gekluisterde mens, de vernieling van de natuur, de verafgoding van de auto, enz. Door de koele, vaststellende toon en het opschorten van elk expliciet oordeel, zijn ze soms inderdaad overtuigend. Een verrassende notitie schokt ons soms:
te 16 h bij o.a. een bushalte
is een man die hardop lacht.’ (102)
Elders doen sarcasme of zelfs cynisme, door vergroting of verrassende juxtapositie ongenadig hun werk, bijv.:
‘op weg naar de kraaminrichting
rijdt vader wel eens een kindje dood’ (109).
Een enkele keer slaagt hij er zelf in een totale vervreemding te suggereren door een kleine dosis absurditeit aan een in feite alledaagse anekdote toe te voegen. (In het gedicht ‘lijn 12’ (105).) Maar de complexiteit van de andere gedichten ontbreekt hier geheel. Zij gaan volledig op in hun kritische, ontmaskerende, schokkende functie. Dat zij die functie in de meeste gevallen overtuigend vervullen, is een al niet geringe verdienste.
De soberheid en gewilde ontpoëtisering van de taal, rechtstreeks gevolg van de schuldbeladen angst voor het al te dichterlijke gevoel en het daarmee corresponderende al te dichterlijke woord, bereiken een hoogtepunt in enkele reeksen van alle franje ontdane opmerkingen, ‘vaststellingen’, ‘natuurwetten’, als bijv. de hoger geciteerde.
We staan hier voor het cynisme van het geavorteerde romantische gevoel. Van de op tederheid gerichte dichter, die tegen wil en dank ‘op een bedampte ruit getekend’ is.
Het is m.i. de grote verdienste van Van Vliet, dat hij de reële, niet versgewijs opgefokte twijfels en gewetensconflicten van de hedendaagse, tegen wil en dank geëngageerde intellectueel met grote eerlijkheid verwoord heeft. En dat in een niet overweldigende, rustige, intelligente en beheerste stijl.
Geen in het oog springende poëzie, een die a.h.w. zichzelf niet wil kennen, maar die overtuigt door de onmiskenbare intonatie van doordachte eerlijkheid.
Door deze ‘vierschaar’ wordt Van Vliet vrijgesproken.