Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] [1946/5] Pieter G. Buckinx Wat weten wij Uit walg en uit bewondering voor Jean-Paul Sartre. Wat weten wij van hen die vóór ons kwamen en die als wij eens in het voorjaar lagen te schreien om een wit en ruischend kind? Wij prevelen ontroerd hun schoone namen, maar hooren in den nacht hun donker klagen versterven met het huilen van den wind. O vorsten, keizers, koningen en slaven, hoort gij het woest ontembaar oproer gonzen: de blinde drift waaraan de haat ontbrandt? De vogels strijken neer op uwe graven, de deuren waaien dicht, de klokken bonzen in de gescheurde torens van mijn land. O trotsche heerschers, beulen en tirannen, de splinters van uw roem zijn nu tot haat versteend. De koningen zijn dood. De goden zijn verbannen. De zuilen storten neer. Het oude Hellas weent. Maar d'eeuwen door hoor ik de kopers schallen, de beulen huilen aan de poorten van de stad. Op Golgotha is Jezus voor de derde maal gevallen, daar weent een vrouw die Hem heeft liefgehad en die Hij voor zijn dood heeft uitverkoren om liefde en tranen te versmelten tot één woord. Want elken dag opnieuw wordt God geboren en elken dag opnieuw wordt God vermoord. [pagina 258] [p. 258] Hoor, de aarde dreunt. De melkweg spreidt zich open; sterren storten neer als ziedend schuim. Waarheen? Waarheen? Een kreet scheurt door het ruim: een man, die in den angst der tijden waanzinnig schreit... Vorige Volgende