Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 105(1960)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Willy Spillebeen De woorden Toen vogelvrije woorden aan mijn kamer klopten wilde ik ze niet horen - Ik moest ze uit plicht vermoorden - Zij bleven koppig kloppen. De kamer was al donker maar buiten waarde klaarte. De schreeuw der hanen klonk er als een voorgoed verzonken bedrog van nu en later. Ik ben uit bed gesprongen siddrend van verbazen. Ik heb mijn angst bedwongen en daagloos aangedrongen: gaat weg ach laat mij slapen. [pagina 539] [p. 539] Hun antwoord was dat kloppen doodskloppertje in mijn dromen. Ik heb mijn pen genomen - 'k zag ze voorover storten, hun troebel bloed vermorsen - Dan is de nacht gekomen. Vuur Brandschoon het mes dat gekluisterd aan het vuur zijn snede bewaart en werd het gevlamd en geteisterd een gloed in zich binnenhaalt. Het leven dat levend bedaarde in jaren van wisslend getij bezit deze gloed: opgespaarde voorraden menselijkheid. Het leven - brandschoon - door de geschroeid maar gelouterd verpuurd, verandert wordt wezensgelijke van het vlammende staal en het vuur. Vorige Volgende