Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 108(1963)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 580] [p. 580] Kerkraam I Een zwarte man, een gouden vrouw en een purper kind, die samen glimlachen in de klare kou van in lood gevatte ramen, houden hoge ogieven dicht en slaan het vergezicht open met subtiel bedrog van licht door lichaam en alm gelopen. Zij arbeiden, aandacht en stiel, naar de timmerbank gebogen, en windend uit een spinnewiel de draad met vingers voltogen, lenend elkander ruimte en kleur en vrede en peinzend verbazen, omdat, gebeure wat gebeur', werk is extase. II Alsof de tafel aangerecht zal worden tussen planeten om er, zoals het Boek het zegt, het hemels avondmaal te eten, alsof de dungespannen draad de zaligen moet omkleden in 't licht, verrukkelijk gewaad rond verrukkelijke leden, [pagina 581] [p. 581] zo wordt het edel hout bedoeld door de tastende instrumenten, zo wordt de witte wol gevoeld, regen op gras in de lente. De mens, met de dingen bezig, die ze vormt naar zijn geest en stelt, is volmaakt op aarde aanwezig. Slechts het volmaakte telt. III Zij werken ieder aan hun droom, de vrouw zal de zorgen spinnen, de man zet de zaag in de boom, de zoon wacht om te beginnen; hij verzamelt zijn eenzaamheid, zijn zang, zijn waarheid, zijn woorden, en telt de dagen van de tijd tot de komst van de bekoorder, tot het spel met het kwaad begint tot de kracht uit hem mag breken tot als donder en wervelwind hij woorden van God mag spreken. Een zwart man, een gouden vrouw en een kind blauw in de zonneschijn mogen, in vreze en vertrouwen werken en samen zijn. Hubert van Herreweghen Vorige Volgende