Marie Legrand, Victor Claes, John Palmer, Eric Hubèr, Francis Verdoodt, Werner Pauwels, Aleidis Dierick. Wat zij presteren is niet gering en zal ook niet onopgemerkt voorbijgaan.
Met vertedering denken we terug aan de ontelbare redaktievergaderingen, doorzakkertjes en kollektieve buien van artistieke hysterie. Er zweven lito's, litomappen, litostenen, tentoonstellingsimpressies, gesprekken met mensen, talloze boeken, gekalligrafeerde gedichten, aangrijpende prozapassages, joernalistieke en essayistische exploten in onze dromen. Ze vormen een planetarium, een pandemonium in de kontekst van een angstwekkende en soms grimmige krisiswereld.
Brengen fragmenten uit dichters- en schilderswerk, in een tijdschrift als het onze, enig soelaas? Wiekt uit het proza en het plastische gebeuren de zucht op van een vrije en onafhankelijke geest, van een geest die de werkelijkheid door artistieke ogen wil bezien?
Biedt het tijdschrift hoedanook perspektief?
Wij zijn geneigd hier ‘Ja’ op te antwoorden.
We zouden anders wel goed zot zijn. En ook de abonnee kan op deze vraag niet ‘Neen’ zeggen, zonder aan zichzelf te twijfelen en het gevaar te lopen opgeslokt te worden door de anonieme afgrond van ‘verloren abonnees’, een Wirtziaans voorgeborgte van het eeuwige ongeluk.