verdoek. En daarboven, maar heel hoog, de blauwe hemel en de zon die alle kleuren schitterend maakte.
Langzaam daalde Dhatoe Sen naar de diepere plaatsen waar het groen schemerde en zwart tusschen de rotsen. Daar huisde Wijaya, de haai, die zeer gevreesd was in de Moena baai. Dhatoe Sen had hem slechts eenmaal gezien. Slapend wiegde hij met zijn gladde flanken tegen een roode rotspunt. Hij had zijn vreeselijken muil gezien, en de breede kieuwen en den staart, die toen vreedzaam wuifde. Maar Dhatoe Sen was slim, en was niet overijld naar de oppervlakte gevlucht met veel geplas en gebruis. Geluidloos had hij zich op den bodem gestrekt en zich met de handen voortgeduwd, zonder de regelmatig ademende stroomingen te verstoren. En toen hij ver genoeg was, had hij zich langzaam naar boven laten drijven, juist op de plaats waar zijn bootje lag. Zoo had hij Wijaya, den grooten roover, verschalkt, en dit nadien aan zijn makkers, de parelvisschers, verteld met fiere woorden.
Nu is Dhatoe Sen voor de tweede maal in het rijk van Wijaya gedrongen, want achter de vierde rotsnaald moesten groote oesters liggen. Dat had Ganesja, de moedigste duiker der ploeg, verteld. En Dhatoe Sen moest nog drie groote parels vinden. Waarom? Ach ja, waarom?? Kijk, dat heeft hij diep in zijn hart geborgen als een intiem geheim, dat hem telkens met zijn spierwitte tanden lachen deed, als Dave, de witte opzichter, die een grooten zonnehelm droeg, vloekte en schold omdat hij niet genoeg parels bovenbracht. Dhatoe Sen was listig. Iederen avond als de zon in het westen de wolkenbanken rood en rostig kleurde, stegen de parelvisschers uit hun bootjes, en gingen in een rijtje voor de grijze loods tusschen de palmboomen staan. Dan kwam Dave, die veel whisky dronk en altijd woest en luidruchtig deed, de parels in ontvangst nemen.
Maar toen Dhatoe Sen op een heeten namiddag onverwacht een zeer grooten parel had gevonden, kogelrond, en glanzend met doffe groene en blauwe schijnen, had hij eerst schuw rond zich gekeken, dan vlug een stukje van zijn gestreepten lendendoek gescheurd, den kostbaren parel erin gewikkeld en hem verborgen tusschen de wortels van den grooten palm-