gezegd worden, tracht hij ons wijs te maken dat hij het leelijk ‘moet’ zeggen, omdat het zoo verheven is dat er geen passende woorden voor bestaan. Welnu, dat is de kwestie niet. Vondel stottert niet in ‘Wie is het die zoo hoog gezeten’ en rijmt wel eens banaal bij een portret of prent. Volgens Verschaeve zou het omgekeerde het geval moeten zijn, het gedicht slechter naar gelang gedachten en gevoelens verhevener zijn.
‘Het leven, zoo vervolgt hij, heeft zijn maat niet in zijn werk maar in zijn droom...’
Zeer zeker, maar het kunstwerk heeft de waarde die het heeft en niet die welke de kunstenaar wilde bereiken doch niet bereikt. Geen kunstenaar kan zich verheffen op wat hij had willen kunnen maken, hij moet bescheiden tevreden zijn met de waarde van het werk zooals het daar ligt. Zooniet kan Lodewijk de Koninck van Hoogstraeten aanspraak maken op een troon boven Vondel, want hij heeft met zijn epos hooger willen reiken dan deze.
Verschaeve gaat voort:
‘en de woorden die niet kunnen den droom dienen, kunnen ook noch kunst noch leven dienen...’
Welke woorden van den kunstenaar dienen zijn droom niet, d.w.z. trachten hem niet te materialiseeren?
‘en de woorden die men de juiste noemt bestaan niet in dit gebied’
Waarom niet? Vondel beweert dat er voor elk ding een woord bestaat, dat de kunst gelegen is in het vinden van dat juiste woord, de onmacht in het niet te kennen, of, als men het kent, in het niet goed genoeg te begrijpen, zoodat men niet beseft dat het juist en voldoende is.
‘De woorden, beweert Verschaeve verder, zingen altijd een paar tonen te laag’.
Dat komt alleen voor, zeggen de taalkundigen, bij kunstenaars die ofwel hun gevoel overschatten, ofwel het woord onderschatten en zich dus niet kunnen voorstellen dat hun gevoel door het ervoor geeigende woord uitgedrukt kan worden. Zij schrijven ‘smart’ en zijn niet tevreden. Hun smart lijkt hun grooter dan het woord. Zij overschatten hun smart of zij onderschatten het woord smart. Zij gaan dan rommel maken, zooals Querido: ‘smart, eindeloos, weedom zeediep, afgronddiep, hemelbestormend’, enz., enz. En hoe