Afrikaansche bezittingen, kunnen zich niet weerhouden, tegen die handelwijze openlijk verzet aan te teekenen.
Zij hechten er aan, den raad, door zijn Genade Lord Aartsbisschop van Canterbury op de vergadering van 19 November l.l. te Londen bedektelijk gegeven, op te volgen; en hun stem te verheffen in de overtuiging aldus veel misopvattingen en vooroordeelen uit den weg te ruimen.
De 15n November 1908 nam België de heerschappij over van Congo, dat, tot dien dag toe, naar overeenkomst onder de Mogendheden, een onafhankelijke Staat was geweest. Te dezer gelegenheid ontstonden in de Belgische Kamers lange en grondige beraadslagingen over verleden en toekomst; alle meeningen werden voorgebracht, zoodat niet de minste twijfel kan bestaan aangaande de zuivere oprechtheid van 's lands gevoelens en het volle bewustzijn der plichten, die ons volk door de overname van Congoland op zich heeft genomen.
Thans is de toekomst geregeld door een organieke wet, met veel zorg door de beide Kamers voorbereid, en, in groote meerderheid, goedgekeurd. Die wet plaatst de kolonie onder toezicht van de wetgevende macht, en men mag stout beweren dat geen enkele wet van koloniale inrichting ruime en liberaler is.
Nauwelijks was de overname een feit, toen prins Aalbrecht van België een studiereis door de kolonie ondernam, en daar zeer nauwkeurige onderzoekingen deed. Het heele land volgde 's Prinsen daden en juichte ze toe.
Bijna tegelijker tijd reisde de Minister van Koloniën naar Afrika, om op eigen hand en in elk opzicht den toestand te onderzoeken. Hij doorliep een groot gedeelte van het Congoleesche grondgebied, en zijn onderzoek drong door tot de kleinste bijzonderheden van inrichting en bestuur. Iedereen was hem welkom en iedereen mocht vrijuit spreken.
Hij was maar pas in België terug, toen hij bij de Kamers een ontwerp overlegde, dat ten doel had het stelsel van eigen beheersbedrijf voor de natuurvoortbrengselen te verzaken, de belasting in arbeid door de algemeene belasting in geld te vervangen; den handel, den persoonlijken ondernemingsgeest, de ontwikkeling van de zedelijke opvoeding en van het vakonderricht der inboorlingen te begunstigen.
Uit dit programma spreekt een staatkunde, vooruitstrevend en beschavend, die dan ook, in beginsel, door alle partijen werd goedgekeurd.
In Engeland ook werd het ontwerp door de welingelichte openbare meening goed ontvarigen; de Regeering en een groot deel der pers spraken er over met den onverholen wensch van verzoening en bedaring.
Met vreugde begroetten wij die boodschappen van ontspanning, begeerig als wij zijn de banden niet te zien verkreken, die ons zoo nauw met Engeland verbinden en die werden gelegd door eeuwenlange hartelijkheid, door eenzelfde leven onder ruime volksvrijheid, door gemeenschap van staats- en handelsbelangen.
Toch blijft in zekere geesten wantrouwen hangen voor de toekomst, en dat wantrouwen geeft zich lucht in vergaderingsbesluitselen, openbare verklaringen, tendenz-geschriften, waardoor zich onze vaderlandsliefde met recht voelt gekwetst.
Het is ons een plicht daarover in 't openbaar onze spijt uit