| |
| |
| |
Boekennieuws
Tractatus de ecclesia et Romano pontifice, auctore Ludovico De San S.J. Brugis apud C. Beyaert, 1906.
De naam van den schrijver alleen is een voldoende waarborg voor de buitengewone waarde van dit werk. Immers P. De San, het vorig jaar gestorven, was een der grootste en schranderste theologen van onzen tijd, wiens schriften als geleerd, duidelijk en degelijk, als puike vruchten van een helderen, scherpzinnigen en hoogst begaafden geest algemeen gevierd werden. Zonder uitstalling van groote geleerdheid, en zonder nieuwe banen in te slaan, wist hij op het oude zijn persoonlijken, kenmerkenden stempel te drukken. Wars van overschrijven en slafelijk navolgen, treedt hij steeds zelfstandig op, legt de kern der zaak bloot ten einde zijne diepgevestigde overtuiging aan anderen mede te deelen, en hun de waarheid in het meest kleurlooze licht voor te stellen. Zijn naam zal in de geschiedrollen der kerkelijke wetenschap in dankbaar aandenken blijven voortleven
Bovenstaand tractaat telt vijf afdeelingen:
1. | De goddelijke instelling der Kerk (blz. 70). |
2. | De kenteekenen der ware Kerk (blz. 158). |
3. | De eigenschappen (onvergankelijk- en onfeilbaarheid; wetgevende, rechterlijke en coactieve macht) der Kerk (blz. 253). |
4. | De ledematen der Kerk (blz. 363). |
5. | De Paus (blz. 1-151). |
De schrijver beschouwt de Kerk niet uit een wijsgeerig oogpunt als een merkwaardig en eenig feit in de geschiedenis, dat in zichzelf de kenmerken der geloofwaardigheid draagt, en de bewijzen van zijnen goddelijken oorsprong, hij beschouwt haar als eene geopenbaarde waarheid en put derhalve zijne bewijsvoeringen uit de heilige Schrift, de traditie en de zoogenaamde analogia fidei.
De hoofdteksten worden niet alleen aangehaald, maar ook uitvoerig besproken ten einde hunne betoogkracht in het volle licht te plaatsen en allen twijfel uit den weg te ruimen.
Als voorbeeld wijzen wij op de bekende Bijbelteksten Matth. xvi, 18, 19; Luc. xxii, 32; Joan, xxi, 15-17, welke in de werken der H. Vaders als grondslagen van het Primaatschap, aan Petrus en zijne opvolgers verleend, aangewezen worden.
De schrijver onderzoekt nauwkeurig de beteekenis der drie overdrachtelijke uitdrukkingen (Petra - claves regni coelorum - potestas ligandi atque solvendi), en leidt uit dit onderzoek de kracht en het gewicht af der woorden van Christus, waardoor hij aan
| |
| |
Petrus en zijne wettige opvolgers de geestelijke opperheerschappij in de Kerk overdroeg.
Aan de schriften der H. Vaders ontleent hij een keur van treffende getuigen uit de eerste eeuwen, die de waarheid bekrachtigen, toelichten en nader bepalen, en zonneklaar de onveranderlijkheid der katholieke leer aantoonen.
Wie deze bewijsvoeringen met aandacht volgt, staat verbaasd over de lichtzinnige uitlegging der ketters, en twijfelt aan de goede trouw der geleerde protestanten, welke vrijwillig blind voor het licht der waarheid, eene verklaring geven van deze uitspraken der H Schrift lijnrecht in strijd met het bewustzijn der Kerk en de eerste wetten der spreektaal.
De belangrijke vraag omtrent de merkteekenen der ware Kerk wordt meesterlijk behandeld. Vooreerst de natuur en de waarde dezer teekens alsmede hunne onderscheiding in negatieve en positieve trekt de aandacht.
Negatieve kenteekenen zijn de eenheid en algemeenheid: want, hoewel zij in de ware Kerk niet kunnen ontbreken, op zichzelven schijnen zij onvoldoende om haar te kenmerken.
Andere theologen (Perrone, Praelect. theol. c. 3, De Locis) zijn van eene andere meening, vooral wanneer deze twee eigenschappen niet afzonderlijk, maar vereenigd beschouwd worden.
Positieve teekenen zijn de heiligheid en apostoliciteit (leer - oorsprong - opvolging) omdat iedere dezer eigenschappen uitsluitend aan de Kerk behoort en aan geen ander genootschap kan behooren.
Talrijke geschiedkundige vragen staan in verband met de leer over de Kerk en geven aanleiding tot gewichtige tegenwerpingen. Ook op dit gebied toont P. De San, dat hij niet minder onderlegd en meester is in de positieve, dan in de spekulatieve theologie, zijne lievelingsstudie.
In het hoofdstuk (blz. 310) handelend over de voorwaarden, gevorderd om lidmaat der Kerk te zijn, velt hij een oordeel over het zoogenoemde Westersch Schisma dat van 1378 tot 1416 de Kerk, in twee deelen scheidde: het eene gehoorzaamde aan den Paus te Rome, het ander aan den Paus in Avignon verblijvend.
Om aan te toonen dat ook gedurende dezen rampzaligen tijd de geloofs- en regeeringseenheid in de Kerk niet te loor ging, werden verscheidene meeningen voorgesteld, door den schrijver onderzocht en als onvoldoend verworpen. Zijn eindoordeel luidt: Indien ten tijde der Kerkelijke scheuring de gemeenzame onderwerping aan een en hetzelfde Hoofd niet bestond, moeten wij zeggen dat de obedientie van Avignon al dien tijd buiten de eenheid der Kerk geleefd heeft. Hiermede gaat echter samen dat deze scheuring slechts zakelijk, niet gewild noch vrijwillig was.
De Bisschoppen van Rome, als wettige opvolgers van den H. Petrus verkrijgen krachtens goddelijk recht de hoogste rechtsmacht in de Kerk.
De heilige Schrift bewaart het stilzwijgen over de wijze van opvolging in het Primaatschap, bijgevolg heeft Petrus deze uit eene persoonlijke openbaring geleerd, of door zijnen wil bepaald. In elk geval is er een menschelijk feit van Petrus aan te nemen, dat of wel over de wijze beslist, of de door Christus geopenbaarde wijze bekend maakt.
De Katholieken leeren dat Petrus de opvolging in het
| |
| |
Primaatschap verbonden heeft aan den bisschoppelijken zetel van Rome, zoodat de opvolgers van Petrus als Bisschoppen van Rome, tevens hem opvolgen in de Primaatswaardigheid.
Deze stelling steunt hoofdzakelijk op drie beschouwingen, meesterlijk door P. De San uit onwraakbare historische bronnen toegelicht.
1. | Petrus kwam naar Rome, werd en bleef Bisschop van Rome tot zijnen marteldood. |
2. | Er bestaat eene duidelijke, nooit onderbroken, uit den tijd der Apostelen stammende traditie van de opvolging der Roomsche Bisschoppen in het Primaatschap. |
3. | De Bisschoppen van Rome hebben steeds het Primaatschap uitgeoefend, en deze uitoefening werd altijd en overal door de Kerkvergaderingen, de Bisschoppen en de bijzondere Kerken erkend en goedgekeurd. |
Wanneer de schrijver handelend over de Pauselijke Onfeilbaarheid de voorwaarden bespreekt, waaruit blijkt dat de Paus ex cathedra spreekt, bemerkt hij in overeenstemming met de zienswijze van Kardinaal Franzelin, dat de Paus zijne leermacht kan uitoefenen in den hoogsten graad, of in een minder hoogen, ondergeschikten graad.
In het eerste geval velt hij een beslissend eindoordeel over hetgeen de geheele Kerk, in geloofs- en zedenzaken, met een onmiddellijk of middellijk goddelijk geloof als 't ware moet erkennen.
In het tweede geval kan hij met recht eene inwendige toestemming vorderen; deze echter steunt noch onmiddellijk noch middellijk op het goddelijk geloof, en daarom beslist hij niet over de onfeilbare waarheid, maar alleen over de veiligheid der leer.
Wij sluiten met den wensch voor eene ruime verspreiding van De San's uitstekend boek ten bate van den bloei en het onderwijs der theologische wetenschap.
Dr A. Dupont.
| |
Geloof en wetenschap. Studiën voor onzen tijd, onder redactie van P. Bouman, S.J.
II. Is Godsdienst noodig? naar het Fransch van Guyot.
III en IV. Het verband tusschen Geloof en Rede, naar het Fransch van J. de Broglie, R.K. Pr. Elk deeltje fl. 0.40. H.G. van Alphen, Amsterdam.
In onzen tijd, nu van alle kanten Godsdienst en Kerk door lage bestrijders worden aangevallen, is het noodig dat een ieder zich sterke in het geloof niet alleen, maar ook zich in staat stelle die aanvallen der goddeloozen af te slaan. Doch hoe zullen gewone menschen het aanleggen de lasteraars te beschamen? Hoe zullen zij de voornaamste opwerpingen weerleggen? Ik meen dat de redactie van Geloof en Wetenschap, door de uitgave van apologetische werkjes in deze behoefte voorzien zal; en werkelijk de nummers, die voor ons liggen, ofschoon niet oorspronkelijk, zijn toch zeer geschikt om gewone menschen te wapenen tegen vooroordeelen en lasteringen van andersdenkenden. Jammer is het dat deze boekjes zoo duur zijn. Deze werkjes moesten in handen gegeven worden van den minderen man, zelfs van den werkman; deze laatste personen hebben er het meeste behoefte aan, doch wie hunner zal voor zulk een werkje
| |
| |
fl. 0.40 betalen, of fl. 2. - voor 6 deeltjes? De redactie neme dit eens in welwillende overweging; bezorgt zij deze uitgave goedkooper, dan zullen die werkjes, hetgeen zij trouwens verdienen, veel meer verspreid worden.
I.D.
| |
Moderne Lyriker. II. Martin Greif, von L. Kiesgen. - Leipzig, Max Hesses Verlag.
De eerste moderne lyrieker, die in een gelijke uitgaaf besproken werd, was Detlev von Liliencron. Onlangs verscheen er een boekje over Martin Greif. Ik vat toch maar niet goed waarom deze dichter onder de Duitsche ‘modernen’ dient geteld te worden, want hij heeft toch al weinig gemeens met de ‘Sturmund-Drang-männer’ van het ‘Jung Deutschland’. De bescheiden, eenvoudige man zal er wel niet zeer over voldaan geweest zijn: hij kan zich niet te huis voelen bij die woelzieke, hoovaardige lui. Maar geen booze haarkloverij. Wat behelst dit boekje van 94 blz. zooal?
Vooraf het portret van den dichter: alzoo een zestiger, met een gezond, echt-burgerlijk voorkomen. Daarna een bespreking van zijn verdiensten als lyrieker, waar o.a. wordt gezegd en bewezen door talrijke aanhalingen uit zijn poëzie dat hij ‘eine hochgeachtete und eine Sonderstellung einnimmt unter den lebenden Dichtern an denen das deutsche Vaterland ja nie arm zu sein pflegt.’ Somige verzen zijn waarlijk mooi genoeg om die bewering ten volle goed te maken, en toch werd de man - zoo het uit zijn bibliographie blijkt - door de critici vaak op onkiesche wijze behandeld door uitspraken als: ‘Greif bedeutet gar nichts!’ en meer dergelijke. Enkele biographische mededeelingen treft men er ook aan. Een studie over Greif als dramadichter ware veel merkwaardiger.
G. Verborght.
| |
Sac. Dr Guido de Gentili. Il Santo, di Fogazzaro. Trento.
‘Fogazzaro und kein Ende!’ hoor ik den lezer roepen. Men heeft nu toch in alle landen en talen der wereld zooveel geschreven over dezen roman, met lofspraken of verguizing, Il Santo vrijgepleit of veroordeeld dat er wel een einde diende aan gemaakt. Maar dit werkje zou al wie Italiaansch kent, wellicht graag doorlezen, omdat het met een strenge onpartijdigheid en duidelijk de strekking van Fogazzaro's boek uiteenzet en typisch-juist de verschillende hoofdpersonen behandelt. Beknopt - en zóo niet zeer vervelend voor hem die Il Santo zelfs niet gelezen heeft - wordt erin alles besproken wat desaangaande moet gezegd worden. Niet minder raak is de beoordeeling dan deze van P. Baumgartner in Stimmen aus Maria Laach.
G.V.
| |
J. Boubée, S.J. La littérature belge. Bruxelles, Dewit.
Met mijn overdreven vlaamschgezindheid dacht ik dat hier én de Vlaamsch-schrijvende én de Fransch-schrijvende letterkundigen uit België zouden op het verhoog treden. Ik had toch van jongs af geleerd dat er in mijn land Vlamingen en Walen wonen, en dat er twee talen geschreven en gesproken worden in België. Er is hier slechts spraak van de Fransch-schrijvende,
| |
| |
want de eerwaarde pater zegt zelf dat er hier natuurlijk geen spraak kan zijn van de Vlaamsch-schrijvende letterkundigen zooals Gezelle, Streuvels, Van Langendonck, en evenmin van deze die een Waalsche gewesttaal schrijven. Het komt me echter niet heel natuurlijk voor dat zulks natuurlijk is en de Vlaamsche schrijvers stellen bij deze die een Waalsche gewesttaal schrijven is een weinig onbeleefd. Wat meer is, de Vlaamsche letterkunde is iets heel anders dan de Franco-Belgische! Toch worden hier in dit werkje de eigenschappen der Franco-Belgische school goed afgeschetst, op haar gebreken en verdiensten wordt wel nagewezen, en eenige harer vertegenwoordigers worden, uit eerbied tot hun naam of hun werk, nog al speciaal besproken.
G.V.
| |
Lod. Mercelis. Levenszangen, kl. 8o, VIII-232 blz., fr. 2.50. J. De Meester, Rousselare. J.S. De Haas, Amsterdam, 1904.
Na Natuur en Hert, in 1885, na Kempische Harp, in 1889, biedt ons, na een zwijgen van vijftien jaar, de Eerw. Heer Mercelis 68 Levenszangen aan. Wij vinden in de ontboezemingen des dichters een kloppend hart voor godsdienst en vaderland. Vooral in zijne huiselijke tafereelen, in zijne herinneringen aan het innig-zoete familieleven, in al die stukken, waar de zanger zijn teergevoelig priesterhart uitlaat in licht weemoedige beschouwingen, grijpt hij diep in het gemoed. Maar kloek en vurig klinkt zijne taal waar hij van vaderlandsliefde spreekt, zoo: Aan 't verjongde Kempenland, blz. 36: Martelaars en Brigands (de helden uit den Boerenkrijg), blz. 65; Oproep aan de Vlaamsche Broeders, blz. 95; Aan het Kempenland, blz. 106.
De dichter houde ons eenige aanmerkingen ten goede. Versmaadt hij niet een enkel maal de versmaat? Zegt men wel van den raaf dat hij zingt? (blz. 8) Mag eene ziel, die ten hemel vlucht, arm genoemd worden? (blz. 30) Is ‘met zuken rekel van een beest’ (blz. 70) wel dichterlijk? Is ‘De Heiland lachte eens in zijn baard’ (blz 82) niet een gallicieme? of het door den dichter zoo dikwijls gebruikte ‘wonne’ niet een germanisme? Zou men op blz. 165 in plaats van schuldloos niet beter schuldig lezen in het vers:
Zoo zong de mensch zijn paradijzenlied,
eer hij zijn kroon van 't schuldloos voorhoofd stiet.
Is op blz. 189, eindelijk, het neerhakken van de menschenroze niet een te sterk beeld in:
Zijn de vale najaarsblaren
Dood ten gronde neergevaren,
't Was hun aangewezen lot!
Neergehakte menschenroze,
Hebt ge ook wel uw pad gekozen,
Gingt gij weder naar uw God?
Na deze lezing mogen wij den lezer wel een juweeltje uit den bundel aanbieden: (blz. 126)
In de kroon
In de kroon der appelaren,
Tusschen teeder groen en blaren,
Blinkt, als lachend zonnelicht,
Kier en daar een lief gezicht.
't Zijn als roode kinderwangen,
Met een mondje vol verlangen,
Waarop als de glimlach staat
| |
| |
Zie, hoe daar in 't kleurgetoover
Van 't stil-spelend takkenloover
Waar de morgenzon in danst,
Elk van die gezichten glanst.
Bleeke zijn er, fijn van verven,
Blank als wichtjes die gaan sterven,
Andre bloedig-rood van bast,
Of doorschijnend als albast,
Andre teeder-geel als zane,
Of gelijk het licht der mane,
Die haar wassen bleek gelaat
In een wolk van neevlen baadt.
Ginder staat er een te gloren
Blond als gouden rijpend koren
En daarnaast een bruin van tint,
Zie, hoe in die knuistige armen
Zij hun tengre leden warmen,
Gulzig zwelgend levenssop
En de boom vol welbehagen
Schijnt den zoeten last te dragen
Lachend stil die blozers aan
Uit zijn zielesap ontstaan.
Moeder Eva heeft verzonnen,
Door dat bleuzerspel verwonnen,
En betooverd stil gestaan:
'k Had misschien als zij gedaan!
Geef, o Heere van hierboven,
In ons schaamle boerenhoven,
Sappig fruit ons menigvoud
Van het voezaam appelhout.
Maar, behoud ons, zwakke wichten,
Voor die kwade lokgezichten,
Die als tooverappels staan
Tusschen 't groen der levensbaan.
Na deze lezing moge de lezer beslissen, of de dichter goed deed zijne Levenszangen toe te vertrouwen aan den uitgever, die voor een eenvoudig en passend uiterlijk zorgde.
P. Buissink.
| |
Carla door Benno Vos. - Uitgeversm. Voorburg. Amsterdam 1905.
Een roman van 303 bladzijden. 't Onderwerp is niet heel nieuw: een burgermeisje (te langen laatste komen we te weten dat zij een buitenechtelijk kind is) wordt misleid door een rijkemansjongen; en ze komt terecht in een ontuchthuis, waar ook haar kind wordt grootgebracht.
Eenige jaren later ontdekt daar de man zijn kind, en zijne vroegere minnares die nu op haar sterfbed ligt.
We zouden niet willen zeggen dat het den schrijver er om te doen is zich te vermeien in dit onderwerp; maar zulke onderwerpen kiest men niet.
J.V.
| |
Arthur Imhoff, door Hans Land. Roman uit het Duitsch vertaald door J.F. Ternooy Apèl. - J.A. Sleeswijck-Bussum.
Arthur Imhoff, hoogleeraar in de medecijnen te Berlijn is 50 jaar oud. Hij trouwt met een meisje Annine von Arnsbry, die er nog 19 is. Hij beleeft er niet veel genoegen aan; de jonge vrouw is ziekelijk, hij stuurt ze naar Montreux en daar geraakt ze verliefd op een jongen Duitschen baron die zooeven eene Amerikaansche heeft laten zitten. Annine schrijft naar haar man, deze komt afgestoomd naar Montreux en is nog juist op tijd om door eene gevaarlijke operatie 't leven te redden van den baron, door zijn oud lief, de Amerikaansche een kogel in 't hoofd gezonden. Imhoff vindt het nog al natuurlijk dat zijne vrouw meer van den baron houdt, er was een te groot verschil tusschen zijn ouderdom en dien van Annine.
't Verhaal zelf dus, beteekent niet veel; erg romantiek! Maar 't karakter van Imhoff is met liefde geteekend. Dat geeft waarde aan het boek.
J.V.
| |
| |
| |
Het land van Rubens. Belgische reisherinneringen door Busken Huet, met eene inleiding van Max Rooses. Derde druk. - Haarlem, H.D. Tjeenk Willink en zoon 1905.
Busken Huet's Land van Rubens is te wel bekend om er hier nog veel over te zeggen. De nieuwe druk bewijst dat de lezers dit boek, geschreven in 1879, niet verouderd vinden. 't Zijn reisherinneringen, zooals de ondertitel het aanduidt; reisherinneringen van iemand die niet het platteland, wel de steden bezoekt, met het oog op de kunstschatten die ze bevatten, en die daarover zeer vlot weet te vertellen, die het karakter van den kunstenaar, met enkele bijzonderheden weet uit te beelden; van iemand die 't verleden kent van dit land en met geschiedkundige feiten en anecdoten zijne ‘causerieën’ doorspekt en duidelijker maakt.
Busken Huet was half Parijzenaar geworden toen hij zijn boek schreef; daarmee moet men rekening houden om zijne zienswijze hier en daar te begrijpen. Ook over de letterkunde van België, de Vlaamsche en de Fransche, schrijft hij. Dat deel is fel verouderd: Virginie Loveling is de groote Vlaamsche, Charles Potvin en Caroline Gravière zijn de groote franschschrijvende letterkundigen voor Busken Huet. Ook vóor 1879 waren er anderen die met eere nevens en vôor deze drie mochten genoemd worden. De tairijke platen die het boek versieren zijn doorgaans wel geslaagd.
E.V.
| |
Strijd om de heilige plaatsen. Met plannen en platen door P. Urbaan Coppens, O.F.M. - Rousselare, Jules de Meester.
De overlevering heeft de ware ligging der plaatsen, die de Zaligmaker door zijn leven en streven geheiligd heeft, aan de vergetelheid onttrokken. Door den H. Stoel werden de Franciscanen (‘Nuper Charissimi’ van den 21 Nov. 1342) als wettige bewaarders van die heilige plaatsen aangesteld, die hiervoor goed en bloed veil hadden en met het geld der Nederlanden van Noord en Zuid verschillige heiligdommen konden afkoopen en versieren. Nu trekken niet alleen de Rationalisten deze plaatsen in twijfel, maar ook zijn er Fransche congregaties en voornamelijk de Paters Assompsionisten, die onder den dekmantel van wetenschap, maar inderdaad uit politiek en eigenbelang, die heiligdommen aan de Minderbloeders willen betwisten. Het gevolg van dezen strijd zal niet, gelijk zij meenen, eene toenadering der schismatieken zijn tot de Moederkerk, maar eene verdere afscheiding, ja zelfs bij de katholieken zal de godsvrucht voor die plaatsen vernietigd worden. Dit alles behandelt Pater Urbanus wijd en breed in het eerste deel van zijn boek.
In het tweede deel, de vertaling van ‘Le Palais de Caïphe’ etc, reeds vroeger door denzelfden schrijver uitgegeven, bewijst Pater Urbaan, dat alle geslachten zelfs lang vóor de IXe eeuw, het huis van Caïphas en de grot waar Petrus zijn verloochening beweende, van elkaar onderscheiden, op den berg Sion bezochten en dat deze twee plaatsen niet kunnen gelegen zijn in den tuin der Paters Assompsionisten; eveneens dat verschillende andere plaatsen, het huis van Annas, het paleis van
| |
| |
Pilatus, enz., niet te vinden zijn, waar ‘La Palestine’ deze wil zoeken, maar dààr, waar de overlevering ze altijd heeft aangewezen.
Gedurende zijn arbeid is het ‘Vindicamus hereditatem patrum nostrorum’, waarmee de strijd is gestreden, minder scherp geweest. Hadden wij meer van de heilige plaatsen te zien gekregen, het boek zou aangenaam zijn geweest om te lezen en frischheid en belangrijkheid aan het geheel gegeven hebben.
P.D.
| |
Mijn nieuw systeem om het lichaam te stalen en te harden, door Dr Hunold Lakmann, arts. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 81 bladz. Met vele platen. Prijs 2,50 fr.
Het doel van het boek is ‘den lezer den weg te wijzen, harmonisch ontwikkelde lichaamsvormen te krijgen door een rationeel oefeningssysteem.’
Vooraf komen beginselen van gezondheidsleer: over eten en drinken, over den slaap, over de baden. Dan uitleg over lichaamsoefeningen die elkeen gemakkelijk aan huis kan doen, 't zij vrijoefeningen zonder eenig gewicht of apparaat, 't zij oefeningen met den autogymnast. De uitleg is eenvoudig, de platen goed uitgevoerd, maar sommige platen maken het boek toch minder voor jongens geschikt.
J.V.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
F. Dryvers. Kerkstemmen of gebeden en gezangen. Werchter Dryvers. |
Karl. Kimmich. Die Ursachen des niedrigen Kursstandes deutscher Staatsanleihnen. Eene Untersuchung über Englischen Franzosischen und Deutschen Staatskredit Stuttgart und Berlin, 1906. |
| |
Uitgaven der firma Noordhoff. Groningen
Dr. G. Slothouwer. Synchronistisch overzicht van de geschiedenis der beide laatste eeuwen, f 1.25. |
Dr. M. De Boer. Leerboek der algemeene geschiedenis. 1ste deel, f 1.25. |
C. Grondhoud en P. Roorda. Engelsch leesboek III deel, f. 1.90. |
J. De Josselin-De Jong. Blikken in Britanië. Opstellen ter vertaling in het Engelsch, f 0.75. |
F.M. De Jaeger. Beginselen der vlakke coördinatenleer, met 30 fig. f 1.00. |
T.J. Bruyn. Handelsaardrijkskunde. Eerste deel met 32 pl. en 18 kaarten, f 0.75. |
Dr. J. Kors. Leerboek der Stereometrie, tweede druk, herzien door Dr. O. Postma met 95 fig f 1.00. |
Dr. Vitus Bruinsma. Eetbare en vergiftige paddestoelen met 190 gekleurde afb |
R. Bos. Vragenboekje bij onze provinciën, 5 cents. |
R. Bos. Onze provinciën. Leerboekje der aardrijkskunde in Nederland. |
| |
| |
R. Bos. Eerste en tweede aardrijkskundig teekenboek, voorlooper van onze provinciën, 15 cents. |
Guy De Maupassant. Contes choisis, f 0.60. |
Dr. H. Blink. Nederland. Handleiding bij het onderwijs in de aardrijkskunde van Nederland, f 1.25. |
Wereldbol. Geïllustreerd maandblad voor reizen en ontdekkingen, land en volkenkunde. Onder redactie van J. Hendrik Van Balen. Druk. Maatsch. Voorburg. |
Jan Relman. Tusschen twee kusten en andere dingen. Drukk. Voorburg. |
Henri Borel. Opstellen 2de bundel. Drukk. Voorburg. |
J. Steynen. Van het menschenspel. (Schetsen en impressies. Voorburg. |
Thilo Erchholk. Nationale deutsche Bankpolitik. Berlin. Verlag von Wilhelm Süsserott. |
Frederik Van Eeden. De kleine Joannes, 3de deel. Amsterdam. W. Versluys. |
E. Ernst. Ouderplicht. Venloo Mosmans Sr. f 1.10. |
| |
Volksboekjes. Uitgaven van Mosmans Venloo
F.X. Wetzels. Het laatste glas, 0.25. |
F.X. Wetzels. Visch noch vleesch, 0.25. |
F.X. Wetzels. Mannenwerk, 0.30. |
F.X. Wetzels. Vrouwenwaarde, 0.15. |
| |
J. Cotta'sche buchhandling nachfolger
Fr. Hugo Thieman. O.F.M. De titels der litanie van Jesus H. Hart. In toespraken overwogen. Nijmegen. L. Malmberg. |
Godfr. Kurth. De wording der hedendaagsche beschaving. In het Nederl. bew. door Osw. Robyns, priester, 2de deel. Haarlem. H. Van Alfen. |
J. Waterreus. Pr. De anti-christelijke leer der theosofie. Haarlem. Van Alfen. |
Bretonsche Volksliederen. Uit het Keltisch samengebr. en toegelicht, door Vte Hersart de la Villemarqué. Naar het Fransch bewerkt, door E.H. du Quesne, van Gogh, Baarn, Hollandia drukkerij. |
|
|