al de kleinigheden mee, die zij te Herrenhausen ineengeknutseld, gebreid en verzameld heeft voor haar ‘thuis’. Het mogen niet allemaal, noch in het leven noch in de letterkunde, Solvejg's en Olavi's zijn, zoals Ibsen en Linnankoski ze aan hun eenzaamheid overgelaten heeft.
Wij zullen niet beweren dat de nieuwe roman van De Smet een meesterstuk is. Waarschijnlijk zou het boek het iets beter gedaan hebben in twee novellen gesplitst. Nu bestaat er wel een zeker gemis aan eenheid tussen de belangstellingspolen: het werkkamp met de daar heersende willekeur en de gave eenvoud van Elza Ongenae's wereld. Maar even waar is dat De Griek op het vliegveld van Herrenhausen de meeste Vlaamse romans, zo dikwijls een nagepraat de een van de ander, door zijn bezielde taal, scherpe karaktertekening en verrassende kennis van leven en werkelijkheden merkbaar overtreft.
Enige maanden voor zijn dood, hem overkomen op 23 maart 1971, schreef Simon Vestdijk (o 1898) in zes dagen de eerste hoofdstukken van een nieuwe roman. Zij beslaan zestig bladzijden en verschenen nu onder de titel De persconferentie, na een eerste beperkte oplage, in een gewone uitgave, met toevoeging van een nawoord door Mevrouw Vestdijk-van der Hoeven en een ruige brief van Vestdijk zelf aan zijn uitgever. Het is een autobiografisch geschrift over de knapen- en leerjaren van de auteur. Hij schetst zich zelf als een jongen met sterke intellectuele begaafdheid, lange tijd onder invloed van zijn opvoeding thuis vrij naïef, en toch ook bedeeld met een zekere listigheid, die er met de jaren niet minder op werd.
Zijn bekwaamheid daar gelaten, eigenlijk een normale jongen van burgerlijke afkomst, met alle gaven en fouten die daarbij behoorden. Als men zeventig jaar oud over zo'n onderwerp schrijft, heeft het geheugen reeds veel door de gaatjes van de zeef laten vallen en onze relativerende geest de meeste putten en bulten geëffend. De grote overzichtelijke waarheid is niettemin gebleven en zoals verstandige mensen dat regelen, verhaalt Vestdijk over zijn groeitijd tot man met het ironiserend afstand-nemen dat erbij past. De ontroering is er ook wel, maar onderhuids, waar zij dan nog door binnenpretjes in evenwicht gehouden wordt.
Literair beschouwd ligt het waardevolle van deze bladzijden in de uitzonderlijk fraaie stijl van het geschrift. Nederlanders zijn in het algemeen, en Vestdijk was dat in het bijzonder, knappe stilisten. Soms hebben zij minder te zeggen dan de Vlamingen, maar doorgaans doen zij het veel beter. Dat is in De persconferentie eens te meer het geval. Woordkeus en bouw van de zin, kracht en gebaldheid, gepaard met vloeiende beweeglijkheid maken er in dat opzicht een klein meesterstuk van. Kon het nu