| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Maatstaf
17de jrg., nr. 6, oktober 1969
‘'t peerd van ome loeks is dood’, zegt Ab Visser, en onder deze titel bespreekt hij de Groningse literatuur tussen de beide wereldoorlogen. Hij wijst hoofdzakelijk op de afwezigheid van culturele interesse bij de Groningse bevolking. Nog eens twee bijdragen i.v.m. Hollands oorlogsmisdaden in het verleden, in de kolonies: Paul van 't Veer herinnert aan een moord-expeditie in Atjeh (1904), terwijl J.H.W. Veenstra inhoud en opvoering van Slauerhoffs toneelstuk over J.P. Coen bespreekt. Heel wat interessanter dan deze masochistische oprispingen, is een vraaggesprek met de originele Zeeuwse dichter J.C. van Schagen. H. van Teylingen schrijft poëzie in de onderkoelde humortoon die in het Noorden zo in trek is. Ook Ho Tsji Minh mag een woordje zeggen. Jef Last vertaalde van hem enkele ‘gedichten’. In de rubriek ‘cursief’ evoceert Theo Kars de laatste jaren van Casanova, naar aanleiding van de uitgave, in Duitse vertaling, van zijn utopische roman: ‘Icosameron’. Het is een knap stukje.
| |
Spiegel der letteren
11de jrg., nr. 4, 1969
E. de Bock, inspirator van het tijdschrift, wordt door de redactie gehuldigd ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag. P.S.N. Oost bestudeert de tekst van Leopolds gedicht: ‘Nezahnalcoyotl’ i.v.m. Van Eycks editie ervan in de Verzamelde Verzen en in het Verzameld Werk. Hij komt tot de conclusie dat de definitieve versie van dit gedicht grotendeels van de hand van Van Eyck zelf is. ‘Ontwikkeling en verzen van Jan Greshoffs poëzie’ is een artikel van L. Gillet, onmisbaar voor wie met deze dichter grondiger wil kennismaken. ‘In margine’ belicht G.R.W. Dibbets de rol van ‘Coor en rei bij Abraham de Koning’. Daarna volgen nog een viertal boekbesprekingen.
| |
P.E.N.-tijdschrift
5de jrg., nr. 3, juli-september 1969
Deze aflevering van het blad van het Vlaamse centrum van de P.E.N.-club is voornamelijk interessant omdat Streuvels erin herdacht en gehuldigd wordt door verschillende leden. Ook het verslag van het 36ste internationaal P.E.N.-congres is het lezen waard. Het actuele probleem van de literatuur als informatie of als fictie wordt er behandeld.
| |
Ons erfdeel
13de jrg., nr. 1, sept. 1969
De 13de jrg wordt ingezet met een vernieuwing qua formaat en presentatie. Uit de inhoud, die ook nu weer heel rijk en
| |
| |
gevarieerd is, enkele culturele en literaire bijdragen: Prof. Dr. A. Gerlo bestudeert ‘Erasmus als Nederlander’, zijn afkomst, zijn humanistisch wereldburgerschap, zijn internationale visie en zijn kijk op de Nederlanden. E. van Itterbeek wil een onderzoek instellen naar ‘internationale impulsen in de Nederlandse letteren’ en vraagt daarvoor hulp in de vorm van documentatie, bilbiografisch materiaal e.d. Jan Verdonck bespreekt de vijf grote Nederlandse opinieweekbladen. Het werk van de expressionistische schilder Frits van den Berghe wordt besproken door Fernand Bonneure, n.a.v. een recente studie over deze kunstenaar door E. Langui. Als dichter wordt ditmaal voorgesteld de Noordnederlandse dichter en Raster-redacteur H.C. ten Berge. Fons Sarneel karakteriseert hem als een kosmopolitisch dichter, hermetisch en koud. Maddy Buysse vertaalde enkele van zijn gedichten in het Frans. ‘De culturele betrekkingen tussen Scandinavië en de Nederlanden’ worden beschreven door Anny van Marken, terwijl de Waalse germanist J.P. du Ry zeer interessante en vrij optimistische gegevens levert over de toestand van het Nederlands in Wallonië. De Duitse vertaling van de roman van H. Raes, ‘Ein Faun mit kaken Hörnchen’ wordt besproken door Jürgen Hillner. Tenslotte valt nog de zeer interessante bijdrage te vermelden van Prof. Dr. J.M. Peters, over ‘Het “gezichtspunt” in film en roman’. Hij vergelijkt verhaaltechnieken in roman en film. Dan volgen nog een 80-tal bladzijden culturele kroniek, berichten over de Nederlandse taal- en cultuurpolitiek e.d. Vele van de meer dan 50 bijdragen in dit gedeelte zijn het lezen waard.
| |
Yang
tijdschrift voor literatuur en communicatie, nr. 27, sept. 1969
Nieuw formaat, nieuw kaft, nieuwe ondertitel, licht gewijzigde redactie. (Tom Schalken en Hedwig Speliers zijn spoorloos verdwenen.) De redactie, zo wordt gezegd, heeft zich bezonnen over een ‘nieuwe lijn’ en komt nu, na een zwangerschap van 9 maanden met een voldragen ‘nieuwe visie’ op de proppen. Welke die visie is, vernemen we in het inleidend artikel, ‘convitalisme’. Het schrijven, zo luidt het, is een steeds marginale! bezigheid geworden, o.m. door het steeds toenemende en anachronistische romantisch individualisme van de auteurs. De lezer ging zich spontaan van dergelijke steriele spelletjes distantiëren. Als oplossing, zowel voor de uitzichtloze situatie van de literatuur als van het gehele leven, opteert men voor het ‘convitalisme’. Dit is een levenshouding waarin men zo intens mogelijk wenst te bestaan, zonder te steunen op eeuwige waarden. In dit intense leven moet plaats zijn voor de ander, zodat het vitalisme een convitalisme wordt. Dit is een eenvoudige gedachte die via uitgebreide en niet altijd consequente gedachtenkronkels wordt bereikt. Ook de poëzie moet, door eenvoud en levensechtheid in dit convitalisme delen. Daniël van Ryssel tracht die principes waar te maken in de reeks gedichten ‘God voor gevorderden’. De Yangprijs wordt toegekend aan Herman de Coninck, voor zijn bundel De lenige liefde.
| |
Vlaanderen
18de jrg., nr. 106, juli-aug. 1969
Dr. Albert Smeets stelde dit nummer
| |
| |
samen, onder de titel ‘Actuele Vlaamse schilderkunst 5 × 7’. Uit de vijf Vlaamse provincies worden telkens 7 jonge schilders voorgesteld met een reproduktie van één schilderij en een korte karakteriserende tekst. Daarna volgt een zeer praktisch ‘Klein lexicon van de hedendaagse plastiek’, waarin termen als ‘action-painting’, ‘lumino-dynamisme’ e.d. verklaard worden. Zeer bruikbaar.
| |
Tirade
13de jrg., nr. 150, oktober 1969
J.J. Wesselo presenteert de vergeten 18de-eeuwse randfiguur Pieter van Woensel, arts, filosoof, politicus, historicus, econoom, wereldreiziger en literator. Een man die er denkbeelden op nahield waarvan sommige nu nog progressief zouden klinken. J. de Kadt doet zijn uiterste best om de Amsterdamse studentenleider Ton Regtien, en zijn boek ‘Universiteit in opstand’ in diskrediet te brengen. S. Tas ontleedt de figuur van Ho Tsji Minh en komt daarbij tot de conclusie dat hij een fanatiek communist was, die de dekmantel van het nationalisme gebruikte, om ‘met overgave en overtuiging onze vrijheid te vernietigen.’ De schilder Herman Gordijn wordt geïnterviewd door Henk Romijn Meijer. Poëzie van drie totaal verschillende genres, maar alle drie aantrekkelijk, leest men van R. Kopland. K. Winkler en A. Roland Holst.
| |
De Vlaamse gids
53ste jrg., nr. 10, oktober 1969
Twee korte verhalen: ‘Het Onhankelijkheidsfeest’ van Johnnie Verstraete, en ‘Jenesj’ van Bert Vcrm, beide geschreven in een tamelijk krampachtig-literaire stijl. De Russische literatuur komt in twee bijdragen naar voren. L. Landsman vertaalde enkele gedichten van B. Pasternak, om een minder bekend aspect van deze auteur te belichten. M. Fondse portretteert de onlangs naar het westen gevluchte A. Koeznetsov. Mark Insingel experimenteert in zijn gedichten lustig verder met klanken woordvariaties, omkeringen, verschuivingen e.d. Hij kan het nu al heel goed. Tentoonstellingen van moderne beeldende kunst (o.m. te Gent, Elsene, Haarlem, Parijs en Keulen) worden zoals steeds besproken door A. Merckx. W. Pelemans begint een artikelenreeks over ‘De Vlaamse muziek en Peter Benoit’.
| |
Zenit 74
4de jrg., nr. I
Dit tweemaandelijks pluralistisch tijdschrift voor literatuur en kunst, uitgegeven door ‘K.K. 64’ (Kunstkring 64), zet zijn 4de jaargang in met een aantal vernieuwingen. Het redactioneel werk wordt voortaan verdeeld. Chris Bouchard staat in voor toneel en kleinkunst, Jos Vanhamme voor plastische kunsten (nieuwe rubriek) en Neer Vantina voor de literatuur. Nieuw is ook, dat contact gezocht wordt met het buitenland. Zo wordt in deze aflevering reeds Franse en Duitse poëzie in vertaling opgenomen. Medewerker voor de Franstalige poëzie is de bekende Brusselse criticus Henri Fagne. Ongeacht deze en andere vernieuwingen blijft het tijdschrift trouw aan zijn pluralistische en eclectische instelling. Geen ethisch of esthetisch programma wordt vooropgesteld. Naast de talrijke gedichtten - de beste zijn van Roger Gilis en Julien Vangansbeke - valt de tweede bij- | |
| |
drage op in de reeks ‘Hoe ontstaat mijn gedicht?’. Na R. Hannelore komt nu L.M. van den Brande aan het woord. Ondanks vele duistere woorden en een schromelijk misbruik van filosofische termen, slaagt hij erin zijn poëtisch credo aanvaardbaar te maken.
| |
Ruimten
8ste jrg., nr. 29, 1969
Dick Walda schrijft een knap verhaal: ‘Geen bezoek - geen bloemen’. De Duitse romanschrijfster Gisela Elsner (Die Riesenzwerge en Der Nachwuchs) wordt gepresenteerd door Frans Boenders in een artikel dat een collage is van eigen beschouwingen en fragmenten uit een interview. Zijn stuk is tevens een inleiding op een vertaald hoofdstuk uit een nog onuitgegeven roman van de schrijfster. Verschillende dichters komen aan het woord. H.M. Wap getuigt van een originele kijk op de realiteit. L.M. van den Brande bevestigt zijn beeldend talent, Stevi Braem zet vol overtuiging proza in versvorm en Herman Moscoviter schrijft verfijnd cynische verzen. Kunstschilder Willem Deneckere wordt aan de hand van talrijke reprodukties voorgesteld door Roland Patteeuw.
| |
De periscoop
19de jrg., nr. 12, oktober 1969
‘Het fauvisme, barbarisme uit de moderne kunst?’ Dat is de vraag, die H. Waterschoot zich stelt n.a.v. de tentoonstelling ‘Fauvisme in Europa’ (Mechelen). A. Demedts bespreekt kort het oeuvre van Streuvels en de ontwikkelingsgang ervan. W. Enzinck interviewt Hugo Raes. O.m. het probleem van de dubbele functie auteur-leraar wordt erin aangeraakt. J. Meinl presenteert en bespreekt het opzienbarende boek ‘Kankerpaviljoen’ van de Rus A. Solzjenitsyn. Daarnaast de vaste rubrieken over fotografie, film, beeldende kunst, pas verschenen boeken, tijdschriften e.d.
| |
Kreatief
3de jrg., nr. 4, sept. 1969
Hoofdzakelijk gewijd aan de beeldende kunst. Roland Patteeuw stelt vooreerst schilder Raoul de Keyser voor en noemt hem ‘zonder kompleksen geëngageerd met het leven van alledag’. Talrijke afbeeldingen, o.m. een originele zeefdruk, illustreren dit artikel-interview. Dezelfde criticus interviewt Jan Dibbets, een man die bewust zoekt naar een nieuwe vorm van beeldende kunst, naar nieuwe materialen, voornamelijk uit de natuur: gras, water, zand, stokken e.d. Voor hem telt niet het kunstwerk als resultaat, wel de exploratie als idee. Nogmaals Roland Patteeuw geeft ‘konstataties na magere prijzentriptiek’. De afdeling literatuur opent met een uitgebreid opstel van Georges Wildemeersch: ‘Kanttekeningen bij de dood van de waarheid’. Het probleem, dat voornamelijk behandeld wordt n.a.v. kritisch en creatief werk van De Wispelaere, is dat van de waarheid van het literaire kunstwerk. Is die enkel geldig binnen dat werk, of heeft zij een ruimere geldigheid? In dat verband wordt aandacht besteed aan de waarheidscheppende functie van het schrijven. Dat alles wordt diepgaand, maar in onnodig duistere bewoordingen onderzocht. Over De Karakoliërs van Ruyslinck hebben Lionel Deflo en Werner Lagae een gesprek, waarin ze het vooral hebben over de roman als satire. Het Vlaams toneel- | |
| |
leven wordt onder de loep genomen door Frans Redant.
| |
Argo
nr. 15/16, oktober 1969
Op de tijd van enkele nummers is Argo van een onooglijk informatief en kritisch blaadje uitgegroeid tot een volwaardig jongerentijdschrift. Het blad maakt zich vooral belangwekkend door bijzondere nummers, onlangs over de fantastiek, nu met een ‘Internationaal poëzienummer’. Gedichten van Vlaamse jongeren worden er, in oorspronkelijke versie en/of in vertaling geconfronteerd met produkten uit Nederland, Zuid-Afrika, Wallonië, Frankrijk, Spanje, Canada en de Antillen. Een dergelijk initiatief kan enkel worden toegejuicht. Volgt nog een kroniek van tijdschriften, poëziepublikaties en diverse artistieke weetjes.
Hugo Brems
|
|