engagement?’ en ‘Schetsen van zuid’.
‘Afscheid van het engagement?’ begint met een ‘triptiek’, die veel directer, veel minder symbolisch gezocht, maar helemaal doorgloeid van ingehouden woede en verbeten onmacht de desillusies en de hoop van de geëngageerde dichter uitspreekt:
‘Breng mijn tijd terug en ik zal opnieuw
geboren worden in muziek en zingend de beat beschrijven
Breng mijn tijd terug en ik zal opnieuw
Breng mijn tijd terug en we zullen weer huizen
met het geweer in de palm
Breng mijn tijd terug en ik zal weer met je wonen
in de kroegen en de huizen
en na de dood zullen we weer ademen.’
‘Reisverslag’, dat erop volgt en ook uit drie gedichten bestaat, is wat ik heel grote poëzie noem: diepgrijpende symboliek, gepuurd uit voor de hand liggende elementen uit de werkelijkheidsbeleving, een onmiddellijk aansprekend taalgebruik, dat tegelijk eenvoudig en complex is, dat de dubbelzinnigheid van de bestaanservaring intact laat en ze toch mededeelbaar maakt, dat ruimte laat voor een grond van mysterie, maar zonder te verlopen in oeverloze vaagheid.
Het zijn geen opwekkende gedichten, maar beelden van absolute verwording, ontreddering. Woorden als ‘moeheid’, ‘mist’, ‘regen’, ‘grauw’, ‘dor’, ‘oud’, ‘verschrompelen’, ‘schilfers’, ‘gespleten’, ‘aangetast’, ‘gesloopt’, ‘tevergeefs’, enz., roepen elkaar op in een obsederende echo. Dat deze verzen desondanks niet verlopen in een huilerige klaagzang is te danken aan de beeldspraak, die de individuele woorden uittilt boven het strikt persoonlijk emotionele niveau en ze opneemt in een veel dieper symbolisch en daardoor ook minder eenduidig verband.
Bijv. in het eerste gedicht:
‘Toen dan de tijd van de grote moeheid