| |
| |
| |
Dr. Max Lamberty
De Vlaamse Beweging:
eerste gebod van het Vlaamse volksbestaan
Het perspectief in 1939.
- Alles te zamen genomen was de morele, culturele en economische positie van Vlaams-België in de Staat werkelijk gunstiger geworden in de jaren die onmiddellijk de tweede wereldoorlog voorafgingen. Vlaanderen mocht met vertrouwen de toekomst te gemoet zien. De Staat hield rekening met de stemmen uit Vlaanderen, meer dan zulks ooit het geval was geweest.
Hoe kon het ook anders? De eigenvolkse gezichtshoek, het nationaal bewustzijn, was in Vlaanderen scherper, gevoeliger geworden. Dit was aan de dag gekomen met de verkiezingen van 2 April 1939. Het percentage der Vlaamse extremistische stemmen was met 2 geklommen. Het was ongeveer hetzelfde gebleven in het arrondissement Brussel: 5.9 in 1936, 5.22 in 1939; in de Vlaamse gewesten echter was het gestegen van 13.15 in 1936 tot 15.08 in 1939. De ‘zaak Martens’ had klaarblijkelijk hierin een rol gespeeld: de Walen en Fransgezinden, met de liberalen vooraan, hadden er zich tegen verzet dat de bekende Vlaamse arts, die wegens activisme destijds was veroordeeld geweest, maar dan toch weer door de amnestie al zijn rechten teruggekregen had, lid werd van de Academie voor Geneeskunde. Het verloop van die zaak, die vele Vlamingen kwetsend voor Vlaanderen achtten, had duizenden misnoegde kiezers aangezet om voor de Vlaamse extremisten te stemmen. Het was klaar voor de regeerders dat iedere misstap waarbij specifieke Vlaamse zienswijzen zouden gekrenkt worden, de steeds bestaande onverzoenlijke oppositie dadelijk zou versterken. Er moest worden opgelet...
Vlaanderen werd een levenskrachtige gemeenschap in de Belgische maatschappij. Nog nooit hadden de Vlaamse verenigingen zoveel leden, de bladen zoveel lezers geteld. Het Laatste Nieuws kon, in 1939, wijzen op een gemiddelde oplage van 285.000 exemplaren per dag, na deze van een Franstalig blad, de grootste van België. Het blad De Standaard, in 1919 opgericht, zag zijn oplage klimmen van 19.000, in 1925, tot 30.000 in 1939. Het Davidsfonds, dat 10.294 leden telde in 1923, kon er 74.176 opgeven in 1939. De Vlaamse Toeristenbond, in 1922 opgericht, telde 21.000 leden in 1925,
| |
| |
82.000 in 1939. Het Vlaams Economisch Verbond, opgericht in 1926 met 160 leden, telde er 14.500 in 1939. De Vlaamse Ingenieursvereniging, opgericht in 1928 met 50 leden, telde er 900 in 1939. De IJzerbedevaarten, de nationale zangfeesten, lokten ieder jaar niet meer enkele duizenden, zoals de Vlaamse aangelegenheden van weleer, maar tienduizenden geestdriftige deelnemers.
De actie van Grammens in de jaren 1937-1939, bestemd om de sporen van verfransing op de overheidsgebouwen en -borden met hamer en verfkwast te doen verdwijnen, oogstte een onverwacht succes bij de studenten. Zij hield de agitatie in het leven en bracht een onmiskenbaar offensieven, veroverenden geest bij de jongeren aan de dag.
Op het gebied der buitenlandse politiek verliep de ontwikkeling voor Vlaams-België naar wens. In 1936 hadden de Koning en zijn ministers, met Van Zeeland als eerste Minister, beslist een onafhankelijkheidspolitiek te voeren tegenover de andere mogendheden. Dit werd in Vlaams-België, waar van oudsher de zelfstandigheid van onze gewesten op internationaal gebied het eerste punt van ieder programma van internationale politiek was, waar, in vele middens, de al te nauwe verbintenissen, met Frankrijk aangegaan in 1920, argwanend waren onthaald, waar ook het ‘Los van Frankrijk!’ herhaaldelijk weerklonken had, met grote voldoening vernomen.
| |
Het perspectief na de tweede wereldoorlog.
- Vlaanderen stond vóór een zonniger baan dan voorheen toen, met één slag, voor de tweede maal in vijf-en-twintig jaar, de Oostelijke gebuur het land overrompelde en hier kwam vernielen en moorden, bedriegen en roven.
Weer volgde een vier jaar lange bezetting. Weer ontstond er contact tussen een deel van onze landgenoten en de bezetter. Ditmaal waren deze landgenoten veel talrijker dan in 1914-1918. Ditmaal gold het niet de zelfstandigheid van Vlaanderen, zoals in 1914-1918. Ditmaal ging het om een ‘nieuwe orde’, onder de leiding van het nationaalsocialistische Duitsland, waaraan, vooraf, zonder enige waarborg, een blind vertrouwen moest geschonken worden. Weer volgde, na de bevrijding van het land, een repressie- en epuratiepolitiek die oneindig meer dan de voorgaande haar doel voorbijschoot. Weer stonden mannen op die hoopten van de omstandigheden gebruik te kunnen maken om het Vlaamse volk achteruit te dringen en het te ontnemen wat door de Vlaamse Beweging was opgebouwd. Weer moest Vlaanderen zich te weer stellen.
Vlaanderen is niet alleen materieel, maar ook moreel gehavend uit de oorlog gekomen. Het schijnt, sedert 1944, een zwaktecrisis door te maken die veel gelijkenis vertoont met deze die volgde op 1918.
Het is belangwekkend even na te gaan waarin de huidige zwakheid van het Vlaamse volk bestaat, wat het eigenlijk kenmerk en wat de oorzaak er van is.
Er is vooreerst de schade, rechtstreeks door het oorlogsgeweld teweegge- | |
| |
bracht. Er is ook de andere schade, met vele vertakkingen, deze die veroorzaakt werd door de onzinnige bestraffingspolitiek, te Londen voorbereid en, na de bevrijding, door de achtereenvolgende regeringen voortgezet. De ‘repressie’ welke, door een ‘epuratie’ aangevuld, alle perken te buiten ging, de grondwet schond, zelfs de Koning niet spaarde, is een onheil voor het land, inzonderheid voor Vlaanderen geworden. Zij heeft niet alleen Vlaanderen verarmd, door de tijdelijke uitschakeling en verlamming van tienduizenden jonge krachten. Zij heeft Vlaanderen ook vergiftigd met de verbittering van honderdduizenden Vlaamse gezinnen.
De repressie- en epuratiepolitiek is een Belgisch vraagstuk. Het is echter vooral nijpend voor Vlaanderen. Vlaanderen en Wallonië staan daarin niet op hetzelfde plan en ondergaan de gevolgen niet op dezelfde wijze. De repressie- en epuratiepolitiek heeft zwaarder gewogen op Vlaanderen dan op Wallonië. De overgrote meerderheid der ‘incivieken’ zijn zonen van Vlaanderen geweest. Het Waarom hebben wij terloops in onze brochure, De Vlaamse Beweging Nu, toegelicht.
De repressie- en epuratiepolitiek die wilde straffen en ‘zuiveren’ en ten slotte vergiftigde, is een oorzaak van verzwakking voor Vlaanderen. Zij vermindert de mogelijkheden van Vlaanderen tegenover Wallonië. Zij tast de Vlaamse volkskracht aan.
| |
Lichtzijden.
- Er zijn evenwel nog andere uitzichten aan te wijzen in het Vlaamse volksbestaan.
De oorlog en zijn gevolgen hebben, Goddank, de groeikracht van Vlaanderen niet gebroken. Door Mr Henri Fayat kon gewezen worden op het feit dat de bevolking van het Nederlands taalgebied in België (al de Vlaamse gemeenten buiten de Brusselse agglomeratie) van 1938 tot 1946 vermeerderde met 100.000 inwoners, terwijl deze van het Frans taalgebied (al de Waalse gemeenten, daarin begrepen deze met Duitssprekende bevolking, doch zonder de gemeenten der Brusselse agglomeratie) met 100.000 inwoners verminderde. Er werden aldus, in 1946, in het Nederlands taalgebied meer dan 4.5 millioen, in het Frans taalgebied nauwelijks iets meer dan 2.9 millioen inwoners geteld.
Ook op economisch gebied tekent zich de toekomst voor Vlaanderen gunstig af. Het zwaartepunt van de Belgische economie schijnt zich steeds meer naar Vlaanderen te verleggen.
Op cultureel gebied kunnen ook gunstige vaststellingen gedaan worden. De Vlaamse bladen tellen meer lezers in 1948 dan in 1939. De Vlaamse verenigingen hebben hun vroeger ledental weer bereikt of hebben het overschreden. Het Vlaams Economisch Verbond telde in 1947 7.500 leden meer dan in 1939. De Vlaamse Ingenieursvereniging telt, in 1948, 600 leden meer dan in 1939. De Vlaamse Toeristenbond is de crisis van de oorlogsjaren te boven gekomen en telde, in 1947, reeds 45.000 leden.
| |
| |
Op het gebied der internationale politiek is een belangrijke stap gedaan: de progressieve verwezenlijking van de Unie der Lage Landen. Deze richting van de Belgische politiek, welke, vóór 1940, niet kon verhoopt worden en nu met volharding wordt doorgezet, beantwoordt volkomen aan een verlangen dat tot de traditie van de Vlaamse Beweging behoort: zij haalt de banden met onze Hollandse stam- en taalgenoten nauwer toe en waarborgt, beter dan voorheen, onze economische en politieke zelfstandigheid tegenover de overige mogendheden.
| |
De blijvende misstand.
- Kan er, met dergelijke verhoudingen, sprake zijn van een zwakheid van Vlaanderen? Is er een achteruitgang te boeken?
Welnu ja, er is toch wel een zwakheid, ja zelfs een achteruitgang aan te wijzen.
Wat verzwakte, wat achteruitging, tijdens en onmiddellijk na de oorlogsjaren, en wel zodanig dat het verschijnsel onrust wekte in verenigingen als het Davidsfonds, het Willemsfonds, het intussen opgerichte Vermeylenfonds, de Katholieke Vlaamse Landsbond, dat is precies wat de specifieke aanbreng geweest is van de Vlaamse Beweging in ons volksbestaan: Vlaams stambewustzijn, Vlaams besef van eigenwaarde, Vlaamse fierheid, Vlaamsgezinde strijdbaarheid en strijdlust. Op de waakzaamheid en krachtdadigheid, op de strijdende Vlaamsgezindheid van vóór 1940, is, na 1944, een periode van matheid, van futloze passiviteit gevolgd.
Vele omstandigheden kunnen het verschijnsel verklaren: de schokkende gebeurtenissen der wereldpolitiek die eenieders aandacht in beslag namen; de tamelijk verspreide overweging dat de taalkwestie, na de jongste reeks taalwetten van 1930-1938, als opgelost kon worden beschouwd; het uiteenslaan, door de nederlaag en de bestraffingspolitiek, van de extremistische verenigingen welke vroeger er toe bijgedragen hadden om de Vlaamsgezinde agitatie in het leven te houden; het verlangen, in de overlevende politieke partijen, om de spanning te weren die, na 1918, tot de groei van het extremisme had bijgedragen; de vrees van vele Vlaamsgezinden om zich verdacht te maken in de ogen van de patriottische middens, met zienswijzen vooruit te zetten, die door de houding van de extremisten tijdens de bezettingsjaren, een slechten klank gekregen hadden, enz.
Het stilvallen van de Vlaamsgezinde levensuitingen en de daardoor veroorzaakte verzwakking van het stambewustzijn in Vlaanderen, had zulke verreikende gevolgen dat de stellingen, sedert de jaren 1930-1938 veroverd, bedreigd zijn en dat niemand met zekerheid kan voorspellen of de uitslag van de telling inzake taalgebruik, even gunstig zal zijn voor Vlaanderen als de bevolkingsaanwas en de economische ontwikkeling zouden laten verhopen.
Dit alles laat ons toe vast te stellen, met een duidelijkheid die vroeger noodzakelijkerwijze ontbrak, welke beslissende rol de Vlaamse Beweging in het verleden van Vlaanderen vervulde en welke even beslissende rol zij ook in de
| |
| |
toekomst te vervullen heeft. Want haar taak is niet volbracht!
Er is, op het gebied der taalwetten, ontzaglijk veel weg afgelegd sedert 1873, jaar waarin de eerste taalwet tot stand kwam. De grondleggers van de Vlaamse Beweging zouden hun ogen nauwelijks geloven, moesten zij nagaan welke plaats het Nederlands, krachtens de thans bestaande wetten, in de Staat verworven heeft.
De taalwetten, hoe belangrijk ook, beheersen nochtans niet de gehele toestand van ons volk.
De verhouding Vlaanderen-Wallonië-België biedt nog een ander uitzicht dat met geen statistisch gegeven aan te wijzen en ook niet aan de hand van de bestaande wetboeken te toetsen is.
De factor waarop wij doelen behoort tot de imponderabilia, tot deze die niet te wegen en niet te meten zijn. Hij heeft zich weinig of niet aan de taalwetten gestoord. Hij gaf en geeft steeds de doorslag, met of zonder wetten. Hij is zodanig vergroeid met onze geschiedenis in de laatste eeuw dat hij als een constante er van moet worden beschouwd. Dat wat wij bedoelen is: onze morele positie in de Belgische maatschappij. Stellig is onze demografische positie betrekkelijk gunstig. Stellig is onze culturele positie, sedert het begin van deze eeuw, merkelijk verbeterd. Stellig is ook onze economische positie sterker geworden. Steeds onbevredigend, ja hinderend en ten langen laatste onduldbaar, blijft echter onze morele positie, of juister, onze axiologische positie. De aan het Oud-Grieks ontleende term axiologisch drukt inderdaad volledig uit dat waarop wij zinspelen: de graad van waardigheid, van eer, van aanzien, van gezag, die ons volk te beurt valt in de Belgische maatschappij.
De Vlamingen beschikken over de meerderheid van het getal. Zij beschikken over taalwetten. Er ontbreekt hun echter iets dat noch het getal noch de wet hun verschaffen kunnen: het aanzien dat hun toekomt.
De axiologische positie van de individuen, gezinnen, standen en volken, wordt inderdaad al evenmin bepaald door het getal als door de wet.
Als twee personen over een zelfde recht beschikken, dan is het niet hetzelfde. Als twee personen een zelfde misdrijf begaan, dan is het niet hetzelfde. De mogelijkheden van de bezitters van een zelfde recht verschillen grondig naar gelang deze tot een gewaardeerde of een geminachte categorie van burgers behoren.
Niet het bezit van rechten, wel de waardering is ongelijk verdeeld tussen de beide volken die België bewonen. De Vlaming wordt minder geacht dan de Waal. De taalwetten moesten er bijgehaald worden om de axiologische verhoudingen langs juridische weg te verbeteren. Juist omdat de axiologische verhoudingen sterker zijn dan juridische bepalingen, worden de taalwetten zo vaak overtreden of zelfs helemaal niet toegepast.
Naarmate wij over meer wetten beschikken, naarmate onze demografische, culturele en economische positie gunstiger wordt, kunnen wij ons duidelijker rekenschap geven van het doorslaggevend belang van de factor die misschien
| |
| |
als ‘imponderabel’ wordt beschouwd omdat zijn gewicht alle weegschalen en maatstaven forceert.
Conscience maakte in 1844 gewag van de strijd om ‘het wederopbouwen onzer nationale weerdigheid’. Hij wilde ‘worstelen tegen den voorrang van het romaensch element.’
Hoe actueel zijn de dubbele voorstelling en ook de termen! De voorrang der Walen duurt voort. De waardigheid van het Vlaamse volk wordt door de Walen nog niet naar behoren erkend en door de Vlamingen nog niet naar behoren beleefd.
Het was, het is en het blijft een opvallend feit: de Vlaamse meerderheid ‘telt’ niet zoveel als de Waalse minderheid in dit land. Het is niet alleen na te gaan in de manier waarop, in het centraal bestuur, de taal der Vlamingen aldoor maar op het achterplan gedrongen wordt.
Er zijn zovele andere opvallende feiten!
Voor de Waal trekt men handschoenen aan. Voor de Vlaming is het altijd goed genoeg. In Congo moeten de hogere ambtenaren de Congolese dialecten kennen. Hiervoor zorgt hun opleiding in de Koloniale Hogeschool. In België kan een Belg een hogere functie in het centraal bestuur bekleden of gezant worden, zonder de taal van de meerderheid der Belgen te kennen.
En in welke mate! Het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds kon, in April 1947, wijzen op het feit dat de hogere ambten in het centraal bestuur overwegend door Nederlandsonkundige titularissen bezet zijn.
Voor de Waal wordt veel door de vingers gezien. Voor de Vlaming is men veeleisend en streng. Hoe geheel anders is de houding van het officiële België tegenover de separatistische strekkingen, naar gelang zij van Vlamingen of van Walen uitgaan! Hoe mild voor de Walen, hoe streng voor de Vlamingen!
Het gerecht ignoreerde het verraad van de Wallinganten die, in 1941, onderhandelden met de regering te Vichy om Wallonië bij Frankrijk in te lijven. Onze regering zag uitdrukkelijk af van vervolgingen tegen de aanstichters van de separatistische drijverijen der Wallinganten in 1945. Van de Vlaamsgezinden wordt geëist dat zij, bij iedere gelegenheid, de Brabançonne aanhoren en de Belgische vlag uithangen. De Wallinganten mogen echter de Belgische vlag negeren en de Brabançonne vervangen door de Marseillaise.
De Franstallige Brusselse bladen geven den toon aan in het Belgische gezin. Berichten, commentaar, propaganda en laster van de Franstalige bladen wekken altijd de aandacht, maken ophef, slaan in. Wat in de Nederlandstalige bladen verschijnt, blijft doorgaans onopgemerkt en krijgt pas betekenis als het in de Franstalige pers opgenomen wordt.
Hoe sprekend ook het verloop van de ‘koningskwestie’! Dat de overgrote meerderheid der Vlamingen de terugkeer van Koning Leopold eist, ‘telt’ niet, als een kleine meerderheid bij de Walen er tegen gekant is.
| |
De oorzaak.
- Die blijvende minderwaardigheidspositie der Vlamingen in België weegt op hun geheel bestaan. Zij benadeelt hen in al de uitzichten van
| |
| |
hun volksleven. Zij belemmert hen in hun ontwikkeling. Zij vermindert hen in hun mogelijkheden.
Stellig houdt het aanzien en het gezag in de maatschappij wel verband met het geestelijk en stoffelijk vermogen van de personen of groepen die samen de maatschappij uitmaken. Het is niet toevallig dat de heren, de klassen of de volken die gezag hebben, gewoonlijk op geestelijk aanzien of stoffelijk bezit kunnen bogen.
De vroegere culturele en economische achterlijkheid der Vlamingen scheen vaak te volstaan om te verklaren waarom de Vlamingen en hun taal niet ‘telden’ in het Belgisch gezin.
In de huidige phase van de ontwikkeling moet men wel erkennen dat de demografische, culturele, economische en ook publiekrechtelijke factoren niet geheel en niet alleen de axiologische positie der Vlamingen in den Staat beheersen en bepalen.
Moet er ver gezocht worden om te verklaren waarom de Vlamingen in België niet even veel ontzien worden, niet even veel invloed hebben als de Walen? Geenszins! De verklaring ligt geheel in de dubbele psychologische verhouding die vanouds in het licht werd gesteld, nog vóór er sprake was van een Vlaamse Beweging: enerzijds geringschatting van onze Waalse en verfranste landgenoten voor al wat Vlaams of Nederlands is; anderzijds gering besef van eigenwaarde bij de Vlamingen zelf.
Daar en nergens anders is de werkelijke en de enige oorzaak te vinden van al de misstanden, steeds weer en steeds met reden door de Vlaamsgezinden aangeklaagd: het verdringen van de taal der Vlamingen; het overtreden van de wetten betreffende het gebruik der talen; het verwaarlozen van de specifiek Vlaamse belangen, niet het minst op economisch gebied; het ignoreren van de Vlaamse zienswijzen over algemene vraagstukken van de binnenlandse en de buitenlandse politiek; het achteruitzetten van de Vlamingen en het bevoordelen van de Walen bij de benoemingen in het leger, het bestuur, het gerecht, enz. volgens het welbekende stelsel van de twee maten en de twee gewichten, het stelsel dat toegepast wordt, zowel bij het verdelen van de gunsten als bij het verdelen van de straffen.
| |
Het heelmiddel.
- Op de minachting van de Walen en verfransten hadden de Vlamingen geen vat, althans niet rechtstreeks. Dat hebben de Vlaamsgezinden altijd ingezien. Op het besef van eigenwaarde van de Vlamingen konden zij echter wèl inwerken. Zij hebben zich dan ook vooral daarop toegelegd. Zij lieten niet na de verwaandheid der Fransgezinden afbreuk te doen waar het ging. Het beste van hun kracht was echter gericht op de bekering van de Vlamingen zelf. Zij trachtten hen bewust te maken. Zij trachtten hen den adel van het Vlaamse volk te doen beseffen. Zij trachtten de onverschilligheid voor Vlaanderen om te zetten in liefde, de nederigheid, de lijdzaamheid, begeleidende verschijnselen van hun ondergeschiktheid, in fierheid en trots.
| |
| |
In de wenken die de Vlaamsgezinden van oudsher gegeven hebben, is nog steeds de weg naar de oplossing te vinden, de weg naar den finalen omkeer in de heersende waardeoordelen, in de heersende axiologische criteria. Wordt hier met het doorzettingsvermogen van weleer de taak van de ouderen door de jongeren voortgezet; worden de Vlamingen in steeds ruimere mate ontrukt aan de beneveling der verfransing, voornaamste oorzaak van hun verzwakt waardigheidsgevoel; worden hun ogen steeds meer en steeds beter gericht op den adel van Vlaanderen, dan kan ons volk in België zulke macht verwerven dat het niet meer hoeft te bedelen, niet meer hoeft te eisen, maar gewoon kan nemen wat het nodig heeft tot vrijwaring van zijn bestaan en zijn belangen; dan komt het zover dat de minachting der Walen en verfransten, na enkele uitingen van onrust en enkele pogingen tot chantage, omgezet wordt, eerst in belangstelling, vervolgens in eerbied, ten slotte in waardering.
Zo Vlaanderen te klagen heeft over de toestanden te Brussel, in vele taalgrensgemeenten, aan de zeekust, in de Limburgse kolenstreek; zo de Vlamingen die zich als Vlamingen aanmelden te Brussel, daar als ongewenste vreemdelingen worden onthaald en behandeld; zo Vlaanderen zich de krenkingen moet laten welgevallen, dan is het niet omdat het cultureel ten achter blijft, economisch zwak is en demografisch achteruitgaat, maar omdat het besef van eigenwaarde van zijn kinderen te weinig ontwikkeld is, omdat het te weinig bewust is.
Dààr, op dàt gebied, moet steeds een strijd gevoerd worden welke zal beslissen of de Vlamingen al of niet in België een volwaardig volk, een geëerd volk, een leidend volk zullen zijn.
Voor dien strijd is en blijft aangewezen de stroming die sedert meer dan honderd jaar het best het Vlaamse volksbelang begrepen heeft, de stroming die de Vlaamse Beweging werd gedoopt.
Stellig mag niets ons onverschillig laten. Alle uitzichten van ons volksbestaan zijn belangrijk. Al wat onze demografische, economische, culturele en politieke positie in België en in de wereld kan versterken, moet onze aandacht gaande houden. Al wat de Vlaamse volkskracht kan verhogen, moet bevorderd worden. En onder die termen, de Vlaamse volkskracht, verstaan wij al wat Lodewijk de Raet er mee bedoelde: de som van de geestelijke en stoffelijke krachten van ons volk, dit laatste opgevat als zelfstandig volk met eigen wezen, eigen bewustzijn, eigen belangen.
Al ons streven op cultureel, economisch en politiek gebied zou evenwel nutteloos zijn, indien te loor ging of alleen maar verzwakte, dat wat de kern van de Vlaamse Beweging was, dat wat door haar en door haar alleen hier gebracht werd en door haar alleen belichaamd blijft, dat wat de veroveringen van al de hervormingen mogelijk maakte sedert 1873: Vlaamsgezindheid.
| |
Benaming en betekenis van de Vlaamsgezindheid.
- Wij schrijven Vlaamse Beweging en Vlaamsgezindheid. Wij zouden allebei, de beweging en de
| |
| |
gezindheid, Vlaams nationalisme kunnen noemen. Vlaamse Beweging, Vlaamsgezindheid, Vlaams stambewustzijn, Vlaams volksbewustzijn, Vlaams nationaal gevoel, Vlaams besef van eigenwaarde, Vlaamse trots om Vlaamse grootheid, Vlaamse vaderlandsliefde, Vlaams nationalisme, het zijn overeenstemmende benamingen voor overeenstemmende voorstellingen en strevingen.
Wanneer wij hier de term nationalisme neerschrijven, dan denken wij niet aan de vroegere partijgroeperingen, het V.N.V. en het Dinaso, welke ten laatste veel meer fascistische dan eigenlijk nationalistische groepen geworden waren. Wij hebben hoofdzakelijk een strekking op het oog die wezen, taal, cultuur, geestelijke en stoffelijke belangen van het eigen volk hooghoudt en als uitgangspunt neemt bij de beoordeling van alle binnenlandse en buitenlandse aangelegenheden.
Wij hebben zelf, in vroegere geschriften, de zwakke zijden van de nationalistische gezichtshoek in het licht gesteld. Doch er is nationaal gevoel, besef van eigenwaarde, nationale trots, kortom nationalisme nodig in Vlaanderen, zoals in ieder land en vooral in de kleine landen.
Blijft het nationalisme achterwege in de kleine landen, dan dreigt voor hen het gevaar dat zij niet alleen een afzetgebied worden voor het steeds levendig nationalisme van de andere volken, maar ook een prooi voor het steeds loerende imperialisme van de grote buren.
Waar een nationalistische stroming en dus belangstelling, waardering, eerbied, liefde voor en trots om het eigen volk bestaan, daar groeit vanzelf het verlangen om dat volk te helpen in zijn streven naar de verwezenlijking van het algemeen welzijn, om het te beschermen wanneer het bedreigd is. Waar dit alles niet bestaat, waar geen belangstelling, maar onverschilligheid, geen eerbied, maar minachting, geen liefde maar afkeer voor het eigen volk overwegen, waar een vreemde natie verafgood wordt, daar is het welzijn, daar is de eer, daar is het geheel geestelijk en stoffelijk bezit van het eigen volk in gevaar.
Vlaanderens kinderrijkdom zal slechts dienen om zijn vijanden nieuwe legioenen van verfransten en fransdollen te verschaffen, zo de bevolkingsaanwas niet gepaard gaat met de groei van het Vlaamse volksbewustzijn. De nieuwe rijkdommen die in Vlaanderen zullen ontstaan uit de verlegging van het economisch zwaartepunt van het land naar de Vlaamse provinciën, zullen ons slechts nieuwe verfranste en volksvreemde parvenu's bezorgen zo het Vlaamse stambewustzijn zwak blijft. Méér nog: de Limburgse kolen en de nieuwe nijverheid in Limburg en Antwerpen, zullen Vlaanderen twee provinciën kosten - zoals Lodewijk de Raet het gevreesd heeft meer dan veertig jaar geleden! - zo deze economische ontwikkeling niet begeleid wordt door de ontwikkeling van een Vlaamsgezinde volkswil, die machtig genoeg is om de politieke, culturele en sociale verhoudingen in het nieuwe nijverheidsland te beheersen.
Het gevaar voor Vlaanderen schuilt niet in het gelijktijdig bestaan van Wallonië en van België. Het Vlaamse volksbelang en het Belgische staatsbelang zijn niet tegenstrijdig. Het gevaar is hoofdzakelijk hierin gelegen dat de Vla- | |
| |
mingen hun volksbelang zouden miskennen bij gebrek aan volksbewustzijn.
Dit bewustzijn, dit Vlaams nationaal besef, dit Vlaams nationalisme of gewoonweg, die Vlaamsgezindheid, is de factor die onze gehele toekomst beheerst als volk en als mens. Ook als mens!
Hij beheerst inderdaad de toekomst van ieder van ons, van iederen Vlaming. Want iedere Vlaming, hoe merkwaardig hij moge zijn, als kunstenaar, als geleerde, als wijze, als priester, zal eenzaam en verlaten teloorgaan, als het volk waaruit hij geboren is en dat hem moet rugsteunen in zijn werk en zijn strijd, zichzelf ontrouw is en, bij gebrek aan waardering voor het eigen volk, voor de eigen mensen, nog alleen naar vreemde profeten gaapt.
De intellectuele dorheid, onvruchtbaarheid en achterlijkheid van onze gewesten in de 18de eeuw - Verlooy heeft het aangetoond! - hadden als voornaamste oorzaak juist die: de verloochening van de eigen natie en de verafgoding van een vreemde natie, door de leidende standen.
Wat het betekent, dat volksbewustzijn, kan men op treffende wijze leren uit de vergelijking van twee steden: Antwerpen en Brussel.
Antwerpen is de meest Vlaamsgezinde stad. Niet omdat zij van de wereld afgezonderd is! Ook niet omdat de inwoners de vreemde talen en namelijk het Frans niet zouden kennen! Wel omdat de inwoners van deze gezegende stad, om redenen waarop wij hier niet nader willen ingaan, meer ontwikkeld, meer bewust, meer fier zijn, omdat het besef van eigenwaarde er een traditie is, omdat alle Antwerpenaren, in mindere of meerdere mate, Sinjoren zijn, dat wil zeggen: Heren, die er zich wel voor wachten zichzelf te verloochenen.
Brussel is niet alleen Vlaams door zijn bodem en zijn verleden, maar ook door zijn bevolking. Maar deze overwegend Vlaamse bevolking, ieder jaar met duizenden Vlaamse inwijkelingen aangevuld, is niet zo bewust, niet zo fier als de Antwerpse bevolking. De geest der Antwerpse Sinjoren is er onbekend, in dat midden dat meer gemengd is en waar, sedert eeuwen, een verfranst centraal bewind gevestigd is. De Brusselse Vlamingen - met uitzondering van een kleine groep meer ontwikkelden - zijn niet bewust. Zij zijn niet fier. Zij wensen niet als Vlamingen door te gaan. Zij zijn verlegen, beschaamde Vlamingen. Zij laten zich liefst zo gauw mogelijk opslorpen door het Franstalig bevolkingsdeel. Deze onontwikkelde Vlaamse massa is er in ruime mate aansprakelijk voor dat Brussel, de hoofdstad van het Belgisch koninkrijk en de grootste stad der Lage Landen, in de huidige verhoudingen niet als de gemeenschappelijke hoofdstad van Vlaanderen en Wallonië kan worden beschouwd.
Daarom is het blijvende, het dringende, het eerste gebod voor allen, in Vlaanderen, die invloed kunnen hebben op hun medemensen en het goed menen met het Vlaamse volk, nu zoals honderd jaar geleden: het Vlaamse volksbewustzijn opwekken; het Vlaams besef van eigenwaarde ontwikkelen; tot Vlaamse vaderlandsliefde aansporen.
Het Vlaamse volk bewust maken, daarop hebben alle generaties van Vlaamsgezinden zich toegelegd, van Verlooy tot Van Cauwelaert.
| |
| |
Ook de economische richting die Lodewijk de Raet in de Vlaamse Beweging deed ingang vinden, was ten laatste een middel om Vlaanderen meer bewust te maken, om ook langs de stoffelijke belangen om, de Vlamingen tot den Vlaamsgezinden gezichtshoek te overhalen.
| |
Apologie van de Vlaamsgezinde.
- Het Vlaamse volk bewust maken dat was de reden van bestaan der Vlaamse Beweging. Het blijft de onvergankelijke roem van alle Vlaamsgezinden, de beslissende betekenis van die taak te hebben ingezien en ze te hebben aangevat.
De wegen die zij ons gewezen hebben, blijven onze wegen. De wenken die zij ons gegeven hebben, blijven gelden voor onze tijd. Sommige bestanddelen van hun boodschap - wij denken aan de Vlaamse volkspolitiek waarvan Lodewijk de Raet de grondslagen legde en die gericht was op de verhoging van de Vlaamse volkskracht, - zijn thans méér actueel dan vijftig jaar geleden. Ook het Vlaams humanisme van August Vermeylen is even actueel als vijftig jaar geleden.
Zij waren de besten van Vlaanderens zonen, de Vlaamsgezinden, de Flaminganten. Zij waren groot door hun inzicht, groot door hun karakter, groot door hun liefde. Zij waren de meest betrouwbare stuurlui, omdat zij de scherpzinnigsten en de liefderijksten waren.
Zij blijven leven in ons en voor ons, niet alleen omdat zij mijlpalen zijn geworden in Vlaanderens geschiedenis, maar ook en nog veel meer omdat zij wegwijzers blijven voor de toekomst!
In de loop der jaren hebben sommigen wel eens betreurd dat de Vlaamse Beweging zoveel krachten voor zich opgeëist had, hoogstaande intellectuelen die wellicht nuttiger werk hadden kunnen verrichten, waren hun inspanningen op andere doeleinden dan deze der Vlaamse Beweging gericht geweest.
Hoe verkeerd deze zienswijze!
Ten eerste was de Vlaamsgezinde strijd een volksstrijd. Het was een edele, een hoge opdracht, de eer en het welzijn van een geheel volk te willen verzekeren. Zulke strijd kan onmogelijk, noch gisteren, noch vandaag, als verloren moeite of verspilling van krachten worden beschouwd.
Ten tweede zouden zij die de leiders en aanhangers van de Vlaamse Beweging werden, ook in gans andere omstandigheden dezelfde rol vervuld hebben: in een Groot-Nederlandse Staat, of in een Vlaamse Staat, zowel als in de Belgische Staat. De Vlaamsgezinden waren en zijn de belichaming van ene idee die in alle landen haar aanhangers heeft: de idee die het nationale als grondslag neemt bij de beoordeling en behandeling der maatschappelijke vraagstukken; de idee die aan het nationaal belang, het geestelijk en stoffelijk belang van het eigen volk, de voorrang geeft tegenover alle andere uitzichten van het maatschappelijk bestaan. Zij die zich naar deze gezichtshoek richten en, in alle landen van de wereld, nationalisten worden genoemd, offeren gaarne hun persoonlijk voordeel, hun rust, hun gezondheid, hun leven zelfs, omdat zij
| |
| |
deze taak, de verzekering van het bestaan en van de grootheid van hun volk, beschouwen als de schoonste taak die hun in de gemeenschap kan beschoren zijn. Dat is hun roeping. Zij zijn uitverkoren om te strijden voor en te waken over de geestelijke en stoffelijke belangen van hun volk; het is hun bestemming de politieke herders van hun natie te zijn.
Zij zijn overal een minderheid. Zij zijn overal onontbeerlijk. Zij zijn de stuwkracht zonder welke een volk niets groots tot stand brengen kan, ja zelfs zich niet blijvend handhaven kan. Dat is de beslissende betekenis van het nationalisme in alle landen.
Zij die, als verkondigers van het Vlaamse stambewustzijn, als verdedigers van de Vlaamse waardigheid, als dragers van de Vlaamse trots, de Vlaamsgezinde strijd aanvatten, hebben een ontzaglijke rol vervuld in Vlaanderens geschiedenis. Hun nakomelingen zullen die rol ook verder vervullen. Vlaanderen zal, in iedere generatie, de scharen weten te vinden die geroepen, die uitverkoren zijn om de grote en eeuwige taak voort te zetten en hun aandeel daarin als hun levenstaak te beschouwen. De baanbrekers stonden gisteren op de bres om Vlaanderens recht te doen eerbiedigen. Hun nakomelingen zullen morgen met dezelfde scherpzinnigheid en offervaardigheid, met dezelfde bezieling, met hetzelfde heilig fanatisme, ijveren om Vlaanderens luister te verzekeren.
Zij die zich voor zulke zaak inspannen en opofferen, verspillen noch hun tijd, noch hun kracht. Zij bouwen voor hun volk en voor de toekomst. Zij zorgen voor het bestaan, de eer en het geluk van alle vaders, alle moeders, alle kinderen van hun volk. God geve dat zij in Vlaanderen en om Vlaanderen steeds talrijker worden!
|
|