Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 120

[p. 430]

Walter Haesaert / Ik dacht maatschap

Tot korrels zout kristalliseer ik binnenkort.
Over de mogelijkheid van spreken, zwijg ik.
Maar mijn keel krimpt stotterend ineen,
en voor het eerst gooi ik mijn tanden
dieper in je zacht afwezig lichaam.

Ergens dwaal jij tussen zon en aarde,
ingeslapen, met een luchtbel om het hoofd.
Niets is belangrijk,
niemand aardig, mijn maand mei.
Alleen de regenvogels zingen
dat er onweer komt.

Mijn vrienden laat ik weten dat het koele
onkruid groeit en groeiend sterft.
Tergend luid lachen de boeren in hun
jas van tarwe
en gerooide bieten.

Ik dacht maatschap krachtig
als sap van planten in het voorjaar.