de zorgen van de moeder-meid. De geniepige kleine egoïsten, hij mag ze hebben.
‘Heb je de filodendron begoten’, vroeg de oude vrouw.
‘De filodendron heeft te drinken gehad en de luiken zijn neergelaten’, antwoordde Eliane gewoontegetrouw en zocht weer aan te knopen bij de nieuwe gedachte: zoals ik tegenover de oude vrouw sta, zo staan ze tegenover mij. Ze prevelde geluidloos de namen, Bea, Lea, An, en ze voelde zich opeens even oeroud als de oude vrouw, even voorbij de haar toegemeten tijd, even verworpen.
Weer vroeg de oude vrouw om aandacht. Het was aan de star fixerende blik van haar vergrote ogen te merken dat ze een antwoord verlangde.
‘Heb ik niet horen bellen’, vroeg ze, blijkbaar voor de tweede maal.
‘Je droomt’, antwoordde Eliane.
‘Neen, jij bent het die droomt.’
Laat me dromen, dacht Eliane. Ik laat je praten. Zo hebben we het beiden naar de zin. Laat me geloven dat het verlangen naar over acht maanden ergens op uitloopt. Maar toen rinkelde de bel onbetwistbaar, lang aangehouden als van iemand die slapers uit bed wil halen.
‘Niet open doen’, zei de oude vrouw rillerig. ‘Zo laat moet niemand ons nog lastig vallen.’
Eliane duwde zich uit de fauteuil recht en schokschouderde.
‘Je denkt er niet aan open te doen’, gilde de oude vrouw. ‘Het loopt tegenwoordig vol boosdoeners.’
‘En als het nu eens de kinderen waren.’
‘Onzin.’
‘De kinderen, die het bij hem niet uithouden en bij mij willen komen.’
‘Zo laat!’
‘Als we niet gaan zien, kunnen we niet weten wie het is.’
Eigenlijk had ze niet aan de kinderen gedacht, maar aan hem. Of liever, aan Jean, die vriend van hem met wie ze twee keer naar bed geweest was, helemaal in het begin van zijn weekeinden met de secretaresse. Een hotelkamer met telefoon, en de afwezigendienst was verwittigd. Jean bevredigde haar grondiger dan hij ooit gekund had. De telefoon scheurde hem op het zalige moment van haar los, het was een gruwel. Een volgende keer zonder telefoon, had ze gezegd. Dat wilde hij niet, zijn klanten waren hem heilig. Het was de laatste keer geweest.
Weer rinkelde de deurbel.
‘Niet bewegen’, zei de oude vrouw. Ze stapte resoluut de gang op, stak het licht aan en trok de voordeur met een ruk open.
Voor haar stonden twee mannen, elk met een omvangrijke koffer aan de