programma's, maar uit leraars: duurzame les voor de hedendaagse schoolhervormers!
Prof. de Trooz was niet alleen een schitterend hoogleraar, hij was ook een belangrijk criticus. Zijn voornaamste opstellen heeft hij verzameld in een merkwaardig boek, Le magister et ses maîtres (1951), dat in 1952 met de prijs van de Scriptores catholici en in 1957 met de Staatsprijs voor literaire kritiek werd bekroond. Verder publiceerde hij verschillende studiën in Le musée belge, Les études classiques, Nova et vetera, La revue générale belge en Les lettres romanes. Bovendien moeten zijn kollege-diktaten vermeld worden, die in een zeer levendige stijl geschreven zijn.
Welke waren zijn opvattingen over het doel en de zin van de literaire kritiek? In een in 1929 verschenen studie over La critique de Virgile dans les commentaires de Servius, heeft hij deze op een heldere wijze uiteengezet. Wij laten hem zelf aan het woord: ‘Nous assignons à la critique la mission une et triple d'analyser l'ouvrage de l'esprit, de l'expliquer, de le juger. Nous souhaitons d'abord qu'il analyse l'oeuvre, qu'il la suive en se laissant mener par elle, l'enthousiasme prêt, la réflexion attentive (car, s'il lui est accordé d'admirer, il lui est enjoint de savoir pourquoi); qu'il la connaisse au sens claudélien de ‘connaître’, qu'il naisse à loeuvre; qu'il pèse les mots, en écoute les phrases, en mesure l'ensemble; qu'il participe aux sensations qu'elle traduit, qu'il en voie les idées et les aspirations.’
En verder: ‘Le critique doit s'enfoncer dans l'esprit et le coeur d'un étranger sans résigner jamais son propre coeur ni sa raison; il doit devenir autre en demeurant soi.’
Hoe ging hij nu konkreet te werk bij de ontleding van een tekst? Om deze vraag te beantwoorden kan ik slechts mijn kollege-diktaten ondervragen. Bij elke tekstuitleg gaf Prof. de Trooz herhaaldelijk aanwijzingen betreffende de te volgen methode. Na een aandachtige lektuur zocht hij eerst de algemene gedachtengang van de auteur op; hij dacht zichzelf daarbij bijna helemaal weg om alleen de schrijver aan het woord te laten. Deze eerste faze noemde hij ‘la recherche passive de l'ordre du texte’. Daarop volgde een zeer aktief onderzoek naar de betekenis van de zinnen en de woorden: hij trachtte de tekst in de letterlijke zin van het woord te ‘doorgronden’. Hoe dikwijls hoor ik hem nog zeggen: ‘il faut entrer dans le texte’. Door het herhaaldelijk lezen en herlezen kwam hij er aldus toe de minste roerselen in de geest van de auteur op te sporen. Daarna plaatste hij het geheel in het leven, in de tijd en de maatschappelijke omgeving van de schrijver. Tenslotte kwam hij aan een zeer voornaam punt in zijn uitleg: na een nauwkeurige analyse was het ogenblik aangebroken om een persoonlijk standpunt in te nemen tegenover de tekst. In deze faze kwam zijn rijke persoonlijkheid ten volle tot uiting, hier kwam men rechtstreeks in aanraking met deze fijn ontwikkelde en beheerste gevoelsmens. Deze enkele herinneringen geven slechts een zeer zwak beeld weer van zijn methode.