Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 112(1967)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] [1967/3] Rene Verbeeck De forel Onze lichamen hebben samen één bedding gevonden ik stroomde met u - één water - naar beneden en flitsend sprong stroomopwaarts de forel van de ziel die springt op en blinkt in het licht alleen bij de genade van het water het vruchtbare, dragende naar de diepte getrokken water. [pagina 162] [p. 162] Die soms een hete horzel was Die soms een hete horzel was in een leiekelk wat zit ik verstild bij u. ik wou ik kon u strelen als stuifmeel binnendringend en toch zo licht en namen vinden even licht voor deze staat. te zwaar is ieder woord om een kroonblad te zijn van d'onuitsprekelijke bloem die wij samen hebben gekweekt die opwaarts bloeit in de weiden van het licht vanuit de wellust van de wortel diep in d'aarde zich borend. [pagina 163] [p. 163] Herfst wil droefgeestig worden Herfst wil droefgeestig worden schuif uw jonge hart onder mijn hart dat het leven blij door mijn aders schiet en de wereld is weer het huis van de zon. (o de vlagen van warmte en licht over de golvende melk van uw huid en uw leden die spelen los en licht in het verband van bruidegom en bruid) en als het volgeschonken bloed gelijk de herfst droefgeestig worden wil leg dan uw vingers op de snaren van de nooit aflatende regen geef mij uw tong als een pluim zo licht om los te zingen het gevleugelde zaad van een dankbaar gedicht. [pagina 164] [p. 164] Epitaaf Als onze kindskinderen later het verhaal zullen lezen in het boek van u en mij als vurige werktuigen Gods zo hebben zij bestaan zullen zij prevelen en lezen op de steen: wat zijn wij meer dan wat liefde van ons heeft gemaakt en van ons zal bewaren hierbeneden hierboven als haar vuur ons omhulsel tot as heeft verteerd? [pagina 165] [p. 165] Ook ons die vroom het leven karnen Ook ons die vroom het leven karnen blijven uw nachtmerries niet gespaard onberekenbare dood. gij blaast uw noordenwind door het vulkanisch merg dat het vlees klappert van de kou en de wereld, de lieve wereld die op onze vijf zinnen steunt aan 't wankelen gaat. wij kennen u niet en geven u daarom zovele namen een skelet, een zandglas en een zeis maar uw waarachtigst beeld het spookt angstwekkend in de holten nagelaten door hen die ons verlieten de geliefden die ons het leven schenkend u macht hebben gegeven over ons. waarom, waarom ons doen geloven dat zij wier nagedachtenis wij eren eenmaal met u de lucht ontbinden de vogels wurgen en de zon uitdoven? [pagina 166] [p. 166] En steeds maar gaan er onder zeil En steeds maar gaan er onder zeil het akelige zwarte zeil. adieu, tot weerziens klinkt het op de dijken. o God van allerzielendag wil onze schipper zijn en hijs uw groene zeil of de dijken der eeuwigheid begeven en niets dan lijken spoelen aan. [pagina 167] [p. 167] Is het voorgoed gedaan Is het voorgoed gedaan met de sprong de jonge, veerkrachtige onwetend van tijd en gevaar blindelings van ogenblik op ogenblik? wees voorzichtig, zegt de wijsheid de beenderen worden broos. voorbij, voorbij de verrukking van de sprong maar de winst is groter dan 't verlies. zie, deze dag is een pit die ik plant in de nog lillende humus van gisteren en morgen zal in bloei staan. o gansheid die woord en daad vervult als ogenblik en duur hier samenvloeien. [pagina 168] [p. 168] In het woud van de nacht In het woud van de nacht zijn wegen die wij bij dag niet vinden in geuren waaien deuren open op 't verleden waar het geheugen geen sleutel voor had en woorden zijn soms uitvalpoorten op de werkelijkheid die ons omsluit en ons benauwt. daarom is tegen het gedicht geen verweer het is het zoeklicht het is het zintuig het is de long en de zuurstof van de ziel. Vorige Volgende