Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] Herfstelike Liederen I Zal ik tot de scharen wederkeeren? - mijn arm is sterk voor den wind in de vlag - zal ik tot de scharen wederkeeren? Eens, in een lente, zei ik uw naam achter den berg aan het wonen der menschen, - eens in een lente zei ik uw naam. Ge kreegt van mijn hart veel doode droomen, voor mij was door uw hand de lente leeggeplukt, - ge kreegt van mijn hart veel doode droomen. Aan uw schouder waren lang mijn ogen toe. Nu ontvlammen de seinen aan elke boom. Aan uw schouder waren lang mijn ogen toe. Over de witte berg hupt lokkend aan het lied, langs uw geheven hand is het een lichte spel. Over de witte berg! - Ik kan het niet. Uw gebaar bouwt om mij een nog sterker cel: - de zon is achter u en de mensen weer ver - O dat onbewuste, wrede en zoete spel. [pagina 125] [p. 125] II Waag het niet, deze stilte door te schrijden, die breken zou aan uw kleurige kleed: ik weet, dat ze mij moeilik zal bevrijden. Gij gaat en vindt geen zorgen aan uw handen, ik zit hier, de herfst is koud aan het raam, de zwaluwen zoeken hoog de grens van lentelanden. Ze zijn elke herfst aanbiddelik dwaas; uw ogen zien groot open hun verzaamlen, het zwarte warren voor ontgrensd topaas. Nu zult ge deze stilte toch doorschrijden: gij vindt ook nu geen zorgen aan uw hand; alles is u, dies kunt ge niets ontwijden. Jan Vercammen. Vorige Volgende