Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 114(1969)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] Paul Vanderschaeghe / Gedichten Den stora vissheten (de grote wijsheid dat al het grote uit stilte bestaat. Gunnar Ekelöf) De dichter trekt de zwaarste ploeg. Het paard dat op stal stond stierf. Dood zijn uren van maaien en oogsten. Als hij tegen de nachtwand het werk uit zijn hand zet, voor zijn kinderen het blokkenspel spreidt op de vloer, voor zijn vrouw het laken openvouwt herinnerend aan sneeuw en vroegste bloesem, zet hij zijn woorden in het gelid. Dan slaat de trommel aan. De hond in zijn bevroren kennel bast en bloedt uit zijn geschonden vel; bast met de huilkreet van de kampen, bast met de ratelslag voor Stalingrad en Katyn, Baby Jar, Hirosjima, Nagasaki. (De nacht plooit zwarter op Los Angeles.) Het land van morgen is verharde klei en rotssteen voor de zaden. Binnen de warme wol, het welig nest Europa waarin de koekoek kruipt, sterven de nachtegalen in hun zilveren kelen. [pagina 117] [p. 117] Toch draagt het jongste kind zijn hondejong binnen voorzichtige armen naar het vuur en laat zijn ijsoog dooien aan de vlam. De vrouw zet een bloem in elk uur. Op de draden buiten telt zij stilzwijgend de vogels. Wat maakt de wereld tot muziek van zachte noten? [pagina 118] [p. 118] Het nulpunt voorbij De vogels begrijpen steeds beter wat ik schrijf. Woorden zijn graan, zolang jij de zon in het zenit draagt. Je snijdt mijn morgen in twee helften, eetbaar met de lachende groet aan de dag, dit zachtzinnig gebaar van kinderlijke regen. Wist jij al gisteren hoe leeg een strand is onder de mensen, hoe kiemloos de klank in hun keel als zij tateren tegen valavond? Vorige Volgende