Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103
(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 568]
| |
Duitse letteren
| |
[pagina 569]
| |
nieerd: het ‘andere, nicht-ratioïde Gebiet des unendlich Schwankenden, Variabelen, in dem die Tatsachen sich nicht wiederholen und in unendlich vielen Beziehungen zueinander stehen’. Tegen een licht-historische achtergrond - één jaar uit het ‘kaiserlich und königlich’ Oostenrijk-Hongarije (‘Kakanien’ noemt Musil ironisch de k. und k.-monarchie) - bewegen zich een grote menigte figuren, die in een grote monarchistische beweging betrokken worden. Deze ‘Parallelaktion’, die in 1913 in Wenen opgericht wordt om in 1918 keizer Franz Joseph te vieren, zal alle volkeren en standen van Kakanien verenigen. Daar juist deze ‘vredesactie’ de wereldoorlog zal bespoedigen gaf Musil het ganse boek een licht-ironische inslag. Veel belangrijker is echter de gedachtenwereld waarin Musil ons binnenleidt. Ze vinden we op blz. 1240 volgende zin, van waaruit we kunnen vertrekken voor onze verdere uiteenzetting: ‘Im gewöhnlichen Leben handeln wir nicht nach Motivation, sondern nach Notwendigkeit, in einer Verkettung von Ursache und Wirkung’. Het verwarde spel der gebeurtenissen en toevalligheden in de Parallelaktion, het voortdurend discussiëren zonder resultaat, de uitbouw van de vaderlandse beweging in commissies en subcommissies tot een geweldige bureaukratie, ziet Musil als een gevolg van deze voortdurende aaneenschakeling van oorzaak en gevolg. In de wereldgeschiedenis ligt evenzeer een zeker ‘verkeerd lopen’, een reis zonder terugkeer en zonder bepaald doel, waardoor zij niet uit afzonderlijke grote daden, maar uit kleine oorzaken ontstaat, niet vanuit één centrum maar uit kleine feiten aan de periferie. De wet der geschiedenis, van het maatschappelijk leven en van het leven van elke mens is deze van het oude Kakanien: de wet van het voortworstelen, van het tegenstribbelend vooruitgedreven worden. Nog het meest staat de held van de roman, Ulrich, onder invloed van deze ‘Verkettung von Ursache und Folge’, van deze ‘Weberkette’, zoals Musil ze noemt. Gans zijn leven is als het ware op hem toegekomen; niet hij heeft de dingen gekozen en ze tot middelen van zijn daden gedwongen, neen, zij stonden op zijn levensweg en behoorden meer tot elkaar dan tot hem. In zijn levenswijze ligt iets mechanisch. Zijn ik treedt slechts als toeschouwer op, terwijl een ‘Teil-Ich’ op het levenstoneel zijn rol speelt. Zo is het zich-vrijvoelen van de mens - want ook in deze aaneenschakeling ligt nog iets van hemzelf - slechts een schijnbare vrijheid, ‘freiwillig zu tun, was er unfreiwillig will’Ga naar voetnoot(1). Door het automatisch spel van zich aangetrokken voelen en afgestoten worden komt Ulrich met de Parallelaktion in aanraking. Wanneer hij per toeval in de handen van de politie terecht komt en zich tracht te redden door zich als sekretaris van deze grote actie te laten doorgaan, wordt hij in werkelijkheid met dit ambt bekleed. Wat geldt in de wereld der uiterlijke feiten, is nog van veel groter belang in het gedachten- en gevoelsleven van de mens. Hier heeft de menselijke ziel | |
[pagina 570]
| |
slechts de betekenis van een stukje kork, waarin een magneet zit, die het in een net van krachten heen en weer trekt. Zowel voor plotse passies als voor langgeplande besluiten geldt dit magnetisme. Dat Ulrich bijvoorbeeld zijn langvergeten zuster Agathe ontmoet en besluit met haar zijn leven te delen, is slechts het gevolg van een ‘Schicksalskreuzung, ... wahrscheinlich aus allerhand unabhängigen Einzelheiten zustande gekommen’Ga naar voetnoot(1). Slechts de uiterlijk-handelende mens treedt in werking, niet de mens zelf, die als een willoze en onmachtige verder gedreven wordt, zoals een koorddanser die, zich heen en weer buigend, verplicht wordt stap voor stap te zetten om zijn evenwicht te behouden, terwijl hij op een fictief doel toeschrijdt. Deze geringe deelname van de held aan zijn handelen maakt Ulrich tot exponent van zijn tijd. ‘Das ist der Menschenschlag, den die Gegenwart hervorgebracht hat’, zegt zijn vriend Walter. Maar is dit werkelijk zo? Is Ulrich eenvoudigweg een willoze? Wij moeten toegeven dat zijn uiterlijk leven dit van een onverschillig oppervlakkig man is, die zich op de stroom der tijd als een vlot meedrijven laat. Men zou kunnen vermoeden, dat hij geen aanleg tot iets heeft, dat hij een man zonder karakter is en niet veel meer dan een dood ding. Hij heeft geen familienaam, geen bepaald beroep, is echter ook geen pelgrim, avonturier of dichter. Hij is een man zonder eigenschappen, hij is slechts Ulrich. Maar toch is deze man zonder eigenschappen er zich zeer goed van bewust, dat hij tot alle eigenschappen een aanleg heeft, dat hij merkwaardig begaafd is en alle mogelijkheden in zich draagt om een belangrijk man te worden. Alleen wil hij deze in hem liggende krachten niet tot eigenschappen laten uitgroeien in een wereld, waarmee hij helemaal niet instemt. Daar men in deze tijd reeds een voetbalspeler of een renpaard geniaal noemt en het alleen nog het gebruik van eigenschappen zijn kan dat waarde heeft, heeft Ulrich besloten een man zonder eigenschappen te zijn en zich een jaar uit deze wereld terug te trekken om een gepaste aanwending van zijn geschiktheden te vinden. Hij voelt zich met een merkwaardige begaafdheid geboren, waarvoor er in deze wereld nog geen doel bestaat. Tegenover het leven zegt hij eigenlijk nooit ‘neen’, hij zegt ‘nog niet’. Zo neemt hij steeds een afwachtende houding aan en voelt hij zich immer op weg naar een doel dat hij in dit leven nog wenst te ontdekken en dat groot zal zijn. Een definitief besluit kan hij nooit nemen, daar hij niet aan een vaste waarde van dingen en feiten gelooft en veeleer dit alles als verstarring beschouwt. De muziekstad Wenen heeft voor hem slechts de betekenis van een ‘zu Millionen Zentnern Stein verhärtete Welt’, adel is nog slechts ‘ein Rest einer grossen Lebenshaltung ohne fliessendes Wasser’, het gevoelsleven is tot een ‘erstarrte Mondlandschaft’ teruggezonken, en de tegenwoordige moraal komt hem als ‘die Altersform eines Kräftesystems’, een instandhouden van verstarde toestanden voor. De Mann ohne Eigenschaften, wegens | |
[pagina 571]
| |
een teveel aan intellekt tot een theoreticus gedoemd, demaskeert voortdurend deze wereld, sceptisch en koel. En Kakanien is ‘als besonders deutlicher Fall der modernen Welt’ te aanzien. Maar toch is zijn houding veel meer dan louter negatief. ‘Meine Natur’ zegt Ulrich, ‘ist als eine Maschine angelegt, die unaufhörlich Leben entwertet! Ich will einmal anders sein!’Ga naar voetnoot(1). Eéns wil hij anders zijn. Wat betekent de beklemtoning van dit ‘anders zijn’, waarvan de ganse roman doordrongen is? Niets anders dan dat Ulrich handelt als een chirurg die ‘seziert’, uitsluitend om uiteindelijk een positief resultaat te bekomen. De scepticus wordt aangegrepen door het oeroude verlangen, de verloren zin van dit bestaan terug te vinden. In deze verstarde wereld, waarvan hij de zinloze werkelijkheid voortdurend zoekt te ontmaskeren, voelt hij gans van binnen zijn eigen hart slaan. Wellicht is hij de laatste vuurdrager der wereld, die de ‘langsam erkältenden, lächerlichen Tropfen Ich,... sein Feuer, den winzigen Glutkern nicht abgeben’ wil. Hij weet dat ieder ding slechts een verstard afzonderlijk geval van zijn mogelijkheden is; of positief gezien: de verstarde werkelijkheid doet hem een andere, mogelijke werkelijkheid aanvaarden. De geschiedenis heeft hem geleerd, dat wat vroeger als goed aangezien werd nu als slecht geldt en dat, omgekeerd, wat nu verwaarloosd wordt vroeger wellicht hoog geschat werd. Volgt daaruit niet, vraagt zich Musil af, dat men de huidige citeria niet zo zeer vertrouwen moet? Dat, wat heden slecht is, morgen wellicht ten dele goed zal zijn, en het schone verfoeielijk? Dat onbelangrijke gedachten tot grote ideeën zullen geworden zijn en waardevolle vervallen tot onzin? Zo komt hem niets als vast voor, zo haat hij elke orde, omdat hij vermoedt, dat er een nieuwe, gans andere en betere orde komt. Hij gelooft niet aan de schone droom der klassieken, die - naar Goethes woord - ‘die Pyramide ihres Daseins’ zochten op te bouwen. In deze verstarde wereld vraagt de man zonder eigenschappen niet wat gebeurt of wat zal gebeuren of moet gebeuren, neen, hij vermoedt: hier zou kunnen, zou mogen, zou moeten gebeuren! Hij werkt altijd met konjunktieven; hij doet steeds een sprong in het mogelijke. De orde waarin hij geplaatst is, houdt hij voor een schijnbare, het evenwicht slechts voor een labiel en het heden voor ‘nichts als eine Hypothese, über die man noch nicht hinausgekommen ist’. En daar de wereld, zoals ze is, overal een andere, mogelijke wereld laat doorschijnen, is ook het ding slechts een symbool, slechts plaatsvervanger van iets, dat misschien niet gebeurde, maar waarschijnlijk ook anders had kunnen zijn. Als gevolg daarvan houdt Ulrich de wereld slechts voor een hypothese, ‘eine von Gottes vielen hoffentlich planvollen Versuchen’. Want ook God spreekt bijna altijd in de conjunctivus potentialis en heeft ‘dé wereld’ geenszins woordelijk gemeend. Veeleer heeft God de wereld als opgave gesteld, waarvan wij zelf de oplossing moeten vinden. Zo zouden tot de opbouw van die andere, mogelijke wereld ook de ‘noch nicht erwachten Absichten Gottes’ horen. | |
[pagina 572]
| |
Ulrich heeft én werkelijkheidszin én mogelijkheidszin. Maar werkelijkheidszin, slechts voor de mogelijke werkelijkheid, die eens zal werkelijke werkelijkheid worden. Deze levensbeschouwing is, zo meent Ulrich, de eigenlijke visie van God, en hij is de uitverkorene, ‘der von Gottes Träumen träumt’. Zijn methode van observeren is die van het ‘essayisme’, een methode die het ding van meerdere zijden tracht te vatten, het uit de omstandigheden, waarmee het vervlochten is, uit deze ‘Kette Ursache-Folge’ dus tracht te lichten en het in zijn mogelijke verbindingen te onderzoeken. Op deze wijze ziet hij ook de mens als een totaliteit van mogelijkheden, als ‘potentiële mens’. En niet anders verhoudt hij zich tegenover de moraal: de moraal is het geheel der mogelijkheden om te leven. Hij gelooft dus aan moraal, zonder aan een bepaalde moraal te geloven.
Vatten we eens kort samen: Ulrich, die met een uitzonderlijke begaafdheid geboren is, weigert de levensweg der meeste mensen verder te gaan, omdat deze slechts die der dingen is, daar ze zich laten drijven door de aaneenschakeling van oorzaak en gevolg. De op deze manier verworven eigenschappen weigert hij te aanvaarden, en als ‘man zonder eigenschappen’ geeft hij de voorkeur aan een bewust utopisme, wijl hij de wereld slechts voor één van haar vele mogelijkheden houdt. Daar hij meer mogelijkheidszin dan werkelijkheidszin heeft, is zijn ganse levenshouding afgestemd op een wereld, ‘die erst morgen anfangen wird’. Wat stelt Ulrich zich dan voor als ideaalbeeld van een ‘ander’ leven? Er is maar één antwoord: het tegenovergestelde van het tegenwoordige, onverantwoorde, ongemotiveerde, werkelijke leven, het verantwoord, gemotiveerd leven der onwerkelijkheid. ‘Man muss sich wieder der Unwirklichkeit bemächtigen; die Wirklichkeit hat keinen Sinn mehr!’Ga naar voetnoot(1) Ulrich heeft maar één wens: de fragmenten van een nieuwe wijze van leven en voelen, zoals hij ze af en toe ervaart, aaneen te schakelen om op deze manier de oorspronkelijke levenstoestand te reconstrueren. Musil zoekt dus een gemotiveerd leven. In zijn artikel ‘Theoretisches zu dem Leben eines Dichters’ schrijft hij, dat hij een nieuw principe ontdekt heeft, dat hij het principe der ‘motivierten Schritte’ noemt: ‘Seine Regel ist: Lasse nichts geschehen (oder tue nichts), was nicht seelisch von Wert ist. D.h. auch: Tue nichts Kausales, tue nichts Mechanisches’Ga naar voetnoot(2). Uitgaande van dit principe wordt Ulrich juist de antagonist van het mechanisch leven en tracht hij zich te bevrijden uit de ‘Weberkette!’ Het komt er dus op aan, nooit iets onverschilligs te doen; of liever: alles weigeren te doen, wat niet met ganse ziel, met honderd procent deelname van de mens kan geschieden. Zo komt hij te staan tegenover alle handelingen van de gewone mens, daar diens deelname aan zijn daden slechts een procentuele is. (‘Noch kein halbes Prozent’ zegt Musil ironisch). Op moreel gebied wil dit zeggen: zich ermee | |
[pagina 573]
| |
tevreden stellen, slechts in uitzonderingsgevallen met de moraal rekening te houden, wanneer de persoonlijke deelname tot het hoogste gestegen is. De kwantiteit ‘goed’ die uit deze daden voortvloeit wordt daardoor zeer ingekrompen, maar de intensiteit is veel groter, zodat een millioenste deeltje dergelijke essentie zou opwegen tegen een centenaar der huidige moraal. Zo leeft de man zonder eigenschappen in een - hopelijk slechts voorlopige - uitzonderingshouding. Op deze ‘maximal belasteten Weg’ komt het niet zozeer op het ‘wat’ maar op het ‘hoe’ van de handeling aan, op de volledigheid der motivering. Deze ‘Hang zum Motivischen’ leidt noodzakelijk tot een utopie, en Ulrich is dan ook een utopist. Maar een goede utopist, omdat hij - naar Ortega y Gasset - gelooft dat, wat hij wenst, plant en beoogt, slechts in benaderende mate mogelijk is en niet zonder meer mogelijkGa naar voetnoot(1). Nu is Ulrich, door zeer speciale ervaringen, tot het besluit gekomen dat het summum, dat een mens bereiken kan, eigenlijk een toestand der volkomen rust is, waarin niets beweegt, een toestand zoals een staand water. In een liefdesavontuur in zijn jeugd heeft Ulrich deze merkwaardige toestand voor het eerst ervaren. Aan deze wonderlijke toestand der liefde, die in zijn volle reinheid een verzinken der actie was, had hij met ganse ziel deel. Voor de tweede maal voelt Ulrich nu deze toestand, wanneer hij in een incestueuse - echter symbolisch op te vatten - verhouding treedt met zijn zuster Agathe. Deze speciale toestand der hoogste rust die terzelfdertijd hoogste subjectieve actie is, en die aan het mystisch gevoel verwant is, noemt Musil de ‘andere Zustand’ of ‘das rechte, motivierte Leben’. Daarom vraagt hij zich af of er niet een wonderlijke samenhang bestaat waarin alle actie in de kern beweegloos is. Daar zijn ervaringen met een groot geluksgevoel gepaard gingen, en alles positief en goed en schoon werd in deze ogenblikken, zou het aanhouden van een dergelijke toestand een duizendjarig rijk op aarde betekenen. Tenslotte komt het bij Musil aan op een nieuwe moraal. Welke waarborg kan de oude moraal nog bieden, wanneer zij ondergraven wordt door vaststellingen als het automatisch spel van oorzaak en gevolg en het verdwijnen der morele verantwoording in de ogenblikken der hoogste actie? Musil gelooft niet aan de opvatting dat God een levensordening van eerst af aan in al haar details geopenbaard heeft. Hij gelooft veeleer, dat de moraal in de tijd, in periodes en zones ontvouwd, ontdekt kan worden. Omdat zij is ‘das unendliche Ganze der Möglichkeiten zu leben’, is zij aan voortdurende verandering onderhevig, en kan ze slechts ‘veroverd’ worden. Zo erkent Robert Musil een ‘induktive Moral’. Onze opvatting van onze omgeving en van ons zelf verandert met de dag, en zo is de nood ontstaan, de moraal ‘in den Grundlagen der Form zu verändern, und gegen eine andere einzutäuschen, die sich der Beweglichkeit der Tatsachen genauer anschmiegt’Ga naar voetnoot(2). | |
[pagina 574]
| |
De periode der deduktie is voorbij. Van de feiten uitgaande, zal men induktief een nieuwe ordening en een nieuwe moraal opbouwenGa naar voetnoot(1). De vooropgestelde God, van wie al het andere vroeger gededuceerd werd, wordt door Musil voorlopig vervangen door een vermoeden dat God het eindpunt der nieuwe methode zijn zal... De induktieve methode wordt op deze wijze ‘gottfrei’. Wanneer zij alle dromen en veropenbaringen loochent, zo zal het wellicht slechts daarom zijn, omdat zij op de hoogte van het wereldonderzoek en wereldontdekking terug naar God zal leiden. Dit alles in te zien is Ulrichs belangrijkste levenstaak. Hij is een ‘Johannes-Mensch’, de voorloper van een toekomstige gouden eeuw, die een ‘geistige Forschungsfahrt’ aangaat. In de meest intense ogenblikken die Ulrich en Agathe in hun ‘aventure spirituelle’ ervaren, bereiken zij dan ook deze speciale toestand van volkomen geluk en liefde, die het begin van een duizendjarig rijk betekent. Omdat de tijd en ook deze mensen nog niet rijp zijn om een dergelijke ‘Atomzustand’ te beleven, mislukt deze ‘Reise ins Paradies’, wat beiden tot volledige existentiële onzekerheid voert. Het rijk van liefde en geluk kan niet door het werk en de boodschap van één enkeling verwezenlijkt worden. Elke experimentator in deze richting bekomt een oplossing die slechts een gedeeltelijke oplossing is. Alleen door een ‘Experimeltalgemeinschaft’ met een ‘Erdensekretariat der Genauigkeit und Seele’ zou een algemeen geldende en afdoende oplossing kunnen gevonden worden. Een dergelijke ‘Bienenstaat’ op te richten is echter ‘ein Jahrzehnt-, Jahrhundert-, Jahrtausendplan’. Wat geeft Ulrich-Musil de mensen van de twintigste eeuw, die geloof en zekerheid verloren hebben? Aan hen onder onze tijdgenoten, die het geloof in oude vaste waarden verloren hebben, brengt hij zeker de boodschap: Hoop! Moed! Offer! De expeditie, waarin zich de mensheid van deze eeuw bevindt, verlangt van hen moed en de hoop dat het duizendjarig rijk eens komen zal. Tot zolang blijft het een leven op interimsvoorwaarden. Tenslotte neemt hij ook stelling tegenover alle hopeloosheid, wantrouwen en angst, die onze tijd zo eigen zijn: ‘Wir leben in einer Durchgangszeit. Vielleicht dauert sie, wenn wir unsere tiefsten Aufgaben nicht besser anpacken als bisher, bis zum Ende der Planeten. Trotzdem soll man, wenn man ins Dunkel gestellt ist, nicht wie ein Kind aus Angst zu singen beginnen... Uebrigens bin ich überzeugt: Wir galoppieren! Wir sind noch weit von den Zielen entfernt, sie rücken nicht näher, wir sehen sie überhaupt nicht, wir werden uns noch oft verreiten und die Pferde wechseln müssen; aber eines Tages - übermorgen oder in zweitausend Jahren - wird der Horizont zu fliessen beginnen und uns brausend entgegenstürzen!’Ga naar voetnoot(2). |
|