achterover, zij schreeuwt de vrouwen bijeen en toont het goed, laat de zon en de wind er vrij in spelen...
Mpaka de vrouw, Mpaka de moeder wordt plots stil en innig. Zij lacht inwendig. Zij legt de stoffen om haar lichaam, zij bedekt preuts hare naaktheid tot over de borst. Haar ganse lichaam lacht, zij lacht luid, stralend vergenoegd. Ach, wat een gelukkige vrouw.
Om haar heen verlangen de vrouwen, zij benijden haar Bolalimai, de zoon.
De zoon staat daar. ‘Cika’, zegt hij, ‘zwijgt gijlie’ zegt de zoon.
Men zwijgt, men luistert.
Bolalimai vertelt zijn wedervaren; heeft hij niet van alles gezien? En wat gezien? De Missie.
Het is een fantasties, mooi verhaal.
Maar het doet die kleine Bolalimai iets, dat al die vrouwen hier naar hem staan te luisteren, haar blikken ontstellen hem, een vreemde drift groeit in hem omhoog, doet hem dingen vertellen waarbij hij zelf plots opschrikt. Neen, denkt Bolalimai, zo is dat alles niet gebeurd. Geheimzinnig begint hij dat toch maar te vertellen, het wordt hem te sterk, hij kan die vreemde lusten niet weerstaan. Hij ziet het wondere verhaal diep in zich aangroeien als een plant, een gewas.
Hij moet wonderen vertellen, hij vertelt zich warm, hij vertelt zich geestdriftig, groots en alwetend.
Bolalimai slaat de lichtgeloovige vrouwen met groot verbazen, zij omhullen hem met haar bewondering.
Hij wuift sierlijk met zijn lange smalle hand, daar is iets vrouwelijks in dat gebaar. ‘Ik ben moe,’ fluistert Bolalimai. Laat mij.
De moeder loopt om water, zij legt frisse vruchten aan zijne voeten, zij haalt hout, zij blaast het vuur aan.
Bolalimai slaapt glimlachend.
De moeder wijkt van hem geen voet.
's Avonds bij de vuren doet Bolalimai zijn volgende verhaal. Het is dat van Jezus, van Jezus Christus.
Jezus is de Zoon van God. God is onze Heer, onze Meester. Hij is onze Vader, wij zijne kinderen. God, zegt Bolalimai, heeft zijne kinderen lief. Een grootse stilte groeit om Bolalimai, het is alsof zij groeit onder zijne voeten, of zij de grond onder voeten doet zwellen, of zij hem opheft. Bolalimai voelt zich los van de aarde, hij zegt: ‘God is in de hemel. Hij is op de aarde en op alle plaatsen;