vlaamschgezindheid! Mannenfierheid in een week-ontvankelijk vrouwengemoed. Zij was de echte geloovige Vlaamsche vrouw, het volk genegen tot algeheele toewijding toe. Door haar werd ik, wat onder de opleiding mij door mijne zuster gegeven, reeds een aanvang had genomen: vlaamschgezind tot der dood. In al de vruchtbare ondernemingen dier jaren - University Extension voor vrouwen, letterkundigen arbeid, sociale bezorgdheid - nam zij een overwegend deel. Het stichten van een groot tijdschrift beantwoordde heel en al aan haar verlangens en droomen. Eilaas! reeds was zij geknakt toen het eerste nummer verscheen, en zij zou het tweede jaar van onze onderneming niet ten einde leven; maar met taaie kracht werkte zij toch nog die enkele maanden door en haar geest heeft onze poging bestempeld. Was haar sterven wellicht de losprijs voor het welslagen van ons werk? Haar lijden de zegen die den oogst laat gedijen? Zware vraag, die voor den geloovige niet moeilijk te beantwoorden valt.
Over mij zelf zal ik natuurlijk niet spreken, en het ware mijn wensch dat ook anderen over mijn werk zouden zwijgen. En van de stille kracht die dag in dag uit, zooveel jaren door, aan mijne zijde leeft, heel mijn levensvreugd uitmakend, past het evenmin hier iets te zeggen. - Zekere bloezems zijn te teer, te schuchter om eene aanraking, hoe licht ook, te dulden.
En wanneer mijn gedachten teruggaan naar het mannelijk gedeelte van onzen staf, hoeveel leemten ook daar! Cuppens, in de eerste plaats. De zangers, de vinders geven den toon. Er ging van hem eene levenskracht uit, de straling die de kunst rond zich verbreidt. Fijne schoonheidsschepper, droomer van ideaal, onbewust veredelde hij en doorstraalde hij al wat hem omringde. Zijn adem ging door die eerste nummers van ons kiemend tijdschrift; al was hij de werker, de zwoeger niet. Die taak liet hij over aan den onverdroten ijver van een stalen wil, van een stoere werkkracht: Em. Vliebergh. Waar die naam uitgesproken wordt, buigt alle hoofd in Vlaanderen, wordt ieder hart met ontzienden eerbied vervuld. Vliebergh begon als de rechtschapen man bij uitnemendheid; hij eindigde als een heilige. Jaren lang was hij de spil rond dewelke alles in de Dietsche Warande draaide; geholpen zoo hij was door zijn vriend Scharpé, door de onvermoeibare toewijding van Kan. Muyldermans.