Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] [1958/3] Rene Verbeeck Requiem in memoriam patris 1. Het roerloze lichaam Hier ligt uw lichaam op de baar gestrekt en nu de ziel verliet haar aardse grond is 't lichaam niets meer dan wat gele klei en diepe duisternis gaapt in uw mond. Geveld ligt uw rijzige gestalte die 'k nu bezingen wou, - maar voorbij, voorbij is de kans, zelfs niet in een lied kunt gij nog rechtstaan op voeten van klei. Want uw lijk van aarde ligt uitgestrekt zwaar op de tovermacht van 't woord en ieder woord dat van u nog gewaagt is een baar die uw lijk van aarde draagt. Alleen de vogels der herinnering Stijgen uit de zwarte wolk van deze stond, en trekken magische kringen van licht boven de duisternis van uwe mond. Zij nemen mij mee. - Daar is mijn jeugd! Gij zijt nog jong en sterk en stoeit met mij, weer zijn onze leden innig verstrengeld in een speelse en drieste worstelpartij, [pagina 130] [p. 130] kop knotst tegen kop als van dolle stieren, ik voel weer 't geweld des levens triomfant in uw kwikke gewrichten en spieren zich meten aan mijn groeiende kracht. O spiegelgevecht van de komende kamp, stormram, schoorbalk, spannend gewelf zijn, uithouden, uithouden tot de laatste snak tot een van beiden op zijn schouderbladen lag. - En nu, nu ligt voor altijd uitgestrekt uw lichaam dat het mijne de mannelijke wet van aanval en verzet heeft ingeplant, hoe ligt het nu voor altijd uitgestrekt. Mijn hart breekt en mijn geest slaat op de vlucht voor uw roerloosheid die door elke vezel van mijn lichaam wordt gevreesd en geducht. [pagina 131] [p. 131] 2. Het koude lichaam 'k Zag veel geliefden dood, maar geen die zoals gij de barelijke dood nader bracht tot mij. Bevroren is het brein, bevroren is het hart, bevroren is de struik der aders stijf en zwart, de koude van uw lijk dringt als venijn doorheen mijn huid in 't bloed en zit in merg en been. o man van mijn geslacht, wiens lust mij heeft verwekt, uw dood zit in mijn lijf zover mijn tijd nog strekt, hij maakt mijn leven stil en stil staat mijn verstand: hoe vreemd is d' aarde nu waarop ik ben beland. Ik sta nu op de grens die ligt tussen bestaan op deze lieve grond en in die grond vergaan, terwijl hier op de baar uw lichaam als dood hout aan deze (lieve) lucht bederft ...die mij in 't leven houdt. [pagina 132] [p. 132] 3. De vurige ziel Het lichaam rust, - maar niet d'onsterfelijke ziel die feller leven ging alnaar het vlees verviel, gekwetst door 't leven zo lang zo meer, door d'angst voor de dood gefolterd evenzeer, maar altijd vurig en sterk als een orkaan, daar hebben die hij liefhad soms huiverend in gestaan... Ik ken geen soort van rust voor wie geen vrede hier geviel, ik geen geen soort van rust die naar de maat is van zijn ziel, maar Gij, erbarm u over hem wie Gij zinnen gaaft als roofvogels en bloed om in vuur en vlam te staan, o dona ei requiem. Vorige Volgende