Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 110(1965)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [1965/1] Pieter G. Buckinx Drie gedichten Een ster hangt glanzend Een ster hangt glanzend boven het heelal. Onder de sneeuw van het maanlicht ontwaakt het dal. Maar de aarde kraakt onder de hoefslag van vuur en honger in het vlijmscherpe mes van de wind. Voor de honger van Herodes beven de moeders, zij beven voor de roofdierogen van de nacht. en voor het zwaard van vuur dat duizenden heeft omgebracht. Ergens in de wereld schreit een kind ontelbare winters lang schreit een kind van kou en verdriet. Maar wij horen het niet. Wij werden doof en blind: een rots van goud waaronder wij schuilen midden de mieren binnen de schimmen van onze schuld. Ontbind het goud dat ons omhult, breek onze trots en breek het zwaard waarvoor de moeders beven. Doorstraal ons met de gloed, die Uw genade openbaart. [pagina 2] [p. 2] Medea voor Maria Wimmer ‘Hoor wat ik u voorspel: dit is mijn mes, mijn wet, gij zult geen rust meer kennen in dit koningsbed. Het brons van uwe huid zal verbleken onder de roede van mijn trots en mijn woede. Nu in mijn ogen de tranen van de waanzin wonen hak ik de wortels weg waarin de houtworm knaagt. De angstkreet van uw zonen, van mijn bloed, gij zult hem horen dag en nacht aan de klaagmuur der doden. Ik ben het vuur, het zwaard in de hand van de goden.’ [pagina 3] [p. 3] Deze hand Deze hand is de hand van mijn vader. Waarom beeft zij op het blad? Hij gaf ze mij opdat ik hem zou blijven herkennen in deze vlekken en groeven, in deze vingers die langzaam verstenen, in dit bloed dat uit de toppen opwaarts jaagt naar de keel, blind en verschrikt en rood, en in deze gespannen aders die het geheim verbergen en die ik moet liefhebben, die ik moet leegschrijven tot zij verstijven in de blijdschap van de dood. Vorige Volgende