Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1919
(1919)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 955]
| |||||||||
Kroniek over wijsbegeerte
| |||||||||
[pagina 956]
| |||||||||
Ik veroorloof mij ter inleiding te herinneren aan enkele begrippen, zonder dewelke het onmogelijk is met vrucht deze bladzijden te lezen. De psychologie is de kennis van het psychische in den mensch. Dit psychische is niet rechtstreeks, positief te bepalen; kan echter omschreven worden in dier voege dat het de daden omvat van kennis, wil en gevoel, uitsluitend aan mensch en dier eigen. Dit psychische is zooals alle andere werkelijkheid, op twee wijzen kenbaar.
't Is de wetenschappelijke studie van het kenvermogen, van het streefvermogen en van het gevoel in hunne verschillende verrichtingen; studie volgens de inductieve methode der waarneming, leidend tot overgroote verzameling van feiten, welke men tracht te rangschikken, ja zelfs waaruit men algemeene wetten tracht af te leiden. Al naar gelang men in deze studie gebruik maakt van de gewone ervaring, zal het empyrische psychologie heeten; zoo men het wetenschappelijk experiment gebruikt in het laboratorium zal het experimenteele psychologie zijn. Deze twee methoden vormen eigenlijk een geheel, daar de inductie en de deductie den vollen golfslag weergeven van het menschelijk vernuft. Aristoteles reeds, en ook later S. Thomas hebben altijd deze beide natuurlijke bewegingen van den menschelijken geest vereenigd; het is dan ook de stevige, onomstootbare grondslag hunner wijsbegeerte. Ze steunden ongetwijfeld enkel op de empyrie of gewone ervaring, daar het wetenschappelijk experiment toen niet bestond. Dit laatste is echter alleen een volmaking van het eerste en zou dus goed als stof kunnen dienen, waaruit de bespiegelende wijsbegeerte hare beschouwingen opbouwt. Feitelijk echter is het niet zoo. Tengevolge van subversieve stroomingen op wijsgeerig gebied, zijn velen enkel de empyrische en experimenteele psychologie toegedaan, met verachting van het bespiege- | |||||||||
[pagina 957]
| |||||||||
lende. Geloove het echter wie wil. De diepe streving naar wijsbegeerte die aan den grond ligt van ieder menschelijke ziel, komt zeer dikwijls tot uiting, zooals we het meermalen in deze bladzijden zullen ondervinden. Deze empyrische en experimenteele psychologie nu geschiedt en voor de individuën, en voor de menigte of collectiviteit. De psychische verschijnselen nemen inderdaad een anderen vorm aan bij de menigte dan bij den enkeling. 't Is hetgeen ontstaan gaf aan de collectieve psychologie, door de Duitschers Völkerpsychologie geheeten. Dr Gustave Le Bon is er een der groote beoefenaars van, zooals enkele zijner werken aantoonen: L'homme et les sociétés (1878). Les lois psychologiques de l'évolution des peuples (1834) (nu 12e uitg.). Psychologie des foules (1895)(nu 20e uitg.). Psychologie du socialisme(1902) (nu 7e uitg.). In Duitschland waren de twee voornaamste beoefenaars Steinthal (1823-1899) en Lazarus (1824-1903). | |||||||||
I.1. - In dit boek: Enseignements psychologiques de la guerre Européenne, herneemt Gustave Le Bon zijn algemeene theorie aangaande collectieve psychologie. In 't algemeen genomen, is schrijver het psychologisch parallélisme toegedaan, met dezen verstande dat er niet alleen twee levenscyclussen - de physische en de psychische zich neven elkander bewegen, doch minstens vijf: de biologische (beantwoordt aan de physische), de affectieve, de collectieve, de mystieke, de verstandelijke. Alle deze cyclussen ontwikkelen zich onafhankelijk van elkander, zonder wisselwerking. De cyclus van het verstandelijk leven is van weinig tel in de collectieve psychologie. Het zijn vooral de affectieve, mystieke en collectieve elementen die er hun cyclussen ontwikkelen. De affectieve: Ons karakter is samengesteld uit gevoelselementen, waar de wil geen pak op heeft, en eveneens het verstand niets op vermag. 't Is een cyclus op z'n eigen. Zoo bij een individu, zoo vooral bij een volk. ‘Chaque peuple possède un agrégat de sentiments héréditaires qui déterminent son orientation mentale. Ceux dont les équilibres ancestraux diffèrent, conçoivent les mêmes choses d'une façon dissemblable (bl. 12). De collectieve: ‘La mentalité des hommes en foule se révèle abso- | |||||||||
[pagina 958]
| |||||||||
lument dissemblable de celle qu'ils possèdent à l'état isolé. Une réunion d'hommes diffère autant des individus qui la composent qu'un être vivant diffère des cellules qui contribuent à la former’ (bl. 13). Op dit collectief leven heeft het verstandelijke weinig invloed. Hier werkt vooral de geestelijke aansteking; (la contagion mentale) dit is een toepassing der wet der extrapersoonlijke uitbreiding, (loi de la diffusion extrapersonnelle). De menigte is een vormloos wezen dat heelemaal klaar is om den indruk van den leider te ondergaan, die vooral affectief moet werken, door herhaalde bevestigingen, prestige en de kracht om gevoelens mede te deelen (contagion). Het nationaliteitsgevoel is een collectief gevoel wortelend niet in de individueele ziel, maar in de voorouderlijke (âme ancestrale). De 1e is egoïst, de 2de altruist. De bijzonderste band is gelegen in dezelfde taal en denzelfden godsdienst. De mystieke: Met opzet geef ik hier vooral schrijvers eigen woorden. ‘D'une façon générale, on peut dire que le mysticisme est caractérisé par le goût du mystère, l'amour du surnaturel, la croyance en l'intervention de puissances supérieures dans les phénomènes et le dédain de l'expérience... Le mysticisme s'est présenté sous des formes diverses, suivant les époques. La croyance aux fétiches, aux reliques, aux eaux miraculeuses, à la puissance magique d'une formule politique, constituent aussi bien que l'union du croyant avec Dieu dans l'extase, des phénomènes voisins. Mysticisme religieux, mysticisme politique, mysticisme social sont de la même famille.’ (bl. 18-19). Ook deze mystieke elementen, ja zelfs deze vooral ontwikkelen zich in een gansch afzonderlijken cyclus. Het verstandelijk element heeft er geen den minsten pak op. Het is onder den invloed van dezen cyclus vooral dat de bijzonderste collectieve verschijnselen ontstaan. Nu nog een paar woorden over den dieperen psychologischen ondergrond, waarop heel dit veelvuldig psychisch leven zich afspeelt, ten minste voor zooveel er hier kwestie zijn kan van een psychologischen ondergrond. Immers, de ziel zelve is niets anders dan het gezamentlijke dier veelvuldige verschijnselen. ‘L'ancienne psychologie considérait l'âme humaine comme un élément distinct homogène, séparable du corps, auquel il était superposé. La personnalité constituait quelque chose de très défini, peu susceptible de grandes variations. Cette conception ne semble plus défendable aujour- | |||||||||
[pagina 959]
| |||||||||
d'hui. L'homme des livres, artificiellement doté d'une personnalité fixe, apparaît maintenant une fiction. L'homme réel est bien différent. Qu'il s'agisse des êtres côtoyés dans la vie journalière ou des héros de l'histoire, chacun d'eux représente un agrégat d'éléments divers qui, en s'associant, forment des équilibres dont l'ensemble constitue ce qu'on appelle le moi’. (bl. 22). Dit evenwicht hangt heelemaal af van het midden en verandert met hem. Vandaar de verandering der persoonlijkheid, vooral onder den oorlog, verandering bij de enkelingen en ook bij de volkeren. Want het karakter van een volk bestaat ook uit zulk een evenwicht. Wanneer dit evenwicht stabiel is door eeuwenlange vastzetting der elementen, weerstaat het aan verandering, anders niet. In deze persoonlijkheid (le moi) is een bewuste en onbewuste wil. De bewuste wil is deze welke tot handelen aanzet, onder den invloed van gekende beweegredenen. Het gebied echter van den onbewusten wil is veel uitgestrekter. Er zijn in ons veel onbewuste bewegingen welke ons tot daden doen overgaan. Vooral bij een volk is die onbewuste wil aanwezig. Hij wordt beïnvloed door de leiders (generaal, keizer, koning, enz.). Deze doen bij de menigte bepaalde opwellingen ontstaan, welke zich onbewust in daden zullen omzetten. Ziedaar de groote lijnen van het stelsel van Dr Le Bon. We kunnen het in de huidige psychologische stroomingen rangschikken bij de ‘Aktualitätpsychologen’ (welke geen zelfstandigheid, doch alleen werkdadigheid erkennen) en bij de parallelisten (ontwikkeling van verschillende onafhankelijke cyclussen). Dit alles vooral toegepast op de collectiteit. Het gaat natuurlijk niet dit stelsel hier in zijn geheel te beoordeelen, daar dit ons ver buiten het bestek dezer kroniek zou brengen. Het gaat hier om twee gansch verschillende opvattingen van het wezen: de psychologie van Lebon en anderen erkent alleen het dynanische, en loochent het statische, terwijl juist de synthesis der beide het eigen kenmerk uitmaakt der wijsbegeerte van Aristoteles en van S. Thomas - Alleen enkele opmerkingen kunnen hier plaats vinden.
| |||||||||
[pagina 960]
| |||||||||
De grondslag zelve van Le Bon's wetenschappelijk werk voorspelt niet veel goeds voor den verderen opbouw. De inzet zelve is anders zeer belangrijk. ‘Un examinateur superficiel de la guerre européenne, voyant dans | |||||||||
[pagina 961]
| |||||||||
les armées et les instruments qu'elles mettent en jeu des combinaisons scientifiques fort savantes, la croirait volontiers gouvernée tout entière par une logique rationnelle très sûre. Bornée à l'étude de la technique des batailles, cette constatation serait exacte; mais en poussant plus loin les investigations, on découvre bientôt que des forces supérieures dirigent les pensées, les sentiments et les actions des combattants. La lutte utilise des armes matérielles. Les vrais conducteurs de ces armes sont des forces psychologiques. Leur pouvoir règne sur les plaines sanglantes où s'entassent des milliers de morts, serviteurs dociles des puissances qui dominent leurs volontés et que souvent ils ne soupçonnent pas. Des forces immatérielles sont donc les vraies directrices des combats. Derrière chaque canon, chaque baïonnette un oeil suffisamment perspicace découvrirait les invisibles maîtres qui le font mouvoir’. (bl. 3). Mooie inzet, maar waarachtig, de uitwerking ervan is niet veel meer dan krantenwerk. Ziehier de korte inhoud van het eerste werk: Les enseignements psyschologiques de la geurre européenne.
| |||||||||
[pagina 962]
| |||||||||
2. - In het 2de werk ‘Premières conséquences de la guerre’ zijn vooral de volgende gedachten aan te stippen:
| |||||||||
[pagina 963]
| |||||||||
| |||||||||
[pagina 964]
| |||||||||
| |||||||||
[pagina 965]
| |||||||||
Twee middelen zullen bijdragen om deze tusschenpauzen steeds langer te trekken. Het eerste: het feit dat de oorlog ten slotte slecht is, en voor den overwonnene en ook voor den overwinnaar, en dat om reden der onderlinge afhankelijkheid der volkeren. ‘L'interdépendance croissante des peuples rend leurs intérêts solidaires au point qu'en nuisant à leurs adversaires, ils se nuissent à eux-mêmes’.
Een ander middel nog om den oorlog te vermijden ware hem zoo vreeselijk mogelijk te maken. En hier doet schrijver de volgende veronderstelling. Bij oorlogsverklaring zouden 20.000 vliegtuigen gereed staan om onmiddellijk 's vijands hoofdstad in puin te leggen!... Schrijver vermoedt echter dat er wel iets anders moet zijn. ‘Le droit et la morale, fondements nécessaires des relations entre les hommes d'une même société, sont des fondements non moins nécessaires des relations entre sociétés différentes’ (bl. 328). ‘Avant de songer à édifier des lois internationales, il faudrait d'abord découvrir les moyens d'établir une gendarmerie assez forte pour les respecter. Une telle découverte n'est pas impossible peut-être mais nul ne l'a réalisé encore’. (bl. 323) Hier voelt men tastbaar de leemte welke gaapt in een maatschappij zonder God. 't Is heel mooi te spreken van moraal en van recht, en van een bekrachtiging der internationale wetten. Doch welk is de basis van dit rechf? Welke de grondslag dier bekrachtiging? Zonder God, oorsprong van alle recht en optredend met gezag om dit te doen eerbiedigen, is geen blijvend en bindend recht denkbaar. Dat ondervinden nu duidelijk al die bouwlieden welke het maatschappelijk gebouw optrekken op het stuifzand der menschelijke meeningen, terwijl ze de echte stevige rots hebben versmaad.
't Is tijd nu te besluiten. Belangrijke dingen staan wel in die twee boeken, en ongetwijfeld zullen de geschiedschrijvers van den oorlog goed doen rekening te houden met de psychologische factors. Dr Le Bon stond er echter te dicht bij en was er zelf te zeer in betrokken om wetenschappelijk-kalm werk te verrichten. Bovendien ontbraken hem de noodige we- | |||||||||
[pagina 966]
| |||||||||
tenschappelijke gegevens, daar hij zijn werken schreef midden in den oorlog (1915-1916). Zeer dikwijls beschikte hij enkel over de dagbladpers, welke toch moeilijk op echte wetenschappelijke waarde kan aanspraak maken. Zoo kan hij niet dan den lezer doen glimlachen, waar hij de ‘Gazette de Lausanne’ als neutraal aangeeft. Ze verscheen wel in een neutraal land (Zwitzerland) doch was, zooals ik het persoonlijk kon ondervinden, heelemaal langs de zijde der Entente. Bovendien is de schrijver heelemaal onbevoegd op wijsgeerig en godsdienstig gebied. Zijn werken bevatten toch menige aanwijzing welke aanleiding kan geven tot wetenschappelijke bewerking en hij zet op het voorplan van alles de menschelijke psyche, hetgeen een merkwaardige vooruitgang is op het oudere materialisme.
3. - Een allerleitje. Benevens interessante gegevens van experimenteel-spychologischen aard, ernstiger benuttigd dan bij Le Bon, een massa beschouwingen welke met deze wetenschap niets te maken hebben. Bovendien hangt alles zoo los aan mekaar. Ik ben heelemaal t'akkoord met den schrijver waar hij beweert: ‘Mon ouvrage eût peut-être gagné en simplicité s'il eut été composé à l'ombre des bibliothèques, parmi les livres aimées, avec le conseil d'hommes érudits et prudents’. Waarom heeft de dokter dan ook niet op dit gunstig oogenblik gewacht?... En tendenz! Van af de eerste bladzijde steekt ze zeer onbescheiden het hoofd op, in een pracht van een contradictie. ‘J'ai cherché à dégager de la guerre des enseignements psychologiques généraux; observant sans doctrine préétablie, j'ai classé ensuite les matériaux’. Dit heeft de schrijver bepaald vergeten waar hij vijf lijnen verder schrijft: ‘Mon livre pourra servir beaucoup plus par l'ardeur qui l'anime que par une documentation nécessairement incomplête, ayant pour but de monter la supériorité des forces affectives sur les productions artificielles du rationalisme’. Ge zoudt toch bijna denken dat dit wel een ‘doctrine préétablie’ kon zijn!... Onder rationalisme moet gij hier verstaan den invloed van het verstandelijke, van de gedachte, welke, zooals doorgaans bij de modernen, de plaats moet ruimen voor het gevoel. 't Kostelijkste is echter dat het boek eindigt op den volgenden zin: ‘Nous devons en toute humilité avouer que nous sommes peu avancés encore dans la connaissance de ces forces affectives agissant presque à l'insu de la raison et dont la puissance est prodigiense’ (bl. 273). Dus niettegenstaande de onwetend- | |||||||||
[pagina 967]
| |||||||||
heid waarin we ons bevinden aangaande het gevoel, wordt toch maar ‘a priori’ beweerd dat het verstand er geen pak op heeft! En hoe is het mogelijk met zulk een apriorisme ‘vorauszetsungslos’ werk, eerste vereischte der wetenschap, te verrichten? Die ‘ardeur’ kan niet samengaan met koel redeneeren. Heel het boek is dan ook aangedikt tendenzwerk, waarin toch vele belangrijke feiten aanwezig zijn, uit 's dokters arbeid op het front. Hij blijft echter niet bij zijn vak, maar stijgt zeer dikwijs op stokpaardjes. Als ik niet bang was dat Dr Dide Dr Le Bon zou naar beneden gooien, zou ik zeggen dat ze samen kunnen zitten. 't Zou echter bepaald niet gaan, want heusche vrienden zijn het heelemaal niet, tenzij in hunne onwetendheid der scholastische philosophie en der godsdienstwetenschappen. Wilt ge een kleine bloemlezing. ‘L'hypothèse spiritualiste d'une personnalité présidant impassible comme un pontife omnipotent au défilé kaléidoscopique de l'activité vitale’. (bl. 207). ‘Les philosophes objectifs avec la chute de la dernière Bastille où les restes d'une âme d'essence divine et d'allure royale se réfugiaient, ont démocratisé, socialisé notre moi’. (bl. 207). ‘Les résultats objectifs vont être atteints relativement à l'origine des espèces avec Darwin et à l'origine des sociétés avec Herbert Spencer; ces deux géants de la pensée anglaise construisent une oeuvre puissante comme des pièces de calibre énorme destinées à pulvériser les préjugés scolastiques’. (bl. 257). ‘James a débarrassé la morale de la notion biblique du bien et du mal et l'a remplacée par la conception plus féconde d'action favorable ou nuisible à l'expansion de l'individu’ (bl. 260). ‘Quelle contradiction entre le mythe de la faute originelle, de la rédemption par la souffrance du Fils de Dieu conçu sans péché, de la grâce et de la vie éternelle, des âmes justes ou purifiées par l'expiation, assises à la droite du Seigneur! Quelle contradiction avec les enseignements de l'histoire et de la science! A l'immuabilité des êtres, Darwin oppose la doctrine de la sélection des espèces; à la doctrine des miracles, la chimie, la physique opposent le déterminisme irréductible des relations de cause à effet; au dogme du bien et du mal la cosmogonie oppose la doctrine des cataclysmes périodiques, au dogme de l'immortalité le philosophe | |||||||||
[pagina 968]
| |||||||||
oppose la notion de la vie et de la mort qui frappe les êtres mono-cellulaires comme les peuples et les mondes’ (bl. 270). Wat een opeenstapeling van onnauwkeurigheden en dwaasheden, als zoovele dogmas uitgebazuind! Feitelijk beheerscht hier het gevoel de rede, de haat het kalm verstandelijk werk. Echter een haat die lachlust wekt. De dokter is net als een kind dat een geoefende strijder aanvalt met een blikken zwaardje... Een enkele keer toch is er een onrechtstreeksche hulde gebracht aan de oude Moederkerk van Rome. ‘Le travail maçonnique considérable au point de vue destruction, n'offrait pas un système intangible prêt à se substituer à la morale chrétienne, non que les principes de cette secte fussent exempts de grandeur, mais parce qu'il leur avait manqué le poète, le créateur de la formule prête à satisfaire les consciences. Lorsqu'on a dit à un pauvre homme: ‘Votre maison est insalubre, on n'y respire q'un air confiné et des miasmes malsains! ‘il répondra peut-être: ‘Je m'en contente!’ mais si même il est animé d'esprit de progrès il s'écriera justement: ‘Préparez m'en une autre!’ (bl. 271). Naar 's schrijvers eigen getuigenis werd dat tot heden niet verricht. Sterk in onzen eigen burcht zien we kalm-bedaard toe naar wat zal gebouwd worden. Een toren van Babel?..
4. - ‘Névroses et Psychoses de guerre chez les Austro-Allemands’ verscheen in 1918. 't Is de verwerking der verslagen van Dr Kirnbaum (Berlijn): ‘Kriegsneurosen und Kriegspsychosen auf Grund der gegenwartigen Kriegsbeobachtungen’ in '15-'16 verschenen in het ‘Zeitschrift für die gesamte Neurologie und Psychiatrie’ (Berlin, Julius Springer). De verslagen van Dr Birnbaum bevatten de samenvatting van 360 bijdragen, door verschillende duitsche neurologen en psychiaters geschreven, naar aanleiding der oorlogsgebeurtenissen te lande en te velde. Om klaarte in deze vele documenten te brengen, beproeven de fransche schrijvers eene indeeling te geven der verschillende neuropsychische letsels, welke nog al duidelijk blijkt te zijn. Zij onderscheiden er vijf. 1. De hersenschok (la commotion célébrale). Door de luchtverplaatsing, door de ontploffing van een obus veroorzaakt, wordt de hersenpan geweldig geschokt. Hierop volgt volslagen bewusteloosheid, met onbewustheid van het gebeurde, vermoeienis, hoofdpijn, polsvertraging, nei- | |||||||||
[pagina 969]
| |||||||||
ging tot overgeven. - 2. De algeheele schok (la commotion générale). Gansch het organisme ondergaat den schok der luchtverplaatsing. Hier zijn de gevolgen menigvuldiger dan in het eerste geval, daar gansch het lichaam aangedaan wordt. Beide gevallen doen zich dikwijls samen voor; echter niet altijd. - 3. De psychische of psychogene letsels, teweeggebracht door psychische factoren, als zijn de geweldige ontroeringen waarmede het zien van een geweldig schouwspel gepaard gaan. Schrijvers onderscheiden er twee: le raptus émotif; de geweldig ontroerde soldaat vlucht in 't wilde; in l'ictus émotif blijft hij integendeel op de plaats als genageld. 't Spreekt van zelf dat ook dit letsel met de vorige kan samen treffen, doch ook niet altijd. - 4. De geestesverwarring (confusion mentale, amentia, Verwirtheit). 't Is het hoogtepunt van het psychisch letsel, met of zonder organischen schok. Zooals het woord zelve het aanduidt, is er volledige verwarring in de ken- en streefvermogens. Rust geneest haar doorgaans. - 5. Hysterische verschijnselen, resultaat van hetero- of auto-suggestie, vreemde- of zelf-beïnvloeding, welke in de emotiviteit van den lijder hun aanleiding vinden. Met dezen nog al duidelijken leiddraad is er middel zich te bewegen midden de vele documenten welke de schrijvers uit de verslagen van Dr Birnbaum hier aanbrengen. Ongetwijfeld zal later hierdoor meer klaarte kunnen gebracht worden op dit zeer ingewikkeld gebied. De schrijvers stonden nu te dicht bij hun stof en beschikten wellicht niet over de noodige geestes- en gemoedskalmte. Hier en daar zijn daar wel sporen van te ontwaren. | |||||||||
II.De drie psychologische werken dezer twee dokters brengen ons in een rustiger atmosfeer. Het zijn ongeloovigen, evenals de twee vorige, positivisten, opgesloten in het zuiver wetenschappelijke, zonder philosophie; maar ze zijn eerbiedig tegenover hen die het anders voor hebben, en weten hun bij gelegenheid hulde te brengen.
1. - In de ‘Psychologie du soldat ‘gaan ze methodisch te werk, hetgeen hen zal behoeden voor onwetenschappelijke veralgemeeningen, zooals het weleens het geval is bij de twee vorige schrijvers. In een eerste deel behandelen ze beurtelings de verschillende maatschappelijke | |||||||||
[pagina 970]
| |||||||||
standen, waaruit het fransche leger was samengesteld. Telkens onderzoeken zij er den geestestoestand van, vóór den oorlog en onder den oorlog. De aristocratie was getrouw aan haar verleden. Zij namen alle, op een enkele uitzondering na, plaats in de rangen. Niettegenstaande hunne antipathie voor den bestaanden staatsvorm, gehoorzaamden zij als trouwe vaderlanders. - Aan de fransche geestelijkheid brengen deze ongeloovigen een gevoelde hulde. ‘Aucune contestation n'est possible, à quelque parti qu'on appartienne: il a poussé à leurs extrêmes limites la bravoure et l'esprit de sacrifice. Tous ou presque tous les prêtres-soldats que nous avons eu l'occasion de voir au feu, qu'ils fussent combattants, aumôniers ou brancardiers, ont bravé le danger avec un mépris absolu de la mort, parfois même avec une témérité folle... Nous avons été frappés de la force morale que leur donnaient leurs croyances...’ Waar de schrijvers verder zoeken naar de bron daarvan, gewagen zij enkel van hunne blijde verwachtingen aangaande het eeuwig leven. Zeker ook dit werkt in op een priesterziel; doch dat is niet de eerste beweegreden. Deze blijft altijd in de eerste plaats de liefde tot God. Aan die liefde kunnen de grootste offers gebracht worden, ook dit van het aardsche leven. - Een enkele schaduwvlek in die huldebladzijden aan de priesters gewijd. Schrijvers verwijten hun ‘de placer souvent au dessus du devoir du soldat leur devoir d'hommes d'Eglise. En om hun bewering te staven halen zij het geval aan van drie brancardiers, welke op Paaschmorgen liever dan aan een dringend appel te beantwoorden, hun mis lazen. Het geval ware van dichtbij te onderzoeken, in detail, en na te gaan of die brancardiers wel handelden naar den geest der kerkelijke voorschriften. Uit dit ééne feit kan echter het bijwoord ‘souvent’ niet gewettigd worden. - De intellectueelen: leeraars, schrijvers, geleerden, wijsgeeren hebben niet op de massa den invloed uitgeoeiend welke men had kunnen verwachten. Ze verdwenen eerder in de massa. Hunne houding was er in alle geval een prachtige, daar velen hunner zich vroeger openlijk tegen den oorlog verklaard hadden, en hunne fijngevoeligheid dikwijls moet gekwetst geweest zijn door de grofheid hunner omgeving. - Ook de burgerij wist zich aan de oorlogstoestanden aan te passen, al gingen ze er niet in op. Zij vooral verlangden naar het einde. - De werkman bracht in het leger zijn hoedanigheden en zijn gebreken mede. Zijn hoedanigheden: groot weerstandsvermogen, luidruchtigheid, levendige inbeelding en gevoel. Zijn gebreken: zijn geest van opstand - ‘sa rou- | |||||||||
[pagina 971]
| |||||||||
spétance’, zijn streven naar gelijkheid. - De hoogste hulde wordt door de schrijvers gebracht aan de boeren, verre uit het talrijkste in de loopgraven. Op 10,000 strijders waren er 7,360 boeren. Hunne gehoorzaamheid aan de overheid, hunne verharding tegen vermoeienis, hun gelijkheid van gemoed, en vooral hun liefde voor den grond waren schitterende hoedanigheden van de zware taak welke ze te verrichten hadden. Tegen Dr Lebon in, nemen de schrijvers niet aan dat de verandering van midden de persoonlijkheid ten gronde uit verandert, en staan hiermede langs den kant van het gezond verstand en van de gewone ervaring. Immers, een verandering van midden zal wel op de persoonlijkheid inwerken en er een andere plooi aan geven. 't Is er echter geen duurzame, want een maal in het oude midden, herwint men zijn vroegere persoonlijkheid. De persoonlijkheid hangt in de eerste plaats af van den mensch zelve, welke deze heeft op te bouwen. Het midden zal hem beïnvloeden, maar hem niet heelemaal herkneden, ten minste niet zoo hij niet uitsluitend passief is. De thesis van Dr Lebon is een zijner veelvuldige stellingen à priori, schakelende in zijn algemeene philosophie. De mensch is daarin het fataal produkt van zijn midden. Het tweede deel dezer studie beschouwt den soldaat in de verschillende stadia van den oorlog en tracht hem in ieder dier stadia psychologisch te kenschetsen. Een derde deel bevat nog drie algemeene studiën: 1. de soldaat tegenover den dood; 2. de soldaat en de vreugde; 3. de soldaat en de liefde. De toon dezer laatste studie, zooals overigens die van gansch het boek, is een positivistische, een standpunt dat we tegenover zulk een vraagstuk vooral, niet kunnen innemen. Opmerkingswaard is toch dat de ontucht (om het met zijn echten naam te noemen) meer heerscht achter het front dan in de vuurlinie. Aldus bevatte een hospitaal voor venerische ziekten 448 patienten, waarvan 48 uit de vuurlinie en 400 van achter het front, nl. 270 uit Parijs, 14 uit Londen, 107 uit andere steden (blz. 157). Om deze ‘psychologie du soldat’ met bevoegdheid te beoordeelen, moet men zelf soldaat geweest zijn, hetgeen mijn geval niet is. 'k Ver moed toch dat er in dit boekje veel waarheid ligt, en betreur alleen het volslagen positivisme van de schrijvers: zij kijken en teekenen op, beginselloos. | |||||||||
[pagina 972]
| |||||||||
2. - 't Is hetzelfde geval voor ‘Le Courage’. Ook hier hebben de schrijvers in menig opzicht flink werk geleverd. De indeeling van hunne studie alleen getuigt het. Na in een eerste boek vastgesteld te hebben dat er altijd oorlog geweest is, en ook wel nog zal zijn, wordt de oorsprong, de wording van den moed ontwikkeld. Ten overstaan van het dier, weet de mensch moed aan den dag te leggen. Eindelijk wordt heel de psychologie van den moed uitgewerkt in La Peur (ch. 1); l'altruisme logique (ch. 2); l'anatomie du courage (ch. 3); l'habitude et l'expérience (ch. 4); l'amour du risque (ch. 5); les sanctions; l'autosérothérapie de la peur (ch. 6); le courage collectif (ch. 7); l'âme nationale (ch. 8); la bataille (ch. 9); la pathologie du courage (ch. 10). Geheel dit werk is belangrijk om de persoonlijke waarnemingen door de schrijvers zelve gedaan gedurende hunne militaire loopbaan in Afrika en nu in dezen wereldoorlog. Bovendien is heel de moderne wetenschap benuttigd. We staan dus voor een ernstige wetenschappelijke poging, waarvan we nu en dan de uitslagen kunnen toejuichen. Zoo wordt in den oorsprong van den moed vastgesteld dat deze zich enkel ontwikkelen kan in de mate waarin de mensch zich ontrekt aan het instinkt door de vorming van verstand en wil. - Wat de vrees aangaat, trekken de schrijvers ten velde tegen een der stellingen uit het gekende boek van Mosso: La Peur. Volgens hen is de vrees geen ziekelijke toestand. Zij is de psychologische uitwerking van het behoudsinstinkt, en dus normaal. Ze werkt enkel belemmerend wanneer ze tot ‘schrik’ (terreur) overslaat. - De algemeene leer der schrijvers over den moed lijkt me zeer menschelijk. ‘Le courage dans la vie de société normale, le tempérament dit combattif n'est souvent que le costume appliqué sur l'égoïsme d'une personnalité encombrante. Et c'est pour cela que la même personnalité s'effondrera devant la mort. Tandis que l'homme modeste, détaché de tout, guidé par le devoir ou l'idéal, se haussera sans difficulté à l'héroïsme, fleur divine de l'humanité.’ (bl. 194). Dit is niet alleen zoo geweest op het front, maar ook in het bezette land. Zoo menige personaliteit-in-schijn zonk ineen bij 't minste gevaar, terwijl onbekende lieden, plichtgetrouw, een heerlijken moed wisten aan den dag te leggen. - De psychologische beschrijving van den slag (la bataille) is bijzonder pakkend. Doch ook weerzinwekkend in de hoogste mate. Wat een negeeren van het edele en hooge in den mensch, en het | |||||||||
[pagina 973]
| |||||||||
naar voor treden van het brutaal dierlijke! Dit is nog niet geschikt om ons met den oorlog te verzoenen. Het gaat niet een volledige critiek uit te oefenen. Op ieder bladzijde bijna zou iets te zeggen vallen. Alleen een paar algemeene bemerkingen. In hunne inleiding leggen de schrijvers een volslagen scepticisme aan den dag. ‘Il faut bien douter de notre raison quand on voit autour d'un même fait soutenir les théories les plus diverses’ (bl. 12). Reeds bij Descartes (Discours de la Méthode) vinden we een dergelijke bewering. En buiten twijfel is het dat op Descartes en op Kant, om maar die twee te noemen de tegenstrijdigheden der geleerden een grooten indruk hebben gemaakt, welke hen tot scepticisme deed overhellen. Ik vraag mij echter af, zoo men hierin radikaal-logisch wil zijn, waarom men dan zelf een stelsel ineen zet. ‘Nous ne voyons pas les choses telles qu'elles sont, mais leurs reflets dans le miroir que nous sommes’ (bl. 15). Die zin kan gerust door een scholastieker onderteekend worden, mits men hem goed begrijpe. Hier echter wordt hij als een volslagen subjectivisme aangenomen. Wat is dan, in zulk een stelsel, de wetenschap, in haren verderen opbouw, zooals schrijvers het hier beproeven.’ Le vrai, c'est ce que l'on croit (bl. 15). Is dat wel ernstig? Uit heel het werk krijgt ge bovendien geweldig den indruk van een chaos. De meeste moderne psychologen zijn hier benuttigd, en dat leidt al vast niet tot een harmonischen samenhang, daar deze geleerde lui, zooals schrijvers zelve bekennen, in zoo menig geval, niet overeenstemmen. Ten slotte krijgen we dan ook maaralleen een inzicht op het veelzijdig uiterlijke van den moed, maar niet op haar innerlijk wezen. Daarvoor echter zouden de schrijvers er een bepaalde levensbeschouwing moeten op na houden, waarvan in hun werk geen spoor aan te treffen is. Eindelijk is het ook niet zonder verbazing dat men op blz. 174 leest: ‘Les Pères de l'Eglise furent aussi très affirmatifs. Volgen dan citaten uit twee boeken van het Oud Testament. Een ontwikkeld mensch diende toch te weten dat de boeken uit het O.T. niet geschreven werden door de Kerkvaders.
3. - Ook in ‘Le Cafard’ krijgen we veel leerrijks. Het woord werd spontaan door de soldaten geschapen en bevat een werkelijkheid welke de schrijvers hier physiologisch en psychologisch trachten uit te werken. Het woord vertalen gaat niet. In 't algemeen kunnen we zeggen dat het | |||||||||
[pagina 974]
| |||||||||
omtrent het tegenovergestelde is van den moed. Als inleiding tot hun onderwerp geven de schrijvers eene anatomo-physiologische uiteenzetting van het zenuwstelsel. ‘Le système nerveux est au fonds tout l'animal; les autres ne sont là que pour le servir’. (Cuvier) Groote waarde wordt gehecht aan de kleine vertakkingen (dendrites) der zenuwcel. Daardoor zijn de zenuwcellen onderling in verband. Door vermoeinis nu trekken zich deze uitloopers in, zoodanig dat de contact tusschen de zenuwcellen zal verminderen, of zelfs heelemaal ophouden in de volslagen asthenie. (ook genaamd psychastenie of neurasthenie) Heel deze zenuwwerking wordt beschreven alsof zij alleen rekenschap gaf van al de psychische verschijnselen, ook der verstands- en wilsdaden, hetgeen eigen is aan de positivistische methode. Al wat de schrijvers vertellen over de wonderen van het zenuwstelsel kunnen we best aannemen, en toch het spiritualisme huldigen. De ziel, als ‘forma suhsistens’ - op zich zelf bestaande vorm, - bezielt vooreerst het zenuwstelsel zelve, en voltrekt verder op eigen krachten de verstands- en wilsdaden. - Een eigenaardigheid: Voor de schrijvers is de verstandsdaad niet het hoogste in den mensch. ‘L'intelligence - ou mieux, le raisonnement (die “ou mieux” is kostelijk, de redeneering is immers de functie van het verstand) est loin d'être en effet la fonction cérébrale la plus perfectionnée... L'opération mentale la plus élevée est la présentification, c. à d. l'adaptation active, souple et immédiate au Réel présent... Cette opération demande à la foi intégrité splanchnique, sensorielle, phychique, intégrité du fonctionnement nerveux, automatique et conscient, intégrité de l'attention, intégrité de la volonté, de cette dernière surtout qui... joue un grand rôle dans toutes nos croyances et nos idées’. Er is veel onduidelijks in dit citaat, en gebrek aan logische indeeling, voortkomende uit het positivisme dier schrijvers. We kunnen het aannemen dat in de actueele aanpassing aan de werkelijkheid, in die ‘présentification’ al de menschelijke vermogens samen werken, uiterlijke en innerlijke zintuigen, verstand en wil. Doch dit doet de daad niet van nature uit veranderen. 't Is een synthetische daad, zoo men wil. Wat zou een beredeneerde psychologie de schrijvers hier te stade komen! En hoe voelt men de leemte ervan in deze bladzijden!... Op deze eenigszins losse psychologische gegevens wordt nu verder het psycho-physiologische van den ‘cafard’ uitgewerkt en vooreerst in ‘Les Tristesses et les Asthènies’, dat het onmiddellijk psychologisch | |||||||||
[pagina 975]
| |||||||||
cultuurterrein is van den ‘Cafard’. Schrijvers zijn bepaald niet levensmoe en een opgewekte levensblijheid schatert door deze bladzijden. Maar een van langer allooi! Hier vervalt zelfs het positivistisch amoralisme tot immoralisme of onzedelijkheid. Och, de twee liggen zoo dicht bij elkander wanneer men geen hoogere werkelijkheden erkent dan de verschijnselen vallende binnen onzen kaléodoscoop! Geweldig voelt ge hier weer de afwezigheid van het zedelijke gesteund op God, het eenige dat in feite bestand bleek te zijn tegen het corosief der menschelijke critiek. Dan komt de beschrijving van ‘Le Cafard colonial’ en ‘Le Cafard du soldat normal’. Deze laatste wordt aldus omschreven: ‘Etat d'abord psychique, puis organique, créé par la vie des tranchées; développé par la monotonie et surtout le surmenage émotionnel; laissant d'abord apparaître la tristesse, les obsessions nostalgiques, familiales, professionnelles; puis une sensation de fatigue; ensuite un état de fatigue avec insomnie, inappétence, maigrissement, anxiété, perte de la volonté: enfin un véritable état de confusion mentale... qui est déjà autre chose que du cafard’ (bl. 200) De cafard doet zich voor onder drie vormen: ‘1) le cafard de l'asthénique, (ook genaamd hyposthénique) t.t.z. de cafard van den moedeloozen, zonder energie. 2) le cafard du sthénique (of hypersthénique) t.t.z. van hem die te veel krachten heeft, welke geen gelegenheid genoeg vinden tot uiting. 3) le cafard anormal, t.t.z. van hen die uit erfelijkheid of uit slechte gewoonte gebrekkelijke zenuwen hebben. In deze categorie bevonden zich veel deserteurs, welke in 't begin van den oorlog strenger gestraft werden dan later, toen men begreep met wie men te doen had. Ze waren niet heelemaal verantwoordelijk. De groote heilmiddelen tegen den cafard, zijn de rust en het voedsel. Die zijn ongetwijfeld onontbeerlijk. Maar hoe is het mogelijk hier geen zedelijke heilmiddelen op te geven! Ook de ouden spraken van een gezonden geest in een gezonde leest. Doch ze hadden een heel wat breeder en gezonder levensbeschouwing. Niettegenstaande het onvolledige, ja zelfs, hier en daar, het onkiesch-onzedelijke, valt er toch wel wat uit dit boek te leeren met het oog op de vorming van het karakter. Daarover meer in een volgende kroniek, bij de bespreking van L'Education des Passions, van E.P. Noble (Paris, Lethielleux). | |||||||||
[pagina 976]
| |||||||||
III.‘Les leçons morales de la guerre’ komen uit de pen van een katholiek, Paul Gaultier, van wien ik vroeger wel een paar goede boeken las. Men is verwonderd dit boek in deze reeks der ‘Bibliothèque de philosophie scientifique’ Flammarion-Parijs te zien verschijnen. Bij het doorloopen der in deze reeks verschenen werken kan men zich vergewissen dat het geen gewoonte is. Ook de luidruchtige opdracht aan Dr Le Bon, over wien we het hooger hadden, kan mij moeilijk van 't hart. Het boek zelf vind ik veel minder dan de andere werken van P. Gaultier. Er staan wel goede dingen in, maar als geheel viel het me niet mede. Ziehier den inhoud. 1r livre: La Psychologie générale de la guerre européenne: Ch. 1: La philosophie de la guerre; Ch. 2: La morale et la guerre européenne; ch. 3: La signification de la guerre européenne; ch. 4: Les causes psychologiques de la guerre européenne. - 2e livre: La Psychologie des Belligérants. ch. 1: Les raisons de l'aggression allemande; ch. 2: La résistance belge; ch. 3: Le courage français; ch. 4: L'honneur anglais; ch. 5: L'obstination serbe; ch. 6: Le réveil italien; ch. 7: Le mysticisme russe; ch. 8: La fidélité romaine; ch. 9: L'idéalisme américain. De tafel zelf laat duidelijk zien dat de inhoud niet heelemaal beantwoordt aan den titel en dat de band tusschen al die zedelessen eerder los is. Dezelfde indruk komt voor de zooveelste maal terug: schrijver staat te dicht bij de gebeurtenissen om ze te beoordeelen, en beschikt bovendien niet over het noodig wetenschappelijk materiaal. Zoo lezen we bl. 28: ‘Aussi bien, si le Congrès de 1815 avait donné satisfaction à la majorité des souverains, il mécontenta les peuples... Les Belges se plaignirent que, Français d'origine, on les eût, sans les consulter, annexés à la Hollande...’ Bovendien ontbreekt aan gansch het werk een vaste lijn, op het punt van den invloed van verstand en gevoel. Hier zijn echt tegensprekelijke beweringen: ‘Les idées, pour conditionnées qu'elles soient par toutes sortes de facteurs sociaux, mènent le monde, même là oû il semblerait qu'elles dussent le moins agir.’ (bl. 27) Integendeel staat eenige bladz. verder: ‘La guerre européenne fournit la preuve péremptoire que la raison n'a guère d'influence sur les collectivités’. (bl. 36). Verschillende dergelijke tegenspraken liggen daarover het boek verspreid. Eenmaal toch klinkt hier de goede toon: ‘Ce ne | |||||||||
[pagina 977]
| |||||||||
sont pas les idées pures qui conduisent le monde, mais les idées épousées par les sentiments.’ (bl. 244). Doch waarom die leer dan niet duidelijk volgehouden heel het boek door? Wat een gebrek aan psychologisch doorzicht!...
* * *
Het is zooals ik het bij den aanvang over deze kroniek zegde: deze werken over oorlogspsychologie wegen niet zwaar op de hand. De moeite om er zich door heen te werken is niet loonend. Naar mijn bescheiden meening ligt het aan verschillende oorzaken. Vooreerst hebben de schrijvers geen vasten maatstaf, geen methodisch psychologisch inzicht. Zij hebben geen vaste kaders om de feiten in te plaatsen, en geven alzoo den pijnlijken indruk van verwarring. Ook is veelal de wetenschappelijke documentatie niet voldoende aanwezig. Zeker waren de omstandigheden er niet gunstig voor. Maar waarom zulk een haast? Dat geldt te meer nog, daar de schrijvers feitelijk veel te dicht bij de feiten stonden, er veelal zelve in betrokken waren, hetgeen hen belette de feiten in volle objectiviteit te beoordeelen. Met dit psychologisch gegeven hebben deze psychologen niet voldoende rekening gehouden. Hopen we dat het geschiede in de toekomst. Dan krijgen we degelijker werk. P. Janssens, o.p. S.Th. lector. Antwerpen. |
|