Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 109(1964)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 740] [p. 740] Jan Vercammen Ballade voor moeders dragers Ik weet, de wolken vallen stil van regen, de priesters wachten aan de holle poort met alle rekwisieten voor de zegen, met lange zangen en verheven woord; elk staat gereed met velerlei gebeden, de kleine klok zit vol verlopen nacht, de klepel wiegt verroest uit zijn verleden, doch, dragers, draagt haar zacht. Ik weet, dat haar verkilde bloed gescheiden, dat elke zenuw, alle merg versteven is, dat is voorgoed verdord het medelijden aan mond en oog, dat wat door handen is gedaan vergeefs besteed aan deze leden, die, langzaam leeggeleden, worden weggebracht: geen heden is er nog voor dit verleden, doch, dragers, draagt haar zacht. Ik weet, dat ik niet altijd trots en vreugde, o lang niet altijd, heb gewekt in haar, dat over heldendaden, over deugden ik schoon gesproken heb in 't openbaar maar anders niets; en dat ik onverlegen veel minder vaak bereikt heb dan betracht. Zij bad voor mij, maar wat heeft zij verkregen? Doch, dragers, draagt haar zacht. Ik weet, dat menigten van honger sterven in India, Mongolië en veel nabijer ook en dat miljoenen slechts ontbering erven, [pagina 741] [p. 741] dat een woestijn ontstaat uit as en rook; dat elke drift ons deze tijd kan drijven naar grenzen waar wij worden omgebracht, dat zelfs wellicht geen boom zal overblijven, doch, dragers, draagt haar zacht. Ik weet, dat zon en maan verruklijk schijnen en dat er zachte vrouwendijen zijn die dieper dan de golven kunnen deinen, dat wij hun namen geven aan de wijn, aan al wat ons vervoert; dat allerwegen naar verten wegen voeren, dat een nageslacht eenmaal niet meer zal knielen om een zegen, doch, dragers, draagt haar zacht. O prinsen, dragers, prinsen van prinsessen, gij, zij, wij allen hebben dag en nacht om elke dorst van lijf en geest te lessen, des, dragers, draagt haar zacht. Vorige Volgende