knopen met overigens belezen Nederlanders. Hij zei dit óók niet te kunnen over het in 1958 verschenen en nog gemakkelijk verkrijgbaar ‘Negatief’.
Geldt dit complex misstanden ten aanzien van alle moderne Vlaamse auteurs? Zeer bepaald niet. Ouderen onder ons herinneren zich, hoe snel na hun verschijnen in boekvorm, romans en gedichtenbundels van auteurs als Stijn Streuvels, Karel van de Woestijne, Felix Timmermans vrij algemene bekendheid, resp. vermaardheid genoten in Nederland. Heden ten dage behoort een auteur als Marnix Gijsen thuis in het totaalbeeld van de gehele Nederlandse literatuur; hij bekleedt daarin een vaste plaats, even vast als het heiligenbeeld tegen de pilaar van de Lieve Vrouwe kerk in Antwerpen. De boeken van Gerard Walschap die verschenen tot aan het uitbreken van de tweede wereldoorlog, werden in Nederland vlot gelezen. De boeken van na 1940, ook die van na 1945, in mindere mate, al maken ‘Zuster Virgilia’ en ‘De Française’ hierop een uitzondering. Men concludere - tussen haakjes - niet voortijdig dat Nederlanders uitzonderlijk gecharmeerd zijn op Zusters en/of Françaises.
Prof. Grossouw uit Nijmegen, moderne psalmvertalingen besprekend in Roeping van februari 1960, kwalificeerde een vertaling van de Vlaamse priester R.H. de Smet, in 1940 te Steenbrugge verschenen, als zeer opmerkelijk, maar merkte tegelijk op, dat ze ‘door allerlei omstandigheden niet de aandacht kreeg die ze verdiende’. Hoeveel Nederlanders zouden de boeken kennen van Gaston Duribreux en Ward Ruyslink? Ik vrees niet al te veel, - dit weer in tegenstelling met die van Louis Paul Boon, Piet van Aken, Daisne, Claus.
Men vraagt zich af, krachtens welke oorzaken dit verschil in bekendheid optreedt. Een verschil dat men moet betreuren inzover er een situatie van ónbekendheid bestaat.
Men late buiten beschouwing de tijd van oorlog, bezetting en bevrijding met alle daaraan verbonden misere, de scheiding door de grenzen, de verkeersmoeilijkheden, de gevoeligheden die politieke kwesties te voorschijn riepen.
Dan nóg bestaat er een opmerkelijk verschil in bekendheid. Een der voornaamste oorzaken is zonder twijfel het verschil in uitgever. Marnix Gijsen, die bij Stols in Den Haag uitgeeft, is daarom al gemakkelijker toegankelijk voor Nederlanders dan Chris Yperman die haar boekje uitgaf bij Manteau, of Lebeau wiens ‘Xantippe’ verscheen bij de Clauwaert.
Is echter alleen dit verschil in uitgever een afdoende verklaring, dit verschil in uitgever met de daaraan verbonden grensmoeilijkheden? Op deze grensmoeilijkheden ga ik niet in, al kan men daarover van de betrokkenen de meest potsierlijke verhalen vernemen, zelfs met betrekking