| |
| |
| |
Andre Demedts
De laatste morgen
Het regende op Iepenhof, zoals het gisteren en eergisteren geregend had, en het water drong niet meer in de grond die verzadigd was, maar bleef in plasjes tussen het gras van de kort geschoren perken staan. Anna, de keukenmeid, zag die glinstering van het water en het schonk haar een opluchting, dat er een gelijkenis was tussen de wereld waarop haar blikken rustten en de onbehaaglijkheid, die bijna verdriet mocht heten, waardoor het dagbegin voor haar werd vergald.
Inmiddels was haar gehoor gespitst op ieder geluid dat binnenshuis kon opklinken; zij wachtte op haar meester, de ingenieur, die spoedig zou komen ontbijten. Vandaag, meer dan andere, hechtte zij er een bijzonder belang aan, dat hij geen reden tot ongeduld zou hebben. Als hij straks wegreed, moest er toch één goede herinnering zijn die hem vergezelde, want misschien zouden er dagen komen dat hij, buiten zijn werk, geen kennis aan een andere vreugde had bewaard.
In de laatste twee jaar had Anna veel bedroevends weten gebeuren en nog meer aangevoeld dat geen uiterlijke verschijning had. Zij kon er niet aan denken zonder medelijden en tegelijk zonder wrevel om dat medelijden. Vandaag zou mijnheer voorgoed de echtelijke woning verlaten, in uitvoering van een overeenkomst die hij met zijn vrouw gesloten had. Voortaan zou ieder zijn weg gaan en geen verantwoording meer moeten dragen voor elkanders geluk.
Toen Anna hem gisteren gevraagd had waar hij in het vervolg zijn intrek zou nemen, had hij geantwoord dat hij in de stad een kleine flat had gehuurd.
- Bekommer je niet om mijn welzijn, zei hij. Hoofdzaak is dat je hier blijft, Anna, bij mevrouw en de kinderen.
Mogelijk zou die vraag in haar onbescheidenheid onvergeeflijk geschenen hebben voor iemand, die niet op de hoogte was van de lange duur, die de ingenieur en de meid in hetzelfde gezin en bijna als leden van dezelfde familie hadden doorgebracht. Anna was vijftien jaar ouder dan hij en nog bij zijn ouders in dienst getreden, toen hij aan het kollege studeerde. Sommige moeilijkheden vertelde hij alleen aan zijn biechtvader, andere besprak hij met zijn vrienden en enige waren er die hij niet meer aan Jenny maar aan Anna toevertrouwde.
| |
| |
Straks was het twee jaar, dat hij zich terloops had laten ontvallen:
- Wij moeten mevrouw zoveel mogelijk sparen, want haar zenuwen zijn overspannen. Zij moet beter worden of het loopt mis met haar.
- Ik wist niet dat haar gezondheid te wensen overlaat.
Het onderwerp was te kies om verder te spreken. Als hij klaagde over zijn vrouw, zou hem dat meteen een zelfbeschuldiging geleken hebben.
- Er bestaan ook ziekten, waarvan de lichamelijke symptomen onvindbaar blijven. Soms heb ik de indruk dat het de gevaarlijkste ziekten zijn. Erger dan wat stoffelijk aan ons is, tasten zij het levensbeginsel aan.
Drie dagen geleden, toen hij, later dan naar gewoonte thuisgekomen, alleen aan tafel zat, zonder zich van de spijzen te bedienen, had Anna onwillekeurig de betekenis van zijn noodlottige beslissing uitgelokt. Het was zijn vrouw en hem onmogelijk geworden, zei hij, om hun samenleven voort te zetten. In een officiële scheiding wilde hij niet toestemmen, maar zij zouden ophouden bijeen te wonen.
- Wat moet er dan met de kinderen gebeuren, mijnheer?
Om hun geluk was het beter, beweerde hij, dat zij bij hun moeder bleven.
- Hun noch haar zal het aan iets ontbreken. Dat heb ik beloofd en voor mezelf uitgemaakt.
Wat hij zich voorgenomen had, was een gedragslijn die even onwrikbaar zou zijn als de wetten die de ciklische bewegingen in de natuur beheersen.
Gisteren avond was Anna op dat gesprek teruggekomen, omdat er volgens haar zoveel punten in het duister gebleven waren.
- Hoe dikwijls zult u ons komen bezoeken? had zij gevraagd.
Hij had geantwoord dat het naar zijn mening de voorkeur verdiende, dat de kinderen hun vader zo weinig mogelijk zouden leren kennen.
- Dat zegt u maar uit bitterheid.
- Zelfs dat geloof ik niet. Want Jenny, die toch ook een mens is met een normaal verstand, houdt vol dat ons huwelijk door mijn schuld tot een hel is geworden. Ben ik niet dikwijls korzelig en is er daar een andere verklaring dan mijn zelfingenomenheid voor?
Toen was er met het sarkasme wel bitterheid in zijn woorden gekomen:
- Tot een echte, diepe liefde, ben ik nooit in staat geweest. Ik heb mijn vrouw verwaarloosd en als ik 's avonds laat weggebleven ben, is het niet onwaarschijnlijk dat ik mij in verdachte gelegenheden heb opgehouden.
Zo zou hij langer kunnen spreken hebben. Maar hij zag het belachelijke van dat pleidooi ter zelfverdediging in en daarom begon hij te lachen, weigerend zijn geest te laten verziekelijken door gelijk te willen halen.
Het klonk zo wanhopig, dat het Anna deed steigeren in een gekwetst rechtvaardigheidsgevoel.
- U weet dat het niet waar is, mijnheer. Waarom zegt u het dan?
- Omdat jij een goed hart hebt, een eenvoudig, welwillend hart, Anna, vind je een gunstige verklaring voor alles wat ongunstig is. Laat mij nochtans
| |
| |
toe je te zeggen dat je helemaal buiten de geest van de tijd leeft en hopeloos ouderwets bent geworden.
Er kon geen spraak van zijn, dat hij zijn besluit zou herroepen, omdat zijn vrouw hem in zijn teerste bezit, in zijn eergevoel, en meteen in de verantwoording van zijn verschillend zijn van haar en alle andere mensen, in zijn persoonlijkheid had aangerand.
- Ik zal niet trachten je duidelijk te maken wat ik in de jongste maanden door onverstand en kleinzieligheid geleden heb. Als ik hier blijf, zal ik krankzinnig worden of een misdaad bedrijven. Nu verzet ik mij nog tegen een afglijding in die richting. Maar er kan een ogenblik komen waarop je nog wel het verkeerde van sommige zaken inziet en er toch voldoening aan beleeft te doen wat je afkeurt. Dat wil ik voorkomen.
- U zou er rekening mee moeten houden, mijnheer, dat mevrouw niet altijd de draagwijdte van haar woorden beseft. Denk eraan dat zij bijna voortdurend hoofdpijn heeft.
- Haar pijn is voor haar belangrijker dan haar hoofd en haar verbeelding lijkt mij belangrijker dan haar pijn.
Om de kinderen een afscheid te besparen, dat hun later een oorzaak van mismoedigheid om de mensen en het leven mocht worden, had hij besloten 's morgens vroeg te vertrekken. Altijd had hij weerzin gevoeld voor alles wat zweemde naar enig vertoon. Om dit gebeuren door te maken, zou hij zich niet dwingen tot een andere houding. Tranen die zichtbaar waren, wekten zijn misprijzen op.
En nu regende het, eens te meer.
Zij hebben hun geluk verspeeld, was de vaststelling waartoe Anna kwam, en nu is er geen kans op verzoening meer. Wat ligt er toch in de mensen, dat zij alles wetend toch handelen alsof zij niets zouden weten en daardoor voor zichzelf en elkander zo wreed kunnen zijn?
Ineens hoorde zij de deur van de eetkamer opengaan en zich omdraaiend, zag zij de ingenieur glimlachend binnentreden. Ook hij dus wendde zelfs nu nog iets voor, wat hij in de grond van zijn hart moest verafschuwen. Hij droeg een lichtgrijs pak met blauwe das en had zijn haar gladder gestreken dan hij gewoonlijk deed.
- Zo, Anna, ben je reeds klaar?
- Goede morgen, mijnheer, zei ze vriendelijk.
Hij beantwoordde haar groet even hartelijk.
- Heb je iets om te eten voor mij?
Meteen liep hij, zoals iedere ochtend, naar het raam, om te zien welk weder het was. Het regende en hij was er niet mistevreden om.
Zij haalde zijn ontbijt uit de keuken en hij begon zwijgend te eten. Nu zou iemand, even fijn als Anna en niet zo bekommerd om zijn geluk, zich verwijderd hebben. Zij bleef echter in de kamer, hopend dat hij aan de behoefte zich een laatste maal uit te spreken niet zou kunnen weerstaan en dan was het nodig, dat er iemand die van hem hield aanwezig was, om naar hem te
| |
| |
luisteren. Om zich een houding te geven, nam zij het stof af, dat zich misschien op de lijst van een schilderij kon vastgezet hebben.
Hij uitte evenwel geen woord, zelfs geen stemgeluid dat als een uitnodiging tot een gesprek kon aangevoeld worden en zij eerbiedigde dat ingemuurde zwijgen, tot hij opstond om weg te gaan. Wat ziet hij er verouderd uit, dacht zij ineens, met een hulpeloze blik op zijn afzakkende schouders. Straks heeft hij geen veerkracht meer en zal hij als een versleten man gebogen lopen.
- Het wordt tijd, zei de ingenieur, even luisterend naar het getik van zijn polshorloge, alsof hij eraan twijfelde of ze niet stil was blijven staan. Nadat hij een sigaret had opgestoken, liep hij langzaam naar de deur en Anna volgde hem, met de stofdoek in haar hand, nog verwachtend dat hij iets zou zeggen waardoor zijn innerlijke hulpbehoevendheid verraden werd.
Blijkbaar vermoedde hij niet wat in haar omging of als hij er een aanvoelen van had, wilde hij er geen enkele gevolgtrekking uit halen. Hij kon haar diensten ontberen, want hij had alles voorzien en vooraf in orde gebracht. Reeds gisteren had hij de bezittingen die hij mede wilde nemen in twee koffers geborgen en deze laatsten in een hoek van de hall doen neerzetten.
- Ik zal ze naar de auto brengen, stelde Anna voor.
- Als je er volstrekt op staat, zullen wij er elk één mededragen.
Toen hij de voordeur opende, kwam de wind hem tegemoet met een fijne sproeiregen, die hij in hun gezicht slingerde. Onbewust bescherming zoekend, boog de ingenieur zijn hoofd en toen zag hij op de stoep de overblijfselen liggen van het zwaluwnest dat onder de kroonlijst had gehangen.
Zelfs om dat nest was er twist geweest. Jenny kon niet velen dat de vogels daar een woonplaats gekozen hadden; zij wilde dat het nest uitgestoken werd, telkens opnieuw, zolang tot de zwaluwen hun vertrouwen zouden verliezen en ergens anders een plekje gaan zoeken om hun jongen op te brengen.
Verzuurd door haar onwil om in het leven te delen en door iets te geven ook iets terug te krijgen, had hij zich tegen de uitvoering van haar wensen verzet. Niet zonder cynisme had hij een beroep gedaan op een spreekwoord, waarin het volk als zijn mening te kennen geeft dat er geluk is waar de zwaluwen wonen.
Toen Jenny vernam dat hij de tuinman verboden had het nest te verwijderen, had zij zelf een stok gezocht en een ladder opgesteld om het naar beneden te kunnen halen. Enige uren hadden de vogels niet begrijpend om de woning gecirkeld en dan waren zij begonnen met aarde en droge grassprietjes aan te brengen, om hun nest weer op te bouwen. Vijfmaal had zij het vernietigd en vijfmaal, met hetzelfde onredelijke geduld, waren de zwaluwen wederom aan het werk gegaan.
- Als u zich voor uw wreedheid niet schaamt, zou u er toch tegenop moeten zien u belachelijk te maken.
- Waarom zou ik hun beletten te doen waartoe zij door hun instinkt
| |
| |
gedreven worden? Maar dat zij hier de stoep bevuilen en alleen maar last verkopen, dat duld ik niet goedschiks.
Het was hem een vreugde, merkte hij op, dat zij op Iepenburg bescherming hadden gezocht.
- Uw vreugde heeft een andere oorzaak. Omdat ze mij ergeren, mogen zij op uw vriendschap rekenen.
Nu was het nest toch opgeruimd, doorweekt door de regen en door de wind op de grond geworpen.
- Daar ligt het geluk nu als een plakje viezigheid.
Weer lachte hij honend, stapte over de resten van het nest heen, en liep, door Anna gevolgd, naar de garage. Toen hij de wagen inspekteerde, stelde hij vast dat de linkervoorband leeggelopen was. Zo vroeg op de morgen was de tuinman, die hem zou kunnen helpen, er nog niet en even aarzelde hij wat hij zou doen. Het duurde amper een halve minuut. Dan trok hij zijn regenmantel uit en maakte aanstalten om zelf het wiel los te schroeven, terwijl Anna naar het woonhuis ging om een stofjas te halen.
Toen zij binnenkwam in de hall, stond Jenny boven op de trap, alsof zij net naar beneden wilde komen.
Haar schijnbare verrassing om het verschijnen van de meid onderdrukkend, vroeg zij op gemaakt onverschillige toon of de ingenieur reeds vertrokken was.
- Mijnheer is in de garage.
Zeer tegemoetkomend klonk het niet, want Anna ergerde zich aan het optreden van mevrouw, waarin ze alleen maar schijnheiligheid of het ontbreken van medegevoel kon zien. Was zij opzettelijk vroeger dan anders opgestaan om getuige te zijn van haar overwinning en de aftocht bij te wonen van haar slachtoffer, de vader van haar kinderen en de man met wie zij geleefd had, zonder één vlees met hem te willen worden? Alleen vrouwen, die altijd opgeven over hun hart, dacht Anna, kunnen zo harteloos zijn. Om die brutaliteit zal ik haar nooit meer in de ogen kijken en dus nevens haar leven, alsof ze voor mij niet meer betekende dan een tafel of een stoel.
Zij ging met de stofjas naar de garage.
- Dank voor je bezorgdheid, zei de ingenieur. Ik heb altijd gehoopt dat ik niet door iedereen was verlaten.
Eindelijk kwam hij klaar. Hij zou haar nog een aanbeveling op het hart willen drukken.
- Als het gebeurt, Anna, dat mevrouw niet thuis is, zul je dan goed op de kinderen willen passen?
- Dat spreekt toch vanzelf, mijnheer.
- Zo helemaal vanzelfsprekend vind ik het niet.
Hij snoot langzaam zijn neus en zij verwachtte dat hij nog iets pijnlijks zou zeggen. Daardoor trof het haar nog dieper, toen hij haar vroeg:
- Als je naar de stad komt, Anna, moet je mij eens komen opzoeken.
- Misschien zal het moeilijk zijn om je thuis te vinden.
| |
| |
- Bel mij op. Ik zal je mijn telefoonnummer doen kennen en dan kunnen wij een afspraak maken.
Zij beloofde het en hij drukte haar de hand.
Zoals hij 's morgens altijd deed, liet hij even de motor warm draaien en daarna reed hij langzaam het kiezelpad op. Toen bleek dat het hek niet alleen dicht, maar ook gesloten was.
- Ik geloof, zei hij, dat ik de sleutel in huis heb laten liggen.
Natuurlijk had hij liever niet meer binnen te gaan, zodat Anna zich haastte om de sleutel te halen. Gewoonlijk lag hij op dezelfde plaats, op een zitbank in de hall. Toen zij daar binnenkwam, stond Jenny aan de voet van de trap, stijf en ontdaan, alsof zij het was die recht had zich benadeeld te voelen.
Ik zie haar niet eens, dacht Anna, zij is lucht voor mij. De vriendschap die zij niet waard is, mag zij ook niet verwachten.
- Nikie is ziek, zei ze, ineens zich vernederend, en met een huivering in haar stem, alsof zij klappertandde van de koude.
Anna nam de sleutel en draaide zich zwijgend om, vastbesloten zich niet te laten beïnvloeden.
- Zo juist heb ik zijn koorts opgenomen, vervolgde Jenny. Hij heeft negen en dertig; hij is ziek.
- U zult de dokter moeten opbellen, mevrouw.
Zo onverschillig werd het uitgebracht, alsof Anna noch door de ziekte van Nikie, noch door de angst van zijn moeder werd beroerd. Mijnheer wachtte op haar voor het gesloten hek, om voorgoed weg te rijden. Zij wilde hem de troost medegeven, dat er althans iemand was die tot het laatst met hem had medegevoeld. Als mevrouw zich kwaad maakte, was het helemaal niet erg; Anna wachtte maar op een gelegenheid om haar dwars te kunnen zitten.
Maar mevrouw bleef wonderlijk geduldig.
- Ik heb willen telefoneren, zei ze hulpeloos. Ik heb evenwel niemand kunnen bereiken en vrees dat de telefoon gebroken is.
- Wat verlangt u dan? vroeg Anna, getroffen, niettegenstaande haar voornemen zich niet van de wijs te laten brengen.
- Eigenlijk weet ik het niet. Ik heb ook geen gedachten meer.
Zij steunde tegen de leuning van de trap, en dat leek al even vreemd als de bekentenis dat zij geen uitweg zag uit haar moeilijkheden.
Op dat ogenblik stapte mijnheer opnieuw over de modderige resten van het zwaluwnest, om de woning binnen te treden. Het had hem een ongelooflijk lange tijd toegeschenen voor Anna hem de sleutel bracht en daarom had hij de auto verlaten, om zich over de reden van haar wegblijven in te lichten.
Plotseling ontstond in hem het vermoeden dat het geen toevalligheden waren, wanneer het zwaluwnest vernietigd, de band van zijn auto leeggelopen en terzelfdertijd het hek gesloten was. Toen hij Jenny zag en meteen bedacht dat zij de hand in alles kon hebben, lag er een snijdende opmerking in zijn mond.
| |
| |
Omdat zij een uitbarsting vreesde, voorkwam zij dat het eerste woord door hem gesproken werd.
- Nikie heeft hoge koorts, verontschuldigde zij zich, en de telefoon is gebroken.
Nikie ging op zijn vierde jaar en was het kind, waar zijn vader zonder het zichzelf te durven bekennen, het meest van hield. Om Nikie vooral, had hij lange tijd alle dwaasheden en onaangenaamheden van zijn vrouw verdragen, tot het hem duidelijk geworden was, dat hij aan die toestand ten onder zou gaan. Wat vaders kunnen is voor het brood en de toekomst van hun kinderen zorgen; daarom zou hij hun maandelijks een toelage ter beschikking stellen, die ruim genoeg was om hun alle kommer te besparen; maar moeders moeten instaan voor het voedsel van hun ziel en de vorming van hun hart en daarom had hij, omdat zijn vrouw niet kon vervangen worden, zijn kinderen aan haar afgestaan. Wat zou er van hen geworden als hun de tederheden van een moeder, die toch recht heeft om teder te zijn, moesten onthouden blijven? Het is erg als een kind tot mens moet opgroeien zonder dat ooit iemand om hem heeft gehuild en kon hij, een zakenman in een zakelijke wereld, zich dat toestaan zonder zich hatelijk te maken?
Langs Jenny heenkijkend, vroeg hij wat er met Nikie was. De beklemdheid, die nu reeds maanden op hem woog, knelde hem de keel toe. Soms had hij zich afgevraagd of zijn hart die belasting kon blijven dragen, nu weer voelde hij de pijn aan de linkerzijde van zijn borst, ineens opstralend naar het oksel.
- Nikie, zei ze...
- Inbeelding! Wat zou er hem kunnen mankeren?
De auto stond voor het hek, dat gesloten was, en Anna hield de sleutel in haar hand.
- Hij heeft naar u gevraagd, zei Jenny.
Meteen begon zij te huilen. Eerst wrevelig en daarna door een mildere aandoening geleid, keek hij haar aan, wat hij sedert maanden niet meer had gedaan. Zo drong het tot hem door dat zij deze keer eerlijk en eenvoudig was, zoals hij haar jaren geleden had leren kennen toen hij van haar hield.
Had Anna enige voorstelling van wat er zou gebeuren? Zich omdraaiend, liep zij naar de deur die nog open stond, om ze achter zich dicht te trekken.
Jenny volgde haar man, toen hij naar boven ging.
Nikie zat rechtop in zijn bedje en keek beurtelings zijn ouders aan. Want hij kon niet begrijpen waarom zij daar te zamen waren, zwijgend, nevens elkander, vervuld van een dreiging, die zijn hartje van angst deed ineenkrimpen.
- Waar is de termometer? vroeg de ingenieur.
Zij bleef staan als verlamd, zonder een poging om te antwoorden op zijn vraag. Nu kwam het op één minuut van bovenmenselijke moed en zelfvernedering aan.
- Kunt u niet spreken misschien?
| |
| |
- Ja, zei ze, bijna fluisterend. Ik heb maar iets verzonnen. Nikie heeft helemaal niets. Maar ik moest u bedriegen.
Striemend ongenadig wilde hij uitvallen, haar verwijtend dat het de eerste keer niet meer was. Op dat ogenblik hief zij haar ogen vol tranen naar hem op en toen begreep en aanvaardde hij haar opnieuw, zoals ze was.
- Waarom hebt u gelogen?
Waarom bleef het regenen en was het nest van de zwaluwen naar beneden gestort? Waarom was de band van de auto leeggelopen en had iemand het hek met de sleutel dichtgemaakt? Waarom waren goed en kwaad zodanig vermengd, dat er niemand zonder schuld en niemand alleen maar schuldig was?
- Nikie zou u zo gemist hebben, zei ze, en ik zou daar niet tegen bestand zijn geweest. U hebt mij, of neen, ik heb mij...
De zin bleef onvoltooid.
Zij werd ineens doorzichtbaar als glas voor hem en haar aanblik greep hem zodanig aan, dat hij uit haar nabijheid weg moest, als hij wilde vermijden dat zijn ontroering hem te machtig werd.
- Laat Nikie nog wat rusten, zei hij, reeds met zijn rug naar het bed. Het is te vroeg voor de jongen om op te staan.
Hij verliet de kamer en Jenny hoorde hem met zware stap de trap afdalen. Nu kon zij hem volgen of de laatste beslissing helemaal aan hem alleen overlaten. Angstig ging zij op het venster toe en naar buiten turend, scheen het haar een eeuwigheid te duren voor zij hem zag opdagen, beneden op het kiezelpad.
Ondertussen had Anna het hek ontsloten en wijdopen gezet.
Zonder op te kijken, liep de ingenieur naar de auto, als iemand die 's avonds vermoeid van zijn werk komt en buiten dat werk geen verlangen meer heeft. Hij nam plaats in de wagen en Jenny hoorde het portier dichtklappen. De afstand was te groot om toe te laten dat zij het starten van de motor zou horen; wel zag zij een wolkje blauwe rook uit de uitlaatbuis verschijnen en vlug verijlen. Nu deed zij er beter aan haar ogen te sluiten, om niet te hoeven zien en zich later herinneren hoe hij weggereden was om niet meer terug te keren. Maar voor haar oogleden helemaal gesloten waren, was er met de auto iets onverwachts gebeurd: inplaats van het hek uit te rijden, rolde hij langzaam achteruit.
- Wat doet vader nu? klonk een verwonderd stemmetje aan haar zijde.
Nu eerst merkte zij op dat Nikie recht op zijn bedje was gaan staan, om eveneens naar buiten te kunnen kijken.
- Het weder is te slecht, antwoordde zij toonloos, hij zal nog even wachten vooraleer naar zijn werk te gaan.
En inderdaad regende het nog altijd, langzaam, langzaam, met bibberende droppen, lekkend van blad op blad, en openspattend op de plasjes, die reeds op de grasperken stonden.
|
|