Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 110(1965)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Willy Spillebeen De oude mens I Binnen zijn hoofd kantelt 't rad der geboorten zodat hij de zin van de ziel verloor. Het lichaam is waarheid van water en aarde. Hij dwaalt als een teken de eeuwen door. Nomade van aarde zijn boog is een lier en het dier dat hij schoot heeft het oog van zijn zoon. Onder de zingende boog van de nacht schrompelt hij saam tot de stam van een boom: Lijf van een lijn die de oneindigheid snijdt snaar op het goddelijk spinet pijl die gericht staat op 't hart van 't heelal cijfer van één-zaamheid gevallen uit het Getal. [pagina 53] [p. 53] II De blinde vlek op het oog van een god de zwerfsteen het doodpunt waarin het heelal zich samenbalt: hij wacht hij wacht op de lichtstraal der goden hij wacht al eeuwen lang. Het licht omstreek hem met stilte die van hemzelf is. En hij wordt bitter en hij begrijpt het niet. Hij wordt de klinker in de taal in de weg naar de verte. En hij gelooft in het gedicht de bloem uit zijn rottend vlees de droom voor wie later komen en hakken hun weg door het blinde heelal met de machete van de eerste taal. [pagina 54] [p. 54] III Langzaam verdwaald door het bos van symbolen herkent hij zijn weg in de hemel niet en de aarde ligt lui en opengebroken van schraalte en verdriet. In 't duister schuiven de schimmen van wolven. Hun adem schroeit zijn gezicht. Het bos onder lagen beenderen bedolven gloeit van fossiele licht. Onderhuids luiden klokken. De doden groeien in zijn rug en zijn hoofd. Haastig vluchten de laatste goden - god zij geloofd. Buitensporig groeien symbolen als bomen. Razend van angst hakt hij zijn weg. De dieren kruipen diep in hun holen. Hij wordt de méns die met zijn naaktheid de aarde kleedde de zee hoort aanslaan de hemel vindt en in de tekens van vogels kan lezen wanneer de zomer begint. Vorige Volgende