Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911(1911)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] De tongerloosche linden Geweldig schieten ze op, hun uitgewrongen voet onwrikbaar in den grond, waaruit ze zijn gesproten. 't Lijkt of ze vaster staan als 't onweer heeft gewoed, fier, daar geen enkle viel bij felste donderschoten. De struische stammen, ruw van al 't doorstane leed, zijn te allen kant bebult door overmaat van krachten. Het wijde takkennet is ongewoon verbreed door durend zeegnen van geslachten na geslachten. Bezadigd zien ze op 't nú, op al wat rondom groeit, op 't kleine dat ontlook en wies in hun gelommer. Ze juichen met de kinderschaar, die rond hen stoeit, of klagen met den droeve om 't kerven van den kommer. Soms komt door lage poort van strengen kloosterbouw - arduin- en steenenmacht van overwoekerde eeuwen - een bleeke, maagre man in blanke mantelvouw, rond wiens geschoren kruin de haren zijig sneeuwen. Hij sluit het lijvig boek, dat hij diepzinnig las; en peinzend rust zijn oog op de oude reuzenlinden. Hij denkt aan al wat eens in hunne schaduw was, aan al wat nog bij hen een schut voor zon zal vinden. Hij denkt aan 't leven, rond die zuilen reeds vergaan: volkren, ontkiemend, fleurend, uitgebloeid verstervend; en hoe de boomen daar toch altijd stoere staan, van ieder dood getij nog nieuwe groeikracht ervend. [pagina 52] [p. 52] Hij denkt aan allen, die hij vroeger heeft gekend, die wandelden, - als hij, - in witte pij, en baden; wier mond sinds jaren lach en spreken is ontwend, daar zij de oneindge laan der eeuwigheid betraden. Hij denkt aan 't uur, - misschien reeds nakend - dat voor hem de blarenlagen ook een doodslied zullen zingen; dat hij niet meer zal luistren naar hun staatge stem als stormenvogels woest langs hunne toppen zwingen. Hij denkt... en ziet zijn broers reeds gaan. Ze torsen 't schrijn... Het kloosterorgel kreunt... Sleepende psalmen klinken... De linden kermen weer om scherpe scheidingspijn... En traag ziet hij zijn kist in versche groeve zinken... Constant Eeckels. Vorige Volgende