Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 109
(1964)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Herman Teirlinck en het toneelNiet alleen als romancier, ook vooral op het gebied van het theater, heeft Herman Teirlick, die onlangs zijn 85ste verjaardag vierde, een toonaangevende rol gespeeld. Na de eerste wereldoorlog heeft hij al zijn krachten gewijd aan de hernieuwing van het toneel. In talloze lezingen in Vlaanderen en buiten de grenzen heeft Teirlinck getracht, zijn theorieën bij het publiek ingang te doen vinden. Naar zijn eigen woorden wilde hij terugkeren tot de oorspronkelijke elementen van het toneel, tot de Dionysosfeesten in de oudheid, tot de mysteriespelen in de middeleeuwen en tot de toneelstukken der negers. In zijn drang naar gemeenschapskunst beschouwde hij het individu als de negatie van de dramatische kunst. De grote vergissing is, meende deze woordkunstenaar, dat men denkt, dat de dramatiek tot de literatuur behoort. Hij wilde komen tot een algemeenmenselijke, tot een religieuze kunst, waarin niet het toevallige en het anekdotische, doch het collectieve gevoel tot uiting komt. De personages werden symbolen en dragers van ideeën; de realistische decors moesten de plaats ruimen voor een monumentale, gestileerde ruimte. Teirlinck deed een beroep po architecten, componisten, clowns en dansers. Zijn belangstelling voor de toneelkunst was trouwens niet nieuw. Reeds in zijn jeugd had hij enkele toneelwerken en marionettenspelen geschreven, waarvan ‘Diertje’ (1908) en ‘De Drie Graties’ voor zijn verdere evolutie van betekenis zijn geweest. Met ‘De Vertraagde Film’ (1922) echter bracht hij de grondige hernieuwing. In dit in alle opzichten merkwaardig toneelwerk heeft hij getracht, de angsten en de instincten die twee drenkelingen in een paar seconden beleven, in vertraagd tempo aanschouwelijk te maken. In ‘Ik Dien’ (1924), het werk dat men wel eens de profanatie van de Beatrijslegende heeft genoemd en waarin hij ook de toeschouwers actief deel deed nemen aan de actie, sloot hij op gemoderniseerde wijze opnieuw aan bij de middeleeuwse mysteriespelen. Even gewaagd als ‘De Vertraagde Film’ is ‘De Man zonder Lijf’ (1925), waarin tevens sterk-dramatische momenten voorkomen. De splitsing van de hoofdpersoon in een dwaze en een wijze Jacob was reeds op zichzelf een vondst, die voldoende mogelijkheden bood om te worden gedramatiseerd. Architectonischer van bouw was het scenario ‘Ave’ (1928), een lofzang op de moeder, waarin bij de vertoning vooral de monumentale enscenering op de voorgrond trad. Ook in ‘De Ekster op de Galg’, dat in 1937 tijdens de Hoogdagen der Vlaamse Letteren gecreëerd werd, heeft Teirlinck vooral de nadruk gelegd op dit monumentale. Dit werk is de dramatische projectie van de ‘Liefdesdroom van de oude man, die de gang wil weerhouden van de dood in aantocht’. Op half-symbolische en half-realistische wijze heeft Teirlinck aan deze droom vorm gegeven in de hoofdpersoon Benedict, die ons herinnert aan de raadselachtige figuur van Hamlet. In de jongste tijd heeft Herman Teirlinck zich op toneelgebied nog verdienstelijk gemaakt als animator van de Toneelstudio | |
[pagina 226]
| |
van het Nationaal Toneel, en hij publiceerde bovendien nog drie toneelstukken: ‘Taco’, ‘Jocaste tegen God’ en ‘De Fluitketel’, waarin, ondanks de hoge leeftijd van de auteur, een verrassende vitaliteit tot uitdrukking komt. Aan de jongeren heeft Herman Teirlinck de weg gewezen naar een monumentale en universele theaterkunst. Zijn naam zal verbonden blijven aan de hernieuwing van het toneel in Vlaanderen. P.G. Buckinx |
|