandering afspeelt, worden grenzen verplaatst, worden alle dingen in deze verandering betrokken. We zullen erin moeten berusten dat de literaire genres niet meer geheel zullen beantwoorden aan hun eigen definities, dat ze zelfs gedwongen zullen zijn aan bepalingen te ontstijgen om steeds meer over hun eigen werkelijkheid te beslissen. Het literaire werk dat uit de verbrokkeling van deze tijd zou kunnen ontstaan, zou een prozavorm kunnen zijn waarin het poëtische, verhalende, filosofische, auto- | |
| |
biografische tot één geheel versmolten zijn.
We weten niet welke vele dingen we nog zullen nodig hebben om opnieuw waarden te herkennen, en zinvol te kunnen verder leven, maar van de vele dingen die we zullen nodig hebben, zullen we vooral de schoonheid nodig hebben, niet als vlucht, als zucht naar estheticisme, maar als uitweg, als kracht die de mens naar een bevrijdend punt stuwt.
Misschien zal daarom een roman niet langer een roman genoemd worden, zal het literaire werk zich van de begrensde, actuele wereld verwijderen, en zal de roman zelfs nog nauwelijks de vorm hebben van een roman, want het proza dat de verbrokkeling van de werkelijkheid en de desacralisering van waarden en kunst kan overwinnen, zal een droom moeten uitdrukken. Het zal slechts een droom zijn die deze wereld zal kunnen overwinnen, en deze droom zal de zuiverheid nodig hebben van het nieuwe, zal de vervolmaking moeten zijn van wat in ons is, een boven onszelf en boven ons uiterlijke leven uitstijgende schoonheid.
| |
4.
Het lijkt alsof, in deze korte gedachten, de mens zoals we hem kennen niet meer aanwezig is, maar we hebben nooit de mens gewild zoals hij is. We zijn ons altijd, bij alles wat we deden, bewust gebleven van wat hij niet is, want ook dat is een deel van hemzelf, en als schrijver kan je er ook in slagen een beeld te scheppen van de mens door te zeggen wat hij niet is.
De mens hoeft niet weergegeven te worden in zijn lelijkheid en zijn kleinheid, met zijn neigingen, stemmingen, toevallige kenmerken. Het is niet de bedoeling deze mens te vinden, die de mens is van de kranten en de televisie. Het is de bedoeling een innerlijke mens te vinden, ontdaan van het toevallige en het persoonlijke, zodat wij het zelf kunnen zijn. Het is een transpersoonlijke mens die we willen vinden, iemand die door de confrontatie met iets groters en zinvollers dan hijzelf van het toevallige en het persoonlijke bevrijd wordt, zichzelf vindt, en het volmaakte tracht te zijn. Hij beleeft alles nog steeds met dezelfde pijn, weet wat lijden en geluk is, zoekt, vlucht, ondergaat alles wat ieder van ons ondergaat, maar ondergaat het op een transpersoonlijke wijze, want uit zijn bestaan is het bijkomstige, voorbijgaande of realistische verwijderd, en heeft iets anders de plaats van het realistische ingenomen: de leegte, het zwijgen, de droom.
De kunst die kan bevrijden, die bij een nieuwe tijd kan horen, is de kunst waarin de mens het kosmische ontmoet, in de grashalm en in de sterrennevels, in de liefde, de angst, en de dood, is het laatste woord van Schoenbergs sprekende muziek, de laatste roep van zijn onvoltooid Sprechgesang:
| |
| |
‘En toch bid ik, zoals alles wat leeft bidt.’ Het is de ontmoeting, de aanraking van het onbekende, en het denken dat uit deze ontmoeting voortkomt zal eerder een voelen zijn, een intuïtief of medidatief ondergaan, dan een analytisch, verstandelijk denken, zal niet het denken zijn hoe iets is, maar wat iets is. Het zal een vervoerend, visionair denken zijn, een transpersoonlijk denken.
Op het ogenblik dat de drang tot zelfverheffing verdwijnt, keert het dierlijke in de mens terug, voltrekt zich wat Kafka in zijn boek ‘Die Verwandlung’ heeft weergegeven, en het lijkt alsof er slechts één stap nodig is om tot deze bestaansvorm terug te keren.
We hebben reeds lang het zinloze, het verval, gezien en geïncorporeerd, zodat we zelf niets anders meer uitstralen dan een sfeer van zinloosheid, want we kunnen niets anders zijn, en geven, dan wat we geestelijk in ons opnemen. Maar er zijn ook andere eisen dan de eisen van de realiteit. Er zijn ook eisen die we aan onszelf stellen en die ons de vrijheid geven zelf te handelen, in een voortdurend worden, afgescheiden van het raderwerk dat men gemeenschap noemt.
Er is ook een aftasten van wat tot nog toe duisternis was, zoals men wetenschappelijk de kosmos aftast, zoekend naar punten van leven. Er is ook innerlijke openbaring, het ontstaan van onszelf. De ontmoeting van de innerlijkheid met het oneindige is een ontmoeting die een nieuwe kunst ons zal moeten doen overkomen. Er is een plaats nodig waar de ontmoeting zich kan voltrekken, en hiervoor is het woord, de toon, de kleur nodig. We hebben schoonheid nodig, om zelf schoonheid uit te stralen, en ook dit zal de kunst ons moeten geven.
Het woord zal daarom opnieuw moeten ontstaan, ons opnieuw iets moeten zeggen, en daarom zal het zuiver moeten zijn, en tot zijn oorsprong worden teruggebracht, bevrijd van zijn nivellering en van zijn vele toevallige inhouden. Het zal naakt moeten zijn, zal water moeten zijn, zodat we er door heen kunnen kijken tot aan zijn bodem. Het zal opnieuw een stem moeten bezitten, om de bevrijdende daad van het transcenderen in ons te doen plaatsvinden.
We hebben de muziek, de schilderkunst, het woord nodig om vele dingen te zeggen, omdat alleen bestaat wat gezegd kan worden, omdat er daarom steeds meer gezegd moet worden, zodat er steeds meer kan bestaan. We mogen nooit ophouden te zeggen wat nog niet gezegd is, omdat het nooit eindigt.
Ook de literatuur eindigt niet. Ook zij is één van de middelen waarmee we beslissen wat zal bestaan, en niet zal bestaan, en hoe het zal zijn.
maart 1975
|
|