Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 113(1968)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Herman de Coninck / Gedichten waar bergen zijn als gestorven bergen, postuum en onaantastbaar; waar nevels gaan als namen van voorbije zwervers, zal ik u daar ontmoeten, wiens naam ik voor mij houd nadat ik al het andere verloor? niets meer willen, maar kijken: het landschap komt als een kelner op ons toe, met weiden op zijn handen. zo eenvoudig is alles. of zie het sas: de vaart neemt een boot op zijn schouder en draagt hem de trappen op. [pagina 44] [p. 44] ik kom van ver, van waar jij mooi was tussen je haren als een eiland tussen riet en je mond viel traag, traag over mijn gezicht als avond over de landen, als stilte over dit gedicht. hoe zijn mijn handen wit sindsdien, als om te leggen in een schrijn: in de droom dat wij nog samenzijn. en het wordt witter en winter en de maan is raadselachtig dood als toetanchamon. als wie denkt aan toetanchamon. en wie lacht, lacht witter, dit verwondert hem zeer zacht maar nèt niet zacht genoeg. [pagina 45] [p. 45] narkissos ‘een oude verpleegster verzorgt bij gebrek aan zieken jarenlang zichzelf als een ongeneeslijke wonde.’ dit is een zin die ik graag zeg. ik druk mij uit in zeer verfijnde zonden als een schilder in een schilderij. ook drijf ik dikwijls rond in de boot van het woord ‘beminnen’. ik leef van mijn gevoelens zoals van pralinen. Vorige Volgende