Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909
(1909)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Deel 1]Een en ander over de christelijke vereeniging van natuuren geneeskundigen in Nederland't Is een heuglijk verschijnsel dat nu, ook de geloovige beoefenaars der natuurlijke wetenschappen, van tijd tot tijd, hun gewoon neutraal standpunt verlaten om vrij en vrank voor hun wijsgeerig-godsdienstige overtuiging uit te komen. Dit placht zoo niet te zijn, en er zijn nog zooveel jaren niet achter den rug, toen katholieke geneesheeren weigerden geneeskundige attesten te teekenen voor zieken die naar Lourdes gingen. De noodlottige misgreep van wijlen Prof. Dr Lefebvre (Leuven) - die de hysterische kenmerken van de beruchte Louise Lateau voor bovennatuurlijke verschijnselen hield - en de daarop volgende scherpe critiek van spottende positivisten, hadden, schijnbaar voor lang, den mond onzer katholieke geleerden gesnoerd. Sproot dit stilwijgen uit louter menschelijk opzicht, of uit onvoldoende voorbereiding tot een grondzakelijk redetwisten over aanknoopingspunten of over tijdelijke geschillen tusschen geloof en wetenschap, of was de last dezer enkele dwaling, hoe grof ook, zoo zwaar dat ze jaren lang op de katholieke wetenschappelijke werking moest wegen? Wij laten dit liever aan een ieders oordeel over, doch voegen er aanstonds bij dat onze tegenstrevers noch zoo verlegen, noch zoo kieskeurig zijn. Zonder kompas, noch bepaalde richting voor hun gedachten, zijn ze 't nu eenmaal gewoon geworden te struikelen en te vallen over allerlei onverwachte hindernissen die noodzakelijkerwijze in hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
onbestemd ronddwalen voorkomen. Zij stapelen veronderstellingen op veronderstellingen; wat nu wetenschappelijk is en zelfs als luidruchtige proef tegen 't geloof aangevoerd wordt, blijkt aanstaande jaar een dwaling. Voor die ééne misgreep door een katholiek geleerde gedaan en die zulk een opschudding verwekte, wat al dwalingen sedert dien tijd aan den man gebracht, wat onhebbelijke misbakken produkten, en dit niet op louter speculatief, maar wel op positief terrein van de meest tastbare waarnemingen en door de prinsen der proefondervindelijke wetenschap! Er is dan een omkeer gekomen, niet alleen omdat de geloovige geleerden het beslist willen, zóó voor hun private godsdienstige overtuiging te strijden, doch ook nog omdat er op de wijsgeerig-wetenschappelijke markt inderdaad meer vraag naar spiritualistische waar komt. Een tijd lang was het ‘mode’ buiten de wijsgeeriggodsdienstige gedachten, in de empirische wetenschap alleen, de oplossing te zoeken, niet enkel van de physische, maar ook van de moreele verschijnselen. Brunetière mocht later spreken over la faillite de la science, want de experimenteele wetenschap, zooverre wij ze nu kennen, heeft ons over het eigenlijke wezen der dingen niets geleerd, ons geen nieuwere basis van moraal bezorgd, en ons niet wijzer over ons eigen leven gemaakt. Wij dringen dieper in de kennis der toevallige verschijnselen die ons omringen, wij onderscheiden beter den vorm der verschillende voorwerpen die onze zinnen raken, wij kennen trouwer eenige der wetten die den gang der natuur beheerschen en maken daar weer gebruik van om de wilde natuurkrachten tot ons eigen voordeel te doen dienen, maar de knoop die alles samenbindt, die werd nog niet ontward! Wie zijn gedachten een span hooger verheft dan 't oogglas van zijn mikroskoop, of de roerlepel van zijn smeltkroes, die tast een leemte - ja tastbaar is zij - en die gaat op zoek, uitziende en hunkerend naar breeder waarheid, naar voller begrip. De louter materialistische opvatting der wereld, zelfs in de oogen der meest positieve geleerden, begint er al te simplist, al te naïef uit te zien. Er ligt nog iets buiten de onmiddellijke, materieële wereld, en wat daar buiten ligt, laat zich voor de jongere denkers niet meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
wegcijferen met het gemakkelijk, doch niets beduidend, ignoramus, ignorabimus van professor Dubois-Raymond. Zij willen weten. Zoo komt er weer meer waardeering voor een godsdienstige wereldbeschouwing, en klimt overal de belangstelling in de pogingen die aangewend worden om de stellige uitslagen der moderne wetenschap in overeenstemming met het voorvaderlijk geloof te brengen. Want, op zijn ergste genomen en sprekend als een volbloed positivist, - hypothese tegen hypothese - schijnt het eindelijk toch wel het meest geraadzame bij al de wisselvallige stelsels die elkander opvolgen en verdringen, zich op die basis te steunen waarop eeuwenlang het menschdom zijn weten en zijn hopen bouwde!
* * *
Wie iets voor deze gedachtenstrekking gevoelt, zal het genoegen doen een en ander over de christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland te vernemen. Deze vereeniging werd den 20 Dec. 1895 gesticht. ‘Duidelijk werd uitgesproken:
.... De Christelijke Vereeniging van Natuur-en Geneeskundigen in Nederland stelt zich ten doel, de natuur- en geneeskundige wetenschappen in haren geheelen omvang te beoefenen bij het licht van Gods woord. De grondslag der Vereeniging is het onvoorwaardelijk gezag van de gansche Heilige Schrift (vervattende al de kanonieke boeken des Ouden- en Nieuwen Testaments) als Gods woord.’Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Vereeniging gaat van Protestanten uit, doch op haar grondslag daareven omschreven, kunnen ook de Katholieken mêe helpen opbouwen, althans, kunnen zij voor die vereeniging een warme sympathie gevoelen, te meer daar ‘discussies over dogmatische onderwerpen tot hiertoe nooit voorkwamen, zoodat het gelukkig feit valt te constateeren, dat in onze Vereeniging de Christusbelijders broederlijk kunnen samenwerken, ook al verschillen ze individuëel, wat hunne godsdienstige opvattingen betreft.’Ga naar voetnoot(1) De oude godsdienstige veeten, ten minste onder de gewoon geloovigen, zijn uitgestreden en behooren tot het verleden. Tegenover de rechtzinnig-geloovende Protestantsche en Katholieke schaar, staat het leger der geloof-ontkenners, der Godloochenaars. In politieke aangelegenheden, zie b.v. het conservatief Hollandsch ministerie, en in de maatschappelijke werken, zoo onder meer in Duitschland, reiken de Katholieken en de oprecht geloovige protestanten elkander de hand en strijden zij tegen den gemeenschappelijken vijand die samenleving en Staat buiten God wil inrichten. Op 't rein wetenschappelijk gebied, waar geen minste bijbelang, noch bijbedoeling in 't spel kunnen zijn, daar zal hun samengaan in 't licht van het geopenbaarde woord, nog eendrachtiger en nog vruchtbaarder zijn. De tien eerste jaren van haar bestaan, van 1895 tot 1905, hield de Vereeniging 22 Vergaderingen, en werden de volgenden onderwerpen tot discussie ingeleid:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het aantal der leden groeide gestadig aan en was, bij het tienjarig bestaan, tot zestig geklommen. Een zeker aantal mededeelingen en voordrachten der leden verschenen in druk, doch bleven grootendeels in den beperkten kring der Vereeniging zelve. Bij het tienjarig bestaan werd er besloten 't orgaan der Vereeniging openbaar te laten verschijnen, ‘want 't is verkeerd’, meenden zeer te recht de voorstanders dezer verandering, ‘dat we ons licht onder de korenmaat houden; als goede Christenen moeten we ook getuigen.’ 't Orgaan verschijnt bij J.H. Kok, te Kampen, in onbepaalde afleveringen tegen fl. 2.50 per jaargang. In den eersten jaargang 1906-07, verschenen:
In den tweeden jaargang 1907-08 verschenen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verders recensies en referaten. De opsomming dezer verschillende studiën geeft genoegzaam aan in welke richting de Christelijke Vereeniging werkt. De onderwerpen zijn gekozen onder de netelachtigste vragen onzer tijden, en behandelen de meest betwiste aanknoopingspunten tusschen geopenbaarden godsdienst en stellige wetenschap. Niet alleen vormen die diep bestudeerde monographieën belangrijke bijdragen tot de geschiedenis der wijsbegeerte ten overstaan van de wisselvallige wetenschappelijke ontdekkingen eener bepaalde beschaving, maar zij zijn bovenal een leiddraad voor den rechtzinnigen uit één stuk gebouwden Christen, die zelfs geen schijn van tegenstrijdigheid duldt tusschen zijn van kindsbeen verworven godsdienstige overtuiging en zijn wetenschappelijke kennis. 't Spijt ons over al die studiën geen nauwkeuriger verslag te kunnen geven: wij moeten ons hij eenige ‘snippertjes’ bepalen; zij zullen trouwens een goede gedachte over de degelijkheid van 't geheele geven.
Vooreerst een en ander uit de openingsrede Over den grondslag der wetenschap door Dr Hermanides. 't Is een prachtige redevoering - een der grondigste die ik ooit las - over de verhouding van godsdienstige wijsbegeerte en wetenschap. ‘Wij hebben geen vrede met den tegenwoordigen gang van wetenschappelijke zaken hierom, wijl wij meenen dat de wetenschap die God aan de menschen gegeven heeft ter beoefening, rekening hebbe te houden met den Gever, d.i. met Diens geopenbaarden wil. Daardoor krijgt men een anderen blik op het geheel der wetenschap; zóó bekomt men wetenschap met een degelijken vasten ondergrond, de christelijke wetenschap.... ....... Wij noemen onze wetenschap de christelijke, om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat zij rekening houdt met de leer van Christus in Wien alle schatten der wijsheid verborgen zijn. Wij noemen haar ‘geloovige wetenschap’ omdat wij onze wetenschap op het geloof baseeren. De studie van Gods woord en het geloof aan Zijne waarheid zijn ons geen beletsel om de natuur zuiver te beoefenen, integendeel zij komen ons in de natuurstudie te hulp; evenals omgekeerd de ware studie der natuur niet van God afleidt, maar juist omgekeerd tot God henenvoert............. Gods woord bewaart in de natuurstudie tegen dwalingen, gelijk er in den loop der eeuwen zoovele zijn gezien, en wij in onzen tijd nog waarnemen. Hiermede willen wij niet zeggen dat wij Gods woord als een speciaal leerboek van natuurkunde of van natuurlijke historie hebben te beschouwen. Dat zij verre; wij vinden, wat de natuur betreft, in Gods woord slechts algemeene, maar eeuwig ware wetenschappelijke beginselen vastgelegd....... ....... Ook de mensch wordt uit zijne philosophie gekend. Zeg mij iemands philosophisch beginsel en ik zal u zeggen wie hij is....... De philosophie vormt het fundament der wetenschap. En toch hoe weinige wetenschappelijke mannen bekreunen zich tegenwoordig om het fundament!....... Onze Vereeniging hoopt rekening te houden met het fundament waarop het gebouw kan worden opgetrokken. Immers waar dat niet deugt, is van de degelijkheid van het gebouw niet veel te wachten. Het is ons niet enkel te doen om de vruchten, wij wenschen den geheelen boom, zijn wortels zoowel als zijn takken te kennen. ‘Il est impossible de demander des fruits à un arbre dont on a coupé la racine (Leo XIII)...... ....... Men kan de verschillende philosophieën tot een tweetal terug brengen, namelijk tot de empirische en de bespiegelende wijsbegeerte...... ...... De bespiegelende wijsbegeerte heeft ontegenzeggelijk groote gedachten voortgebracht, doch de wijsgeer die zich van deze methode bedient, wordt wel voortdurend in dialectische beweging gezien, doch hij komt niet van zijn plaats; hij rijdt wel, maar op een hobbelpaard, zooals Opsoomer het geestig uitdrukt...... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
...... Wij zien in de eenvoudige oude philosophie van den vader der natuurkunde, Aristoteles, de ware wijsheid, nl. zooals zij door de scholastiek is gelouterd - eene philosophie die - eenmaal aan alle Roomsche en Protestantsche Universiteiten onderwezen - tot aan Cartesius het onwrikbaar fundament der wetenschap was, doch wier licht sedert door het idealisme en het skepticisme en ten slotte door het materialisme is overschaduwd. In de laatste decennia van de 18e eeuw, toen de historische zin ontwaakte, ging men de werken van Aristoteles weder hooge waarde toekennen en beschouwen als een monument van den ontwikkelingsgang van de philosophie. In de 19e eeuw is de belangstelling al meer en meer geklommen, en thans meenen wij te mogen voorspellen dat het de philosophie der toekomst is...... ...... Waar wij hier ons philosophisch standpunt aanduiden, versta men ons niet verkeerd. Standpunt in de philosophie is geen stelsel. Het staan op den bodem van het gelouterd Aristotelisme maakt ons nog niet tot philosophische reagenten. Noch Aristoteles, noch Thomas ab Aquinis, noch eenig ander philosoof heeft een philosophie voor de eeuwigheid gecreëerd...... De philosophie van Aristoteles is voortgekomen uit de gegeven kennis van zijn tijd; zij past op zijn eeuw en de eeuwen die volgen totdat de wetenschap een hoogere vlucht nam. Zoo drage ook de philosophie van onzen tijd haar eigenaardig karakter....... .,.... De geschriften van Aristoteles dragen een beslist thëistisch karakter. Uit ons tijdschrift zal, hopen wij, geen andere geest ademen. Ons beginsel is: alle wetenschap uit God; ons doel: alle wetenschap tot God; onze leuze: in Majorem Dei gloriam, die ons alle wetenschap toevertrouwt als een heilig kleinood...... ...... Onze taak is geen gemakkelijke. Wij hebben strijd, zwaren strijd te wachten...... Nu wij vreezen dien strijd niet, niet omdat wij ons sterk wanen of omdat wij ons tien jaren geoefend hebben. Wij kennen onze zwakheid, maar ook Gods kracht, en bidden dat de laatste in de eerste volbracht worde......’
Aan deze hoofdgedachten uit de openingsrede van Dr Hermanides knoopen zich een menigte hoogst belang- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijke beschouwingen vast over de wijze waarop een wetenschappelijk Christen zijn werkkring moet opvatten, en hoe men, over 't algemeen, wetenschappelijk werk moet uitvoeren. 't Aristotelisme, gelouterd door de scholastiek en aangepast aan de immer hoogerstaande vereischten der verstandelijke ontwikkeling, is de philosophie der toekomst, zegt Dr Hermanides, en een volgeling der Neo-scholastiek uit het St Thomas-instituut van Leuven, zou deze gedachte niet kernachtiger, noch christelijker kunnen omschrijven hebben dan deze Protestansche geleerde het deed. De Neoscholastiek ook door de Hervormden gehuldigd en aangeprezen, is wel geen banaal verschijnsel, en 't bewijst eens te meer hoe de oproep van Leo XIII tot het beoefenen der scholastiek, aan de algemeen behoefte van heel het intellectuëel Christendom beantwoordde.
Ziehier nu - om nog een kijkje in het belangwekkend Orgaan der Christelijke Vereeniging te nemen - in welke verhouding de geloovige Protestanten uit Nederland, tot het Darwinisme en aanverwante stelsels staan. ‘Wie het scheppingsverhaal verwerpt, geeft daarmêe prijs den vasten ondergrond van het Christelijk geloof; de Heilige Schrift toch is een organisch geheel, dat in al zijn hoofdstukken uitgaat van en zijn kracht ontleent aan die scheppingsdaad Gods; en hoe is het mogelijk te blijven gelooven in het Evangelie van de komst van Gods Zoon in het vleesch, Zijn lijden en sterven voor arme zondaren, maar ook in Zijn opstanding, en hemelvaart en eenmaal te wachten wederkomst, als die mensch voor wie dat alles geschied is, niet anders zou zijn als een hooger ontwikkelde diersoort? (Uit Dr van Staveren's Iets over de doelmatigheid in de organische schepping.’ ‘De evolutieleer is een nieuw uitgedacht stelsel, een nieuw geijkte leer, een nieuw gevormd dogma, een nieuw opgekomen geloof dat zich, heel ons leven omvattend en beheerschend, regelrecht tegen het Christelijk geloof over stelt en niet dan op den puinhoop van onze Christelijke belijdenis zijn tempel stichten kan. Geen ingenomenheid met, noch waardeering van het vele schoone en rijke, dat de studiën waartoe ze prikkelde, ons in den schoot wierp, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
mag ons met dit stelsel als stelsel ook maar één enkel oogenblik vrede doen hebben. Dat stelsel blijft kwaad, al is ook hier uit het kwade, in tal van opzichten, het goede voortgekomen. En daarom tegen dat stelsel van den zonder doel mechanisch opgebouwden kosmos moet ons verzet in alle kringen gaan. Tegenover de besteklooze mechaniek der evolutie, stellen wij het geloof in dat eeuwig Wezen dat alle ding gewerkt heeft en nog werkt naar den raad Zijns willens’ (Uit Dr Schermers' studie: Over de mechanische levensopvatting, en naar de woorden van Dr A. Kuypers' evolutierede).
* * *
Daaruit mag blijken dat het Orgaan der Christ. Ver. van natuur- en geneesk. in Nederland, de belangstelling van ieder geloovige, van welke belijdenis ook, overwaardig is. Meer nog, 't ware wenschelijk dat ook van katholieke zijde iets even degelijk en stichtend in Nederlandsche taal mocht verschijnen. In Vlaamsch België zijn, gelukkiglijk, 't meerendeel der natuur- en geneeskundigen overtuigde katholieken, en verkeeren in gunstiger omstandigheden dan wel in Nederland waar, volgens Dr Hermanides, op drie geneesheeren twee ongeloovigen zouden zijn. Wij beschikken verders over twee degelijke tijdschrifien: La revue néo-scolastique, et les Annales de la Société scientifique. Doch, la Revue néo-scolastique is al te speculatief, en de Société scientifique doet meer aan gewone wetenschap - welke wetenschap katholieken even goed in neutrale bladen kunnen behandelen - dan wel aan wetenschap speciaal beschouwd in haar betrekkingen met het geloof. Beide tijdschriften verschijnen uitsluitend in 't Franschen zoo dit vroeger zeer natuurlijk kon schijnen, kunnen er nú de Vlaamsche katholieke geleerden volstrekt geen vrede meer mede hebben. Wij zijn nu eenmaal overtuigd dat welke pogingen wij ook aanwenden, het Fransch voor ons blijft een vreemde taal die wij verminken en verknoeien, en, die dan weder van haren kant, als wederwraak, onze gedachten verdraait, verbastert en verraadt. Wij staan daar niet op natuurlijken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
bodem en kunnen er geen wortel schieten. Zoo komt het waarschijnlijk ook dat de Belgische geleerden zoo weinig in de wereldlitteratuur bekend zijn, daartegenover reeds een drietal Nederlandsche geleerden een Nobelprijs veroverden en anderen als hoogleeraren bij vreemde natiën fungeeren. Wij zijn nu ook meer bewust over de verplichtingen die wij, hooger ontwikkelden, tegenover hebben, ons volk dat geen Fransch verstaat en dat wij moeten voorlichten. Van uit de Hoogescholen en hare kweekelingen gaat een beschavende invloed over het land. In Vlaamsch België mag, kan, en moet die invloed geen andere zijn dan een intellectueel-Vlaamsche en een ethisch-godsdienstige. Voor ‘l'âme belge’, ‘l'expansion mondiale’ en andere nieuwigheden waarmêe men al te vroegtijdig de Vlamingen een loopje wil doen nemen, zullen wij maar iets gaan gevoelen, wanneer wij in ons eigen land, ons eigen stambroeders, tot een modern-beschaafd volk opgeleid hebben. Intusschen moeten al onze verstandelijke en zedelijke krachten op dat eenige doel gevestigd zijn. Als we dien slag t'huis gehaald hebben, kunnen we ook eenige onzer krachten buiten uitwerken. Ons volk verheffen toch, het veredelen, en in voeling brengen met de gedachtenstroomingen onzer eeuw, dat is nog werken voor 't geen men noemen wil ‘l'âme belge et l'expansion mondiale’. Met andere woorden, wij Vlaamsche katholieken, wij moeten ons ontwennen hooger geestesvoedsel te zoeken uitsluitend in Fransch-Belgische geschriften, en trachten ons alzijdig, in eigen taal, op natuurlijken bodem, te ontwikkelen. Zoo houden wij ons ook door de taal, in innig verband met het volk, en zal de hoogere ontwikkeling die 't lot ons schonk, ook ten goede van dat volk komen. Daarom zij het hier nogmaals herhaald: een vereeniging van Vlaamsche katholieke natuur- en geneeskundigen, schijnt langs om meer een behoefte te worden en zou aan taal en godsdienst de grootste diensten bewijzen. Wij zetten eenvoudig deze gedachten vooruit, doch vertrouwen ze, hoopvol, aan de toekomst.
Gheel, 1908. Dr Fr. Meeus. |
|