Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 457] [p. 457] Mijmering Langs de blauwe waterlanen Zwieren zwanen Statig in hun blanke dracht, Varend met het zoet geklater Van het water Naar des oevers weelde-pracht. Maar ze zien met angstig schromen De avond komen, De avond - die de zon in gloed, In verweifelende lijnen Doet verdwijnen En de kuste scheem'ren doet. En ze voelen nader treden Duisterheden, Op het water, heet en zwoel Sneller doen z' hun blanke lijven Henen drijven Naar het verre... verre doel. Binst de grauwe nacht aan 't dalen Valt, daar dwalen Zij verspreid, langs hier langs daar Door de duistre waterdreven, Stil - al beven Voor het dijzend nachtgevaar. En hoe meer ze nâren... nâren Nader varen, Lokt hen 's oevers weelde-pracht, Maar hun helder-blanke reien Heen verglijen In den duister- diepen nacht. [pagina 458] [p. 458] Langs mijn blanke zielelanen Zwieren zwanen Verder... verder... zonder rust... En ze varen... immer varen Om 't ontwaren - Strevend - de idealenkust... Droomen uit mijn mijmrend herte In de verte Zie 'k u reeds waar 't heil U wacht, Maar of de avond niet zal dalen Die u dwalen Zenden zal in eeuwgen nacht?... Roeselare '08. Frans Delbeke. Vorige Volgende