Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9
(1896)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |
Omroeper.XXIIIe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Antwerpen. - Het bureel van het Congres houdt zich ieverig bezig met het opmaken van het programma, dat rijk is aan zeer belangrijke vraagstukken. Eerstdaags zal men eenige der voornaamste punten, die aan de dagorde staan, met de namen der sprekers, meêdeelen. Kortelings zal ook de ledenkaart aan de Congresleden gezonden worden; zij is geteekend door den Antwerpschen kunstschilder P. Van der Ouderaa.
Woord en Beeld (Juni) bevat: Kittij (vervolg); portret van Prof. Kern met een bijschrift van dr. G.C. Uhlenbeck; de Amsterdamsche politie door H.M. Krabbé; een schets van Java's Zuiderstrand van Hooyer; Musette van W.F. Siep.
Bij A.W. Sijthoff is verschenen: Kamerplanten. Handboek tot het kweeken van planten in de Kamer. Vrij bewerkt naar het Hoogduitsch door E.Th. Witte.
Door de firma Loman en Funke te s' Gravenhage is een net boekdeel uitgegeven bevattende twee novellen van Vng. Loveling: In het land der verbeelding en Op Bevegem. L.J. Veen heeft uitgegeven drie novellen van Melati van Java: In extremis, Vacantie en Met handschoenen. Bij N.J. Boom te Amsterdam verscheen De gelukzoekers van Anton Smit, schrijver van Dokter Duquesnes.
Bij den uitgever Ad. Wesmael-Carlier te Namen, verscheen een merkwaardig boek: De Vlaamsche Volksnamen der planten van België, Fransch-Vlaanderen en Zuid-Nederland, met aanduiding der toepassingen en der genezende eigenschappen der planten, door E. Paque, van het Gezelschap Jesus, prof. van plantenkunde aan de Faculteit van Wetenschappen te Namen.
De firma Beijers te Utrecht geeft uit een catalogus (no 176) voor muziek en tooneel (1265 nummers met de daarbij gevoegde prijzen).
De firma Frederik Muller en Ce. te Amsterdam, geeft uit een catalogus ‘Americana’, omvattende 1670 werken, waaronder zeer zeldzame en curieuse: o.a. de reizen, uitgegeven door de gebroeders De Bry (Frankfort, 1590-1619), in 23 deelen, met Latijnschen tekst en vol gravures (zij zijn genoteerd voor f 160). Voorts de reizen van Cornelis Claeszoon (1604-1610) en van Saeghman (f 325); een eerste druk van den Franschen Le Maire en Schouten; een zeldzaam werk over Brazilie͘, van De la Poppellimère (1582, f 275): een eerste editie in het Latijn van Henri Hudson's reis (Hessel Gerrits, 1612, voor f 375 genoteerd); Nathaniël Morton (1669), over de geschiedenis van Nieuw-Engeland (f 975); Van der Donck's beschrijving van Nieuw-Nederlant (Amsterdam, 1656, f 450); O. Keye, Beschrijvinge | |
[pagina 406]
| |
van Seirenamme (Den Haag, 1660, f 225); John Smith, Description of New England (1616, f 300); dezelfde, History of Virginia (1632, f 650). Voorts unica betreffende Willem Usselincx, stichter van de West-Indische Compagnie, waarbij een origineel portret (f 250) en een zeldzaam werk van hem, Argonautica Gustaviana (Frankfort, 1633, f 400): een merkwaardige verzameling origineele en gedrukte kaarten, betrekking hebbende op den Amerikaanschen vrijheidsoorlog (f 1200), enz. Tegenover den titel van het boekdeel is de afbeelding opgenomen van een vergulde boekenkast in den stijl Louis XIV, ter bewaring van een prachtexemplaar van Blaeu's grooten atlas, in negen deelen (Amsterdam, 1649-'65, f 900). Op het omslag prijkt het portret van Usselincx.
Het Goethe- en Schiller- archief te Weimar is Zondag, in tegenwoordigheid van den Groothertog en de Groothertogin, ingewijd.
Verschenen: Dr D.G. Jelgersma. De ontkenning der moraal, eene wijsgeerige (?) letterkundige studie. Amsterdam, Scheltema en Holkema 1896. Alleen de ‘evolutionistische moraal’ (?!!) is voor den schrijver de ware, niet de moraal van Ibsen en Nietzsche die de moraal ‘ontkennen’. Dit zijn, zegt hij met Nordan ‘gedegenereerden’.
Te Leeuwarden is verschenen de 1e afl. van een Friescls Woordenboek, benevens een lijst van Friesche eigennamen. De eerste grondslagen van dit werk zijn gelegd door dr. Joost Hiddes Halbertsma met zijn broeder dr. E.H. - Tijdens zijn langdurig leven had hij een schat van Friesche woorden, zegswijzen enz., uit den mond van het volk opgeteekend, of uit Friesche schrijvers bijeengebracht en die verzameld in twee lijsten, welke hij met zijn rijke boekerij, handschriften, oudheden enz., aan de provincie Friesland heeft vermaakt, met den wensch, dat zijn verzameling vanwege de provincie zou worden uitgegeven, al ware het ook bij wijze van glossarium. Ofschoon de Prov. Staten in 1869 besloten aan dien wensch te voldoen, ondervond de uitvoering groote vertraging, zoowel om de bewerking als om de groote kosten.
Onder den titel ‘Veertien jaar Literatuur-Geschiedenis’ (1880-1893) heeft Willem Kloos opstellen, uit den Ned. Spectator, het weekblad De Amsterdammer, en vooral uit De Nieuwe Gids, in twee deelen bij S.L. Van Looy en H. Gerlings te Amsterdam laten verschijnen. ‘Mogen zij gelezen worden, zooals zij geschreven zijn, met ernst en goeden wil’, zegt de schrijver in een kort voorwoord. Indien al de mannen van De Nieuwe Gids zóo beslagen op het ijs waren gekomen, als Kloos, de jonge garde zou heel wat meer vrienden tellen. Kloos schettert niet, maar uit zich bedaard en meestal gematigd; hij is vaak zeer ondeugend (getuigen de opstellen over Doedes, Vuylsteke, Bohl), maar zelden hatelijk. Zijn | |
[pagina 407]
| |
critiek steunt doorgaans op goede gronden en altoos op een vaste overtuiging en wordt door bewijzen gesterkt. ‘Het is aangenamer gedichten te genieten, dan den dichter te betuttelen’, zegt Kloos in een opstel over Herman Gorter. Maar hoe tot het genieten te komen van een poe͘et van wien Kloos zelf (deel II blz. 147) zegt: ‘Deze allernieuwste dichter schrijft hoe langer hoe meer een taal zoo onbegrijpelijk voor het meerendeel der menschen, dat het antwoord van velen, zelfs zeer erg welwillenden, slechts een lachbui is’, en verder: ‘zijn beeldspraak is zoo vreemd dat men er blind voor blijft’. Kloos staat, waar het verzen geldt, op een zeer bijzonder standpunt. Dat ‘de poëzie niet kan bestaan zonder de klankexpressie’ (deel I blz. 171) zal ieder gereedelijk toegeven: of liever, dat spreekt van zelf. Maar Kloos gaat veel verder, waar hij zegt (deel I blz. 148): ‘Het talent van een artist-metwoorden (alias dichter) moet niet worden beoordeeld naar het diepzinnige zijner gedachten, of het treffende der gebeurtenissen, die hij bezingt, maar uitsluitend en alleen (wij kursieveeren) naar de kracht en fijnheid, waarmede hij de gedachten en sentimenten en gebeurtenissen heeft gevoeld en gezien, en naar de meerdere of mindere zuiverheid, waarmede hij dat gevoel door klanken heeft weten uit te drukken’. Hadde Kloos geschreven ‘dat het talent enz., niet alleen moet worden beoordeeld enz., maar ook enz.’, niemand zou daartegen eenig bezwaar kunnen hebben. Later schijnt hij zelf het overdrevene van zijn stelling te hebben ingezien, althans op blz. 171 schrijft hij: ‘Dat toch de poëzie niet alleen ligt in de beteekenis der woorden enz’. Het boek prikkelt vaak tot tegenspraak, maar het wekt tevens tot denken en het is een kostelijke bijdrage tot de letterkundige geschiedenis van deze ‘fin de siècle’. (Uit Het Vaderland.)
Vlaamsche Academie. - In de zitting van Mei heeft de Academie ten geschenke ontvangen: ‘De Vlaamsche volksnamen der planten van België en van Fransch-Vlaanderen,’ door P. Paque, S.J. N. de Pauw heeft eene lezing gehouden over een grafschrift dat men op een zerk van 1290 leest, gevonden in den Braemgaten te Gent. Eindelijk heeft F. Van der Haeghen lezing gegeven van een opstel getiteld: ‘Eene pleitrede ten gunste van het Vlaamsch na de 16e eeuw,’ benevens eenige opmerkingen over dit weinig bekende werk. Deze verschillende lezingen zullen gedrukt worden in het Bulletijn van de Akademie. De vergadering heeft besloten tot het drukken van een zeer lijvig gedenkschrift over de Kamers van Rhetorica, voor 40 jaren door M. Prud. Van Duyse geschreven. De uitgave zal gedaan worden door F. De Potter en Florimond Van Duyse. In de zitting van Juni gaf de heer Coopman verslag van de laatste afleveringen van het Woordenboek, de hr. Daems biedt Uit Bosch en Brand van A. Vermeiren aan. De heeren De Vreese | |
[pagina 408]
| |
en Muyldermans worden tot briefwisselende leden, de heer Tannen te Bremen wordt tot buitenlandsch lid verkozen.
Koninklijke Akademie. - Zitting van den 11n Mei - Prof. Kern gedenkt den gestorven Karel Holle en diens Sudaneesche studiën. Prof. van Leeuwen houdt een voordracht over strekking en samentelling van Aristofanes' Kikvorschen. Zitting van Juni. - Gedachtenis van Allard Risson. Levensbericht van prof. Veth, door Van der Lith. Mededeeling van Fockema Andre over de ministerialiteit in Nederland. De heer J. Debie schrijft aangaande den Goedendag in den Biekorf, 7e jaar, blz. 152, het volgende: ‘Er zijn twee getuigenissen die M. Van MaldeghemGa naar voetnoot(1) geheel of ten deele verwaarloost en die ons best schijnen kond te doen hoe de knodse der Klauwaerts gemaakt was. De gentsche minderbroeder, die best van al die gebeurtenissen van die woelige tijden in zijne Annales Gandenses, heeft aangestipt, sprekende van W. van Saeftingen, zegt: In het vlaamsche leger ziet hij eenen man die eenen zwaren eikenen stok heeft, met eenen ijzeren band omwonden en van een scherp ijzer voorzien, die in de tale van 't volk staf genoemd wordt; hij koopt hem en hij geeft ervoor de beste merrie, die hij uit zijn klooster heeft medegebracht; hij verslaat met dien stok een onzeggelijk getal Franschen. Als er zulke duidelijke getuigenissen bestaan is het niet noodig dat er nog iemand de waarheid nopens den goeden dag elders ga opsporen. Giovanni Vilani, die het slagveld van Pevelenberg doorloopen heeft, vermeldt in zijne Istorie Fiorentine dat sommige vlaamsche wapenknechten gewapend waren met eenen knobbbeligen stok, gelijk den staf eener spies; aan den top was er een ijzer bestaande uit eene spits en eenen ijzeren band om te slaan en te steken: dit groot wapenstuk noemden zij Godendac.’ Het betreft hier muurschilderijen in de Leugemete door Felix de Vigne, kunstschilder te Gent, ontdekt.
Mr P. Bellefroid oud-leerling van Leuven, en ernstige flamingant, advokaat en gemeenteraadslid te Hasselt, afgeveerdigde voor Limburg in het middenbureel van den Vlaamschen Katholieken Landsbond, is tot leeraar in strafrecht en burgerlijk recht, aan de hoogeschool van Luik, benoemd. | |
[pagina 409]
| |
Wedstrijd.De maatschappij ‘de Noordstar’ heeft, ter gelegenheid van de vijf en twintigste verjaring harer stichting, eenen toonneelletterkundigen prijskamp uitgeschreven waarin twee prijzen te winnen zijn: 1e prijs, 500 fr. en een verguld eeremetaal en diploma, 2e prijs, een verguld eeremetaal en diploma. De mededingende stukken moeten vóór 1n Januari 1897 gezonden worden aan den heer P. Defreyn, voorzitter der Noordstar, zuidlaan 30, te Brussel. † De amerikaansche romanschrijfster Beecher Stowe is op den eersten Juli j.l. te New-York overleden in den ouderdom van 84 jaar. | |
Toonkunst.Het Nederlandsch Tooneel sloot het seizoen met eene herhaling van den Freischütz, Czar u. Zimmermann en Fidelio. Er hadden tot heden 68 vertooningen van opera's op Nederlandschen tekst plaats. De opera van Jan Blockx op tekst van de Tière, De Herbergprinses, welke men voor had te Antwerpen ter gelegenheid van het letterkundig Congres op te voeren vraagt te veel kosten dan dat het plan kan verwezenlijkt worden.
De Wagner-ziekte en de hedendaagsche muziekcrisis, eene brochure van 24 blz. uitgegeven door I.H.G. Weenink te Amsterdam, bewijst dat de schrijver, J.A. Gullen niet gansch op de hoogte van Wagner is en zich op een terrein gewaagd heeft, waar hij niet thuis behoort.
Vincent d'Indy's Fervaal zal in het begin van het volgend seizoen in de Monnaie worden gegeven, met Imbart de la Tour in de titelrol, die hij met den componist bestudeert.
Timmner zet nu toch Viotta's ‘College voor Muziek’ te Amsterdam voort, met medewerking van den heer en mevr. Mossel, Gottfried Mann mej. C. Esser, Jacques Hartog en G.A. Kreling (solfege en piano). | |
Tentoonstellingen.Tentoonstelling te Brussel in 1897. - Het ‘Parc du Cinquantenaire’ heeft een uitgestrektheid van 36 hectaren. Daarvan zullen 10.000 vierk. meters door het gebouw voor de schoone kunsten en 11.000 vierk. meter door de zalen voor wetenschap en gezondheidsleer, reddingwezen, ‘économie sociale’ en de door vrouwen uitgeoefende kunsten en door hare gedane vindingen worden ingenomen. Van de vervelende marskramers, die, vooral in de laatste jaren, zonder onderscheid van nationaliteit op de wereldtentoonstellingen in alle hoeken | |
[pagina 410]
| |
en gaten verspreid lagen en den ernstigen bezoeker niet weinig ergerden, zullen wij ditmaal verschoond blijven. In het park, dat zich voor het gebouw uitstrekt, zullen ter weerszijden gaanderijen worden gebouwd om die stalletjes onder dak te brengen. Andere bedekte gaanderijen zullen den bezoeker veroorloven het hoofdgebouw, zonder last van zonneschijn of regen, te bereiken. Naar het voorbeeld der Parijsche tentoonstelling van '89, maar op uitgebreider schaal, zal men, eveneens ter weerszijden van het park, de geschiedenis der menschelijke woning in vroeger tijd voorstellen. Doch die huizen zullen bewoond zijn, en wel door lieden in de plunje van den tijd. Vooral aan dat gedeelte der tentoonstelling zal bijzonder veel zorg worden besteed. Reeds hebben Frankrijk, Groot-Britannië, de Vereenigde Staten, Spanje, Perzié, de Argentijnsche Republiek, Ecuador enz. hun medewerking toegezegd. Die van Nederland, Duitschland. Oostenrijk-Hongarije, Italië, Rusland enz. wordt nog tegemoet gezien. Een reusachtige laan, ik zeide het reeds, ter breedte van 60-80 meters, en waaraan ijverig wordt gearbeid, zal het ‘Parc du Cinquantenaire’ met dat van Tervueren, midden door het heerlijke Bosch van Soignes, verbinden. Een electrische spoorweg zal het verkeer tusschen beide punten vergemakkelijken. Bovendien zal te Tervueren zelf, bij wijze van proef, een staatsspoorweg met éen enkel spoor naar het zoogenaamde ‘système mono-rail’ worden aangelegd, een stelsel, dat soortgelijke vervoermiddelen met een volslagen omwenteling bedreigt. Men beweert toch, dat daarmede in éen uur 150-200 kilometers kunnen worden doorloopen. Het prachtige park te Tervueren heeft een oppervlakte van 210 hectaren; daarvan zullen 96 door de tentoonstelling ingenomen worden en 114 ter beschikking van het publiek blijven. In het tweede dier cijfers zijn 3000 vierk. meters begrepen, die voor een ‘Palais des colonies’ worden bestemd. Daar wenscht men vooral een zeer volledig overzicht van den Congo-Staat in te richten, terwijl uitgebreide vijvers in het park den inboorlingen dier volksplanting zullen veroorloven zich aan hun water-sport te wijden. en aan de commissie van de tentoonstelling waterfeesten in te richten. Naar men ziet, schoone beloften genoeg, die - ik haast mij het te verklaren - reeds voor een groot deel in vervulling zijn gegaan, en zich dus wel geheel zullen verwezenlijken.
Tentoonstelling te Parijs. - Over de parijsche Salons en het algemeen bewonderd Heilig Avondmaal van Dagnan-Bouveret, zegt een opsteller van het Vaderland, M.E..., betreffende Christus met den wijnkelk in de hand en van zijne zitplaats verrijzende, het volgende: Hoe vurig bewonderend ook, praat ik ongaarne na en vroeg mij daarom af: wat wordt er van de waarheid op zulk een schilderij? Eenige jaren geleden heb ik te Londen een portret van Christus gezien met het volgende onderschrift: ‘Portret van Jezus Christus, gesneden op smaragd, op bevel van Keizer Tiberius. Dit portret werd geschonken aan Paus Innocentius VII door den Sultan | |
[pagina 411]
| |
der Turken, om de vrijheid te verkrijgen van zijn broeder, die gevangen was genomen door de Christenen.’ Op dat portret nu is Christus het onvervalscht type van den Semiet, met golvend zwart haar, breed maar lang voorhoofd, haakvormigen neus, vrij zware, eenigszins omkrullende lippen, waarboven een lange, dungezaaide snorrebaard, die uitloopt in een eveneens donkeren, maar weinig zwaren baard. Het spreekt wel vanzelf, dat zijn apostelen ook tot dit type moeten hebben overgeheld en wat dan te denken van al die figuren van Dagnan-Bouveret, waarin men, ondanks de meesterlijke mise en scène, terstond moderne Europeanen, typen uit de Fransche arbeidersklasse, herkent? Wat van Christus zelven, die niet in 't minst overeenkomt met zulk een historisch, echt mannelijk portret, maar doet denken aan een van die gevoelsmenschen, bij wie 't verstand niet dicht is gezaaid en die, toch al moeilijk te verdragen van wege hun sentimentaliteit, bepaald onuitstaanbaar worden, zoodra ze in hun aangezicht iets weeks, iets popperigs krijgen, dat in ongunstigen zin aan de vrouw herinnert. Ook komt het mij voor, dat op deze schilderij de heilige eenvoud ontbreekt, die juist de groote bekoorlijkkeid uitmaakt van godsdienstige schilderijen uit vroeger eeuwen, toen men nog zoo onwrikbaar oprecht, zoo grenzenloos en vol vertrouwen geloofde. Ik had in plaats van die moderne figuren, welke malgré tout aan onzen sceptischen tijd herinneren, daar dien echt Semietischen kop van dat portret uit Tiberius' dagen wel eens willen zien, omringd door twaalf apostelen als die, welke met den Meester in Palestina rondzwierven, van zuiver Oostersch type, eenvoudig van geest, tot lichtgeloovigheid toe, maar die boven alles Hem liefhadden, die zulk een onweerstaan bare aantrekkingskracht op hen had weten uit te oefenen. De illusie, het ideaal had bij een dergelijke voorstelling misschien verloren, doch de waarheid zonder twijfel gewonnen! | |
Standbeelden-nieuws.De uitvoering van het monument te Spa is opgedragen aan den Luikschen beeldhouwer Hippolyte Le Roy, die te Gent woont. Het monument zal een fontein zijn met in wit marmer de beeltenissen van Willem III en Leopold II, geflankeerd door twee vrouwenfiguren, die bloemen voor de beeltenissen strooien. Belgíe͘ zal voor gesteld worden door een vrouw in de schilderachtige kleeding der boerinnen van de streek. Proficiat! De ‘Prawo Westnik’ berekent, dat door de bij keizerlijk besluit verleende verlichting van belasting, aan grondbelasting gedurende de eerstvolgende tien jaren door de grondeigenaars ongeveer 74 millioen roebels zal worden bespaard. Door het schenken der achterstallige belastingen lijdt de schatkist een schade van 16 1/2 millioen roebels. Te Nancy is een standbeeld voor Carnot onthuld. Te Essen heeft men besloten voor Li-Hung-Tschang, onderkoning van China, een gedenkteeken op te richten. | |
[pagina 412]
| |
Wolfgang Müller von Königswinter krijgt aldaar een standbeeld. Er zal een gedenkteeken ter gedachtenis van den rijnschen dichter Karl Simrok in Bonn opgericht worden. Voor den Madonna-schilder Pr. Ittenbach zal te Bonn ook een standbeeld verrijzen. Het monument van Gustav Freytag zal niet te Wiesbaden, maar te Leipzig worden opgericht. De boekhandelaar Hirzel aldaar schonk reeds 5000 Mark daarvoor. De bibliotheek van Freytag is voor 20.000 Mark verkocht. Karl Löwe krijgt een monument in zijn vaderstad te Löbejün bij Halle. Fritz Schaper zal het maken. Te Pretoria zal binnen kort een standbeeld worden onthuld voor Paul Kruger, ontworpen en uitgevoerd door A. Van Wouw. Het bronzen beeld, dat Oom Paul voorstelt in zijn Zondagsche kleeren, met hoogen cylinder, zal met het granieten voetstuk 40 Eng. voeten hoog zijn. Op elken hoek van het voetstuk komt het beeld van een gewapenden Boer. Een ruiterstandbeeld van Keizer Wilhelm I, Koning van Pruisen, te Frankfort a/M. in Mei l.l. onthuld. Voor den oom van Président Faure is een borstbeeld te Amboise onthuld. Te Besançon heeft zich een comité gevormd om een gedenteeken op te richten voor Victor Hugo, die daar geboren werd. De Raad stond 5000 frs. toe. Tolstoi, Ibsen, Echegaray, Boito traden als leden tot het comité toe, dat binnen een jaar tot de onthulling hoopt te kunnen overgaan. Te Parijs heeft zich reeds tien jaar geleden een Victor Hugo-comité gevormd, dat 150.000 frs. bijeenbracht; Barrias is aangewezen om het monument te maken, maar men hoort niets van de onthulling. Te Milaan is een ruiterstandbeeld onthuld voor Victor Emmanuel, Te Weenen is een standbeeld onthuld voor den Dombaumeister Friedrich Schmidt. De stad Buenos Aires heeft besloten een gedenkteeken voor Garibaldi op te richten, die in 1852, aan het hoofd van een ‘legioen’ Italianen, een einde hielp maken aan de dwingelandij van Manuel Rosas. Voor Karl Lo͘we wordt niet alleen een borstbeeld voor de markt te Löbejun, zijn geboorteplaats, maar ook een gedenkteeken te Kiel en een te Stettin vervaardigd. Voor Jules Simon zal, behalve een standbeeld te Lorient, een grafmonument te Montmartre worden opgericht. | |
Briefwisseling.Is de Nederlandsche Spectator erin geloopen, dat hij ons Standbeelden-nienws als iets ernstigs heeft opgevat?.... zie no 26, 1896. Om dit op te helderen verwijzen wij hem naar het artikel Standbeelden van Prof. P. Alberdingk Thijm in de rubriek Beeldhouwkunst van jaargang 1888 der D. Warande. | |
[pagina 413]
| |
Hierin wordt duidelijk gemaakt: De gedachte, die door een standbeeld eigenlijk moet verzinnelijkt worden schijnt in onze dagen meer en meer verduisterd te geraken; blz. 416. Ten tweede wordt hierin aangetoond, hoe dikwijls andere drijfveeren dan de kunstzin aanleiding geven tot het oprichten van dergelijke gedenkteekenen. Ten derde is het reeds lang bewezen dat b.v. de ondergang van Griekenland nabij was, toen het vele honderden standbeelden voor zijne helden ging oprichten. Het opsommen der nieuwe standbeelden opgericht voor mannen van zeer bedenkelijke verdienste is dus niets anders dan eene waarschuwing en een spot, en in veel opzichten een ‘rubriek, die zeer zeker in een lang gevoelde behoefte voorziet,’ gelijk de Spectator lachend mededeelt; want de standbeelden-dolheid neemt meer en meer toe. Red. | |
Splinters.Oude Friesche spreekwoorden
Kop nin haering aerstese int net heste. Wol begoun is haest spoun. |