Hoe Toorop Kerstmis vierde.
In het weekblad ‘Opgang’ vertelde Wouter Lutkie, hoe Jan Toorop Kerstmis placht te vieren.
Toorop was kenbaar voor een kind.
Het liefste was hij samen met kinderen en kinderlijke menschen. Hij die zelf kind gebleven was, gaf zich het zuiverst in het samenzijn met kinderen. Daar weten ‘de Reinilda's’ van mee te praten wier edelste weldoener, wier meest geziene gast hij was, temidden van de heidenkinderen der Haagsche armen- en arbeidersbuurten.
Daar weten ook de zijnen van, vooral als hij, voeger zijn kind met neefjes en nichtjes, later zijn kleinkinderen met vriendjes en vriendinnetjes, om zich heen geschaard had onder den Kerstboom.
Kerstmis was Toorop's mooiste feest, dat zijn vrouw, haar Engelsch-Iersche tradities getrouw, tot een huiselijk hoogtij wist te maken. Alreeds in de jaren vóór zijne bekeering. Maar vooral toch daarna. Want van toen af werd dat hoogtij ingeluid met de klokken van de Nachtmis. Het eerst, toen zij nog te Amsterdam woonden, in de ‘Vondel’-kerk. En de Kribbe kwam van toen af onder den Kerstboom, heel het Stalleke van Bethlehem. En in Katwijk kwamen de protestantsche visscherskindertjes, die mee genoodigd werden, onder de bekoring van de Kribbe met het Kinkje, dat voor hun oogen een onbekende, wonderlijke heerlijkheid was.
Met de kinderen onder den Kerstboom was Toorop in zijn knollentuin.
Hij had die zeldzame gave van echt kind te kunnen zijn met de kinderen. Hij was het grootste kind van allemaal.
Toorop voelde zich niet als de wijzere, die zich de onwijsheid der kleinen genadiglijk laat welgevallen; niet als de groote mensch die welwillend zich neerbuigt tot der kinderen kleinheid, die met een minzame glimlach neerziet op de onnoozele dartelheid van het jonge goed. Niet als de oudere, die de kinderen best verdragen kan, die zelfs genieten kan van hun plezier, hun verrassingen, voldoeningen, maar die het spel der kinderen toch altijd van buiten af bekijkt, er buiten blijft, het op een afstand beschouwt.
Toorop was niet als de pedagoog, die vermaant en lesjes uitdeelt.
Alle min of meer welwillende gevoelens, alle goedmoedige aanpassingspogingen waren Toorop vreemd.
Hij had heelemaal geen andere gevoelens, deed niets geen andere pogingen, dan de kinderen zelf. Hij voelde wat zij voelden zelf. Hij was een echt kind zelf.