| |
| |
| |
Omroeper.
Letterkunde.
Walter Scott's Werken. De heeren Gebis. Cohen te Arnhem geven uit: Walter Scott's Romans, opnieuw vertaald en bewerkt door Gerard Keller, fraai geïllustreerd met een groot aantal platen, waarvoor de galvano's zijn aangekocht van den Engelschen uitgever. De uitgave is zeer goedkoop en zal volledig zijn in 100 afleveringen van 2 tot 3 vel druks, voor slechts to cents de aflevering.
De uitgave opent met Ivanhoe.
| |
Nieuwerwetsch Tooneel.
De Amsterdammer, weekblad van d. 19n Februari, geeft een artikel, onderteekend H.J.M, waarin de brutale naaktheid (soi-disant kunstrealisme) van het hedendaagsch tooneel behoorlijk gegeeseld wordt.
‘De heeren Kieukniet en Poolman schijnen het er op gezet te hebben, ons op de planken van het ‘Salon’ een tooneel te laten zien, in realiteit voor dat, door Hugo in het achtste hoofdstuk van het zevende boek van zijn ‘Notre-Dame de Paris’ beschreven, niet onderdoende; een van die natuurlijke gevallen, waarin Jupiter zelf zooveel dwaasheden doet, dat de goede Homerus gedwongen is een wolk te hulp te roepen. In ‘Sodom's ondergang’ van Sudermann, werden zekere bijzonderheden nog geheel aan onze fantasie overgelaten, het feit zelf had in een aangrenzend vertrek plaats. In Elisa, La fille Elisa, een door Jean Ajalbert naar den gelijknamigen roman van Edmond de Goncourt bewerkt tooneelspel, maken wij al vorderingen. Het weerzinwekkend schouwspel wordt hierin nog alleen door een min of meer doorzichtig kreupelboschje aan het oog van den toeschouwer onttrokken.
Zoo zal het natuurlijk steeds verder gaan. Ik geloof, aan de directie van het ‘Salon’ en het publiek een dienst te kunnen bewijzen. In een oud-Hollandsche klucht, De bedroge droomer, wordt het geval in kwestie in optima forma, zonder de beschutting van struikgewas of wat ook, vertoond. Indien het ‘Salon’ deze ten tooneele bracht, zou iedere verdere climax voorloopig onmogelijk zijn gemaakt, en zouden wij misschien weer eenigen tijd verschoond blijven van tooneelvertooningen, die zich alleen door brutaliteit en jacht naar opspraak van het gros der middelmatige tooneelvertooningen onderscheiden. De voorstelling van Elisa verdient te eerder en te dringender afkeuring, omdat zij niet, zooals te Parijs, in beperkten kring plaats had, en bovendien omdat zij uit een artistiek oogpunt zoo jammerlijk onbeholpen en gebrekkig was...
| |
| |
Boekhandel Met de onderteekening van den heer L.H. Smeding, geeft de naamlooze vennootschap, getiteld De Nederlandsche boekhandel, te Antwerpen een omzendbrief uit, om alle boekhandelaren op te roepen ter bevordering van het boekenverkeer tusschen Noord- en Zuid-Nederland.
De administratie bestaat uit de heeren G. Schillemans (W.J. Thieme & Co), te Zutphen, J.K. Tadema (De Erven F. Bohn), te Haarlem, S. Warendorf (Van Holkema en Warendorf) te Amsterdam.
De bestuurder noodigt in afzonderlijken tweeden omzendbrief de belgische boekhandelaren uit, nieuwe werken, prospectussen, enz. in te zenden aan het Nieuwsblad voor den boekhandel. Adies: Nederlandsch boekhandel, te Antwerpen, St. Jacobsstraat 44.
Waarom hebben de belgische boekhandelaren hunne namen niet aan de Nederlandsche kunnen verbinden, ten einde den oproep dringender te maken?
Wij zijn benieuwd te vernemen hoe deze poging zal werken.
Trithemius Men vraagt inlichting omtrent Jo. Sapidus, eenen vriend van Trithemius, abt van Sponheim.
Tr. gaf aan Sapidus een exemplaar van Otto van Freisingen, uitg. 1602, met houtsneden van Holbein ten geschenke, en maakte daarin opmerkingen met de pen.
Tijdschrift Museum voor philologie en geschiedenis, om verslag te geven van de vorderigen dier wetenschappen op eigen bodem en in den vreemde, op den voet van de Revue critique, The Athenaeum, The Academy, Literarisches Centralblatt, Deutsche Literaturzeitung.
Rectoren en Conrectoren van nederlandsche gymnasien hebben gemeend door de uitgave van zulk een museum in ‘gebleken behoefte’ te voorzien.
De onderteekenaren van den omzendbrief-prospectus willen het plan ter uitvoering brengen.
In het Museum zullen, behalve philologie en geschiedenis ook opgenomen worden opstellen over schoolboeken en dergelijke werken, mededeelingen over ‘nieuwe ontdekkingen’, opgravingen, ‘op touw gezette wetenschappelijke onderne ningen’, ‘recensien’, ‘zaken en vraagpunten van hooger en middelbaar onderwijs’, gebeurtenissen aan universiteiten, gymnasien en hoogere burgerscholen.
Onderteekenaren zijn drie hoogleeraren uit Groningen: Dr. P.J. Blok, Dr. J.S. Speyer. Dr. R. Symons met eenen tros van tachtig medewerkers, maar met uit alle nederlandsche gouwen evenveel.
Uit geheel België vinden wij slechts twee namen. De leden der Vlaamsche Academie zijn voorzichtig vermeden. Leve de samenwerking!.. In den boekhandel misschien? Eh!..
Ibsen. Auguste Ehrhardt heeft een werk uitgegeven: Henrich Ibsen et le théâtre contemporain. (Paris, Lecène et Oudin, 18o, 470 blz., fr. 3.50). Ehrhardt plaatst Ibsen op den eersten rang in de heden- | |
| |
daagsche letteren; hij noemt diens drama's romantiques, philosophiques, modernes, symboliques
Dr Willem Duflou, hoogleeraar te Luik, heeft in het Zeitschrift für Deutsche Philologie, eene merkwaardige verhandeling geschreven over Hans Sachs als zedespreker in zijne Fastnachtspiele.
| |
Toonkunst
La Mer van Paul Gilson is met grooten bijval te Amsterdam uitgevoerd.
Franciscus van Edg. Tinel is te Berlijn met meer dan schitterenden bijval, tweemaal in het philharmonisch concert, onder de leiding van Siegfried Ochs, uitgevoerd. De toondichter werd meer dan twintig maal terug geroepen. De Berlijnsche muzikale pers noemt F. een der allergrootste meesterwerken van onzen tijd.
Dichter van Droogenbroeck houdt zich uezig met de vertaling in Nederlandsche verzen van Descamps' onlangs in Frankrijk bekroond drama Afrika. Er zal muziek bij geschreven worden.
Afgehapte boterhammetjes Volgens een Berlijnsch blad, waarvan de schrijver den welbekenden toonzetter van Cavaleria Rusticana, signor Mascagm geïnterviewd heeft, zijn een aantal Berlijnsche dames zoodanig op den kunstenaar gecharmeerd, dat er een wedstrijd is uitgebroken om boterhammetjes, door den componist opzettelijk tot wegschenken bij zijn ontbijt afgehapt, meester te worden.
Bij Mascagni's verblijf te Berlijn in het hôtel de Rome, werden alle dagen een zestal zulke boterhammetjes versch afgebeten aan de schoonen uitgereikt. (Waren er met genoeg, dan beet er de ‘Kellner’ nog eenigen af!...)
De Moniteur belge (Staatsblad) meldt den 2o Februari:
‘Groote prijskamp van toonzetting van 1893 De Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs brengt ter kennis der belanghebbenden, dat een dubbele prijskamp wordt geopend voor een gedicht in Nederlandsche taal en een gedicht in Fransche taal, om op muziek gebracht te worden voor den prijs van toonzetting van 1893 (prijskamp van Rome).
Een prijs van 300 franken, of een gouden medaille van dezelfde waarde, zal aan de schrijvers der bekroonde gedichten toegewezen worden.
De gedichten zullen met meer dan drie muziekstukken van verschillend karakter, onderbroken door zangverhalen, behelzen, niet meer dan twee honderd verzen bedragen, en behooren tot het lyrische of tot het dramatische vak. Het is onnoodig dat zij geschikt wezen voor de tooneelopvoering. De schrijvers mogen naar believen eene alleenspraak maken of verscheidene personnages doen optreden.’
| |
| |
De Belgische schrijvers die aan den prijskamp willen deelnemen moeten vóór den 1n April 1893, hun werk zenden naar het secretariaat der Koninklijke Belgische Academie van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten (Brussel). De handschriften mogen geen enkele aanduiding dragen, die den schrijver kan doen kennen. Zij zullen vergezeld gaan van een gesloten briefje bevattende den naam en de woonplaats van den schrijver. Het is verboden, op pene van verbeuring van den prijs, een valschen naam te gebruiken.
Zangrollen. De woorden Dugazon, Falcon, Laruette en Trial, die als naam op het ‘tableau de la troupe’ eener Fransche Opera voorkomen, waren oorspronkelijk namen van personen, die op deze wijze in de rollen waarin zij bijzonder uitmuntten, vereeuwigd zijn. Dugazon o.a., wier voornaam Louise Rosalie was, en die van 1755 tot 1821 leefde, was aan de Opera Comique te Parijs verbonden en speelde de rollen van ‘amoureuses’ met een zoo groot talent, dat men die later met haren naam bestempeld heeft. Falcon (Marie-Cornélie) was eerste dramatische zangeres aan de Groote Opera te Parijs en zong het eerst de rol van Valentine in Les Huguenots; van daar dat het vak, waartoe deze en dergelijke rollen behooren, haren naam draagt. De rollen van vader of voogd worden Laruette genoemd, naar Jean-Louis Laruette (1731-1792), die in deze partijen uitmuntte. De zoogenaamde ‘speeltenor’ eindelijk heet Trial, naar Antoine Trial (1736-1795), een ster in zijn vak. (Maandbl. v. Muziek.)
Contrabas. Hertog Willem Maurits van Saksen-Merseburg (18e eeuw) had in zijn paleis eene zaal vol van groote contrabassen, waaronder er een voorkwam, in 't midden van 't vertrek geplaatst, waarbij men met een ladder moest opklimmen om erop te spelen.
Muzikaal kanon. De eerste toonkunstenaar die het kanon onder de speeltuigen opnam was Sarti, kapelmeester te St.-Petersburg. Karel Stamtz te Neurenberg volgde hem na.
Koper. België telt 2876 fanfare- ‘maatschappijen’, en bovendien 1100 harmonie- ‘maatschappijen’; summum 3976.
| |
Spot of Ernst?
Men raadt ernstig de volgende taalverbas... verbeteringen aan:
Alt = Hoogzang. - Altist = Hoogzangwerkster. - Aria = Luchtzang. - Bas = Grondzang. - Contrabas = Grondvedel. - Clarinet = Helderhout. - Componist = Toonzetter. - Concert = Toonwedstrijd. - Concertmeester = Toonwedstrijdmeester. - Duet = Tweezang. - Fagot = Takkebos. - Finale = Slotzang. - Fuga = Toonjacht. - Hobo (Hautbois) = Hooghout. - Instrument = Toonwerktuig, Instrumentaal muziek = Werktuigtoonkunst. - Muziekdirecteur = Toonwerkleider. - Symphonie = Samenklanktoonstuk. - Trompet = Schetterkoper. - Viool = Hoogvedel.
| |
| |
| |
Schilderkunst.
Albert Devriendt, bestuurder der koninklijke Academie van Antwerpen, is gelast met het schilderen van een groot drieluik, dat zal geplaatst worden in de kapel van St-Lucas, links van het hoogaltaar der hoofdkerk. Dat drieluik zal aan Mgr. Sacré geschonken worden, ter gelegenheid zijns vijf-en-twintigsten verjaardags als pastoordeken van Antwerpen. Het bestaat uit 7 paneelen; het middenpaneel stelt voor de Heilige Maagd en het kind Jesus, omringd van engelen en rozen; in het linkerpaneel bevindt zich het portiet van den jubilaris, hebbende zijnen beschermer aan zijne zijde; in het rechterpaneel bevindt zich de Heilige Lucas, de Heilige Maagd schilderende, en daarbij vier afbeeldingen van heiligen.
Rijks-Museum te Amsterdam - De volgende schilderijen zijn ten geschenke ontvangen: a. van den heer dr. A. Bredius, te 's Gravenhage: een fraai heuvelachtig landschap van den weinig bekenden Pieter Stalpart, van wien het museum tot dusver niets bezat, gejaarmerkt 1635, en eene mythologische voorstelling van Adriaen van Nieuland, gejaarmerkt 1656; b. van den heer Jos. de Kuyper te Rotterdam: portietstukje, voorstellende man, vrouw en twee kinderen in de kleederdracht van omstreeks 1740. De teekenstift in de hand van den man, het kunstboek waarop zijn linker elleboog rust en eene bij de groep geplaatste schilderij, toonen aan, dat dit portretstukje de beeltenis te zien geeft van een kunstenaar wiens naam nog niet ontdekt is.
| |
Bouwkunst.
Van de Ecole de Médecine, een der kostbare nieuwe gebouwen van Parijs, heeft de architect een ‘monument’ willen maken, maar weinig gedacht aan de levende personen die daarin zouden moeten werken en leeren. Er zijn galerijen die nergens heen leiden, en waar niemand ooit overgaat, kolossale looze deuren voor de symetrie. Het laboratorium voor pathologie is zeven meters hoog en niet voldoende te verwarmen; langs het midden van den muur loopt een balcon, dat nooit gebruikt wordt, de studenten zouden er mets kunnen zien van hetgeen er vertoond word. Het laboratorium voor den professor in de anatomie Farateuf heeft een toegang, waarbij de architect zeker aan lokale kleur heeft willen doen, en gedacht heeft dat hij voor het Ambigu-theater de ontleedkamer van Ambroise Paré bouwde: een lage deur, een donker gangetje. een smalle wenteltrap, als de geheime ingang in de vijfde acte van een drama.
De snijkamers zijn niet te verwarmen; daarentegen is de verwarming van het groote amphitheater zoo ingericht, dat het maximum van hitte uit de pijpen van den calorifère precies onder den zetel van den hoogleeraar uitkomt. In diezelfde zaal is al tweemaal een begin
| |
| |
van brand geweest door den calorifère; de eerste maal zijn de muurschilderingen verbrand; de tweede maal waren de leden van het chirurgisch congres bijna gebraden.
P. Génard, archivist te Antwerpen, en Muller te Utrecht, hebben reeds vóór eenige jaren de opmerking gemaakt, dat (in de 16e eeuw) te Antwerpen goudsmeden als bouwkunstenaars verschijnen.
Is er iemand welke nog meer dergelijke eigenaardigheden van de kunstenaars uit vroeger eeuwen kent?
Het samenleven van verschillende soort kunstenaars, wordt alreeds bewezen door de rederijkkamer De Olijftak, waarvan evenveel schilders als beoefenaars der dichtkunst deel uitmaakten.
Wikinger-boot. Te Gothstad, in Noorwegen, bewaart men een vaartuig der Wikingers, van de negende eeuw. Een scheepsbouwmeester uit Sandefjord is belast het schipje na te bootsen, en zijn werk naar Chicago ter tentoonstelling te zenden.
De kiel is 56 voet lang, 16 duim hoog en aan den bovenkant 8 duim breed. Men moet daartoe eenen Canada-boomstam uit Schotland ontbieden.
Kon. Vlaamsche Academie Woensdag, d. 15n Februari: Lezing van den heer Mathot, Een taalstrijd te Antwerpen in 1793.
De keurraden voor de ten tweeden maal uitgeschreven prijsvragen worden herkozen.
Ten wedstrijd zijn ingezonden:
1o ‘Klank- en vormleer in de werken van Jan van Ruysbroeck.’
Beoordeelaars: Bols, Daems, Willems.
2o ‘Huiselijk leven, zeden en gewoonten in eene Vlaamsche gemeente gedurende de 2e helft der XVIIIe eeuw, bepaaldelijk vóór de Fransche Omwenteling’.
Beoordeelaars: de Potter, Hanssen, Mathot.
De Minister bericht dat de beeldhouwer Beule belast is met de uitvoering van het borstbeeld van Hendrik Conscience, ter versiering van een der zalen van de Academie.
De Heer D. Claes, te Namen, zond opmerkingen over de vertaling van zekere woorden in het proces Coucke en Goethals.
De heer Micheels bespreekt de vertaling van het treurspel Sapho, van Grillparzer, door den leeraar J.L. Haller.
Congres. Wij herinneren nog eens, dat het Ned. taal- en lett. congres bepaald is op de vier laatste dagen der maand Augustus.
Wereldcongressen te Chicago. Blijkens door den gezant der Ver. Staten van Amerika nader verstrekte inlichtingen, zullen de bij gelegenheid van de wereldtentoonstelling te Chicago te houden wereldcongressen in onderstaande volgorde plaats hebben.
Gedurende de maand Mei: I. Vrouwelijke vooruitgang (Woman's Progress). II. De pers. III. Genees- en heelkunde.
| |
| |
Geduiende de maand Juni: IV. Matigheid. V. Hervorming op zedelijk en maatschappelijk gebied. VI. Handel en bankwezen.
Gedurende de maand Juli: VII. Muziek. VIII. Letterkunde. IX. Opvoedkunde.
Gedurende de maand Aug: X Technische wetenschappen. XI. Kunst, bouwkunde enz. XII. Wetshervorming en staatswetenschappen. XIII. Congressen over bijzondere onderwerpen XIV. Wetenschappen en wijsbegeerte.
Gedurende de maand Sept.: XV. Arbeidsvruag. XVI. Godsdienst, zending, kerkgenootschappen. XVII. Zondagsrust.
Gedurende de maand October: XVIII. Openbare gezondheid. XIX. Landbouw
Personen, vereenigingen of genootschappen welke aan een of meer congressen wenschen deel te nemen, kunnen nadere inlichtingen bekomen hij het departement van buitenlandsche zaken.
| |
Naroep.
Th. Ign. Welvaarts. Juist verscheen de aflevering van Januari, toen de Dietsche Warande eenen harer vlijtigsten en begaafdsten medewerkers verloor.
Theodorus Ignatius Welvaarts was geboren te Schijndel den 20n Juni 1840. Na voorafgaande studie trad hij in de orde der Norbertijnen op den 15n November 1863, werd priester, lector der wijsbegeerte en H. Schrift, bibliothecaris.
Hij arbeidde steeds vlijtig aan het afschrijven en uitgeven van de grondbrieven der abdij Postel. Zoo verscheen in 1877: Reusel, in 1879: Is. J. Beugels, in 1877/78: De geschiedenis der abdij Postel, waarvan in 1887 eene tweede uitgave volgde In 1880/81 zag de Geschiedenis van Corsendonck het licht, en onder de hand menig deftig gelegenheidsgedicht.
In 1882 gaf kan. Welvaarts Postel en zijn vroegere invloed in de Nederlanden uit, in 1882/83: Sleutzes Spook te Schijndel, verder: Postel in de betrekking tot de Kempen, in 1884, Overzicht van Premonstreit na 1790, in 1883 nog: De Beiersche processie naar Scherpenheuvel, Levensschets van L. van Cannart d'Hamale, in 1886: Mengelingen in dicht en proza, een groot aantal kleine levensschetsen en bijdragen in De Katholiek, Het Belfort, Dietsche Warande, nu ten slotte bearbeidde de ijverige werker Postel's Bibliographisch woordenboek.
Hij stierf, onverwacht, na eene korte ziekte, bij het begin des jaars O.H. 1893 - een voorbeeld van vrome plichtvervulling en onafgebroken studie, een sieraad zijner orde.
J.W. Brouwers. Bij het sluiten der aflevering ontvangen wij het treurig bericht des afstervens van eenen anderen begunstiger en
| |
| |
medewerker der Dietsche Warande, pastoor Brouwers van Bovenkerk aan den Amstel. Hij was een vroom priester, een groote weldoener zijner gemeente, in Belgie welbekend door zijne schriften over den dichter Vondel, over Spaansche letteren, enz enz., zeer gezocht door zijn recht dichterlijk oratorisch talent, beiden in 't Fransch en in 't Nederlandsch, met woord en daad een bevorderaar van de Congozaak, ridder van de Eikenkroon en van de Leopoldsorde, buitenlandsch lid der koninklijke Vlaamsche academie. Hij stierf den 2n Maart plotselijk te Maastricht, waarheen hij was gereisd ter begrafenis van zijnen ouden vriend, Mgr. Rutten, pastoor-deken aldaar, en ter verheerlijking van Leo XIII, door eene feestrede.
De Amsterdammer (dagblad) schrijft in het nummer van den 9n Maart, blz. 6, o.a het volgende:
Pastoor J W. Brouwers werd den 1 Januari 1831 te Margraten bij Maastricht geboren. Zijne ouders wier eerstgeborene hij was, telden nog geen veertig jaren met elkander. Eenige dagen na zijn geboorte stierf zijne jonge moeder; zijn vader kwijnde weg van verdriet en stierf nauwelijks twee jaar na zijn vrouw. Gelukkig voor den kleinen wees, trokken zich liefderijke bloedverwanten hem aan en gaven hem een vriendelijk ‘te huis’ terug. Toch voelde hij vooral op lateren leeftijd diep, wat hij in tegenstelling met andere kinderen derven moest. Vooral toen hij als leerling in Rolduc de eerste prijzen steeds behaalde, griefde het hem dat hij geen ouders bezat die zich konden verheugen over de triomfen van hun zoon.
Dat de jonge Brouwers hoog en veelzijdig begaafd was, bleek reeds spoedig; hij bezat de gave der welsprekendheid in hooge mate, daarbij een hoogst dichterlijken geest, het talent voor talen, en bij dat alles een gloeiende geestdrift voor wat hij schoon en goed achtte.
Na zijn studiën aan het Groot Seminarie te Roermond voltooid te hebben, werd hij tot professor aan het bisschoppelijk college te Roermond benoemd. Voor het eerst werd echter de aandacht op den jeugdigen priester gevestigd, toen hij in '62 op het katholieken-congres in Mechelen zijn bekende redevoering op Vondel hield. Voor zijn letterkundige verdiensten werd hij met het ridderschap der Eikenkroon beloond.
Naar Amsterdam overgegaan, werd hij daar mederedacteur van De Tijd en rector van het St. Bernardusgesticht.
Hij wijdde zijn beste krachten aan de betere kennis van Vondel en diens tijdvak. Een van zijn lievelings-ideeën was het, te bewijzen, hoe Milton veel aan onzen Voudel te danken had.
Bij het eeuwfeest van Vondel, was hij de ziel van de zoo goed geslaagde feesteljke herdenking van onzen grooten dichtervorst.
In '72 pastoor van Bovenkerk in Nieuwer-Amstel geworden, wijdde hij zich met geheel zijn ziel aan deze gemeente. Hij bouwde daar een kerk, die tot de schoonste Noord-Hollandsche kerken mag gerekend worden; hij stichtte er scholen en een pastorie, schilderachtig gelegen aan het Bovenker- | |
| |
ker meer; maar bovenal wijdde hij er zijn krachten aan de belangen zijner parochianen.
Bekend werd ook pastoor Brouwers door zijn strijd met woord en pen tegen de annexatie van Nieuwer-Amstel bij Amsterdam.
Over tal van onderwerpen heeft de overledene geschreven of met gloed het woord gevoerd.
Nu eens was het Nieuwer-Amstel's onafhankelijkheid als gemeente, dan weer de Congo-questie (welke hem het ridderschap der Leopoldsorde verwierf) of de restauratie van het Muiderslot, de roem van Calderon, het lot der gepensioneerde onderofficieren, en dan vóór alles de rechten van den paus en de kerk, waarvoor hij herhaaldelijk in het strijdperk trad. Een zijner laatste bemoeiingen gold het Columbusfeest. Aan hem is het voor een deel te danken, dat de herinneringsdag van het groote feit der ontdekking van Amerika in ons land niet onopgemerkt bleef.
Zeer zeker zal pastoor Brouwers als letterkundige nog lang in herinnering blijven en zijne vrienden zullen hem nog lang gedenken als een vriendelijk en gul gastheer, zijne parochianen als een vaderlijk vriend en weldoener. Brouwers was correspondeerend lid der belgische ‘Koninklijke Vlaamsche Academie.’
Van uit de parochie-kerk te Bovenkerk werd heden middag het lijk van pastoor Brouwers ter aarde besteld.
In de kerk, waar vele belangstellenden bijeengestroomd waren, werd een plechtige lijkdienst gehouden, en door pastoor Van Zantenal het goede dat de overleden priester verricht heeft in een welsprekende rede in herinnering gebracht.
| |
Splinters.
Les voor eenen Recensent. De waarheid is zoo teêr als een verguldsel-blaadje, dat men heel zachtjes met een watje moet aanraken.
De schepping eens kunstenaars is gelijk eene bloem, indien zij heerlijk ontluiken zal, zoo moet zij uit de ziel waarin zij wortelt, overvloedig gesterkt worden.
Tottmann.
De gedachten tot schepping van een kunstwerk zijn gelijk aan trekvogels, zij komen als van zelven, wanneer het eerst recht warm wordt in ons hert.
Id.
| |
Bladvulling.
De heer W.Kes is tot directeur der afd. 's Hage van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst benoemd. Hij blijft even wel tevens voor ons Concertgebouw te Amsterdam behouden.
|
|