Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 105(1960)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] [1960/2] Hubert van Herreweghen Avondlied Gaande een boertje een boertje gaande leidt een koe aan 't zeel een koe slaande een staart en staart al slaande door den dreef den avond toe avond is een vlieg aan 't ronken een vlucht spreeuwen in de haag zwarte sneeuw die neergezonken dooft den dag en dekt hem traag de ogen van den dag zijn ogen blonken en zijn uitgeblust en daar moeten twee gedogen dag en nacht en gang en rust dat een waterkeel een gorgel water borrelt uit den barm dat uit een diep bosje 't orgel nachtegaal maakt mild alarm vast voorzichtig zijn de voeten opgeheven neergezet hoort gij als gij toehoort 't toeten van een stilte als een trompet 't vuurwerk van den dag zijn vuren van den middag zijn gedoofd en daar moeten twee geduren wat het licht hen geeft en rooft kauwend op een grashalm kauwend beiden zij volgt als zijn vrouw de kop in den grond beschouwend [pagina 78] [p. 78] dauw op 't gras den avonddauw denkende aan al het bestaande en 't geheim waarom en hoe gaande een boertje een boertje gaande leidt een koe aan 't zeel een koe hoort gij hen kunt gij hen horen binnensmonds hij neurt zij zingt van den groei van gras en koren van wat mens en dier omringt hoort gij hen kunt gij hen horen binnensmondse samenspraak warmte en licht gaan ons verloren de avond valt de dag ligt braak hoort gij hen kunt gij hen horen denkt hoe gij zo eenmaal gingt anderen zijn niet geboren maar wij gaan en de avond zinkt. Vorige Volgende