Tachtigers, wier vernieuwing van vorm en sfeer een ruimere ontplooiing van de diverse persoonlijkheden toeliet.
Ook Gery Helderenberg richtte zijn aandacht naar het noorden, waar hij in de poëzie van Frederik Van Eeden iets van zijn eigen betrachtingen terugvond. De in ‘Poemata’ gebundelde verzen staan, wat de vorm betreft, volledig los van Gezelle en sommige van deze eerste verzen getuigen reeds van een onmiskenbaar talent. Maar zijn persoonlijkheid had Gery Helderenberg nog niet gevonden toen de eerste wereldoorlog uitbrak. De religieus-aangelegde knaap vermeide zich in de sfeer van de Tachtigers, toen het expressionisme zich met een verblindende hartstocht afkeerde van het verleden, om een gedurfde en werkelijk nieuwe kunst in het leven te kunnen roepen. De leuzen en aanklachten van de aanrukkende generatie boeiden ook Gery Helderenberg, die niet aan hun invloed ontsnapte. Al heeft hij blijkbaar een tijdlang aan de nieuwe mogelijkheden getwijfeld, de verzen die in de bundels ‘Smeltkroes’ en ‘Het Aanbeeld’ voorkomen dragen duidelijk het kenmerk van een verkeerd begrepen en voornamelijk op uiterlijkheden gerecht expressionisme, dat zijn heil zocht in de verrassing van een gedurfde, vaak ongecontroleerde beeldspraak.
Gery Helderenberg is van meet af aan een dichter met zuiver-religieuze aspiraties geweest. Zijn verfijnde en voorname gevoelswereld, die in zijn eerste bundel op serene wijze tot uitdrukking kwam, vormde echter een sterk contrast met de nogal barokke en vaak zelfs rhetorische beeldenovervloed waartoe hij in ‘Het Aanbeeld’ zijn toevlucht nam. Daardoor ontstond een poëzie waarvan de fantastische, bijna expressionistische verwoording niet in overeenstemming was met de diepere ondergrond van de zeer zuivere, religieuze gevoelswereld van de dichter. Hoe verrassend deze poëzie uiterlijk ook aandeed, toch was het duidelijk dat de dichter zich meer om de uiterlijke versierselen dan om de diepere wezensinhoud bekommerde. De hogere verrukking van de ziel werd hierdoor op de achtergrond gedrongen, terwijl de soms barokke overdadigheid de indruk wekte dat men wel met verrassende, maar ietwat oppervlakkige, voor sommigen zelfs weinig oprechte poëzie te maken had.
Dat Gery Helderenberg dit spoedig heeft ingezien pleit slechts in zijn voordeel. In zijn bundel ‘Het Gasthuis’ is hij teruggekeerd naar een meer klassieke, bijna prosodische tucht. Ook de overtollige beeldenweelde, die soms aan een chaos deed denken, is zo goed als volledig verdwenen uit deze gedichten, die opvallend sober en ingehouden van toon zijn. In een twintigtal gedichten, die een ontroerend bezinnen zijn over leven en dood, suggereert Gery Helderenberg hier de weemoedige atmosfeer van een ziekenhuis, waarin de dompelaars en de zwervers vechten tegen de radeloze vertwijfeling en de koortsangst van de dood. Gery Helderenberg, die bestuurder van een ziekenhuis is, vond in zijn onmiddellijke omgeving de elementen voor deze dichtbundel, waarin vaak op sterk-dramatische en aangrijpende wijze deze eeuwige gevoelens werden gesuggereerd. Zijn Fransiskaanse vizie op het leven en de